
Jurisprudentie
BG3508
Datum uitspraak2008-12-23
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers07/10411
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers07/10411
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ontvankelijkheid. Nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de HR door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437.2 Sv, zodat verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
Conclusie anoniem
Nr. S 07/10411
Mr Jörg
Zitting 4 november 2008
Conclusie inzake:
[Verzoeker = verdachte]
1. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft verzoeker bij arrest van 28 januari 2007 wegens - kort gezegd - opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, sub B, Opiumwet gegeven verbod en handelen in strijd met art. 26, eerste lid, Wet Wapens en Munitie, veroordeeld tot vijftien weken gevangenisstraf. Voorts heeft het hof de teruggave aan verzoeker van de inbeslaggenomen geldbedragen gelast.(1)
2. Verzoeker heeft tijdig beroep in cassatie doen instellen. Hoewel de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv geldig is betekend, zijn namens hem geen middelen van cassatie voorgesteld.
3. Ingevolge art. 437, tweede lid, Sv dient op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee maanden na de betekening van de voorbedoelde aanzegging door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie te zijn ingediend. Nu bij de Hoge Raad niet tijdig een schriftuur is ingediend dient verzoeker niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep te worden verklaard.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 Deze zaak hangt samen met de ontnemingszaak met griffienummer 07/10412 P waarin ik heden eveneens concludeer.
Uitspraak
23 december 2008
Strafkamer
nr. 07/10411
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 februari 2007, nummer 20/003116-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 december 2008.