Jurisprudentie
BG1500
Datum uitspraak2008-10-21
Datum gepubliceerd2008-10-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580044-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580044-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte veroordeeld tot 5 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 maanden voorwaardelijk voor het dealen in cocaïne samen met zijn broer gedurende 3,5 maand.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580044-08
Uitspraak d.d.: 21 oktober 2008
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats] (Soedan) op [1984],
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 7 oktober 2008.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
1. De verdediging heeft ter terechtzitting als preliminiair verweer gevoerd, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging, nu verdachte reeds op 28 maart 2008 door de politierechter te Zutphen is veroordeeld voor overtreding van artikel 2 van de Opiumwet, gepleegd op 10 en 11 november 2007. Gelet op de onderhavige aan verdachte ten laste gelegde periode, te weten de periode van
1 september 2007 tot en met 12 maart 2008 wordt verdachte thans vervolgd voor hetzelfde feit als waarvoor hij reeds op 28 maart 2008 is veroordeeld, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.
2. De rechtbank heeft dit verweer ter terechtzitting deels verworpen en heeft daartoe overwogen dat het vonnis van de politierechter van 28 maart 2008 betrekking heeft op het enkele voorhanden hebben van cocaïne op 10 en 11 november 2007. In de thans voorliggende strafzaak is aan verdachte primair ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 september 2007 tot en met 12 maart 2008 in cocaïne heeft gedeald, subsidiair dat hij in die periode cocaïne voorhanden heeft gehad. Voor zover het verweer van de verdediging betrekking heeft op het primair ten laste gelegde, te weten het verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, is de officier van justitie dan ook ontvankelijk in zijn vervolging. Het verweer wordt in zoverre verworpen.
De rechtbank heeft de officier van justitie echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging voor zover deze ziet op het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne op
10 en 11 november 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 12 maart 2008 te Ulft en/of te Doetinchem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Standpunt van het openbaar ministerie en de verdediging
3. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, te weten dat verdachte zich in de periode van 1 september 2007 tot en met
12 maart 2008 samen met medeverdachte [medeverdachte B]i heeft schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne.
4. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, nu verdachte ontkent enige betrokkenheid te hebben bij het feit. Daartoe is - kort samengevat - naar voren gebracht dat medeverdachte (en broer van verdachte) [medeverdachte B] de leverancier was van de middelen. Daarbij is gewezen op de diverse verklaringen van afnemers, die aan de hand van een door de politie getoonde foto medeverdachte [medeverdachte B] hebben aangewezen als de leverancier, genaamd [verdachte A]. Gesteld wordt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] veel op elkaar lijken en dat daardoor bij de afnemers persoonsverwarring bestond, te meer nu verdachte eveneens [verdachte A] wordt genoemd.
Door de verdediging is tevens (nogmaals) gewezen op het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.
Mocht de rechtbank evenwel wettig en overtuigend bewezen achten dat verdachte betrokken is geweest bij de handel, dan is er volgens de verdediging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat hij in cocaïne heeft gehandeld, nu medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij handelde in "turbomix", waarvan de ingrediënten mannitol, inositol, cafeïne en een verdovende stof (niet-zijnde cocaïne) zijn.
Beoordeling van de tenlastelegging (voetnoot 1)
5. De rechtbank acht voor het bewijs de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
6. Getuige [getuige A] heeft op 15 mei 2008 tegenover de politie verklaard dat verdachte bij hem werkzaam is geweest en dat hij sinds ongeveer een jaar het mobiele telefoonnummer van verdachte had, waarop hij verdachte ook altijd kon bereiken. Desgevraagd deelde Van Oss aan de politie mede dat het nummer van verdachte [mobielnummer 1] was. (voetnoot 2) Getuige [getuige R] heeft op 19 mei 2008 tegenover de politie verklaard dat zij in januari 2008 met verdachte telefoonnummers heeft uitgewisseld en dat verdachte haar het telefoonnummer [mobielnummer 1] heeft gegeven. (voetnoot 3)
[getuige B] heeft op 22 mei 2008 bij de politie verklaard, dat hij voor het laatst van [verdachte A] heeft gekocht. Het zou volgens hem zo maar kunnen dat hij ook wel eens van diens broer, [medeverdachte B], heeft gekocht. Als [verdachte A] de cocaïne kwam brengen op een afgesproken plek, dan was volgens [getuige B] zijn broer er wel eens bij. Tot slot heeft [getuige B] aangegeven, dat hij voor één gram cocaïne € 50,- moest betalen. (voetnoot 4)
Op 15 februari 2008 te 22.36 uur wordt met het bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer [mobielnummer 1] gebeld naar het bij medeverdachte [medeverdachte B] in gebruik zijnde telefoonnummer [mobielnummer 3]. Er wordt gezegd dat medeverdachte [medeverdachte B], [getuige B] moet bellen, maar [medeverdachte B] geeft aan dat hij diens nummer niet heeft. (voetnoot 5) Op dezelfde datum te 22.42 uur belt [getuige B] naar het telefoonnummer [mobielnummer 3] en hij vraagt of de man naar Dinxperlo komt. Ze spreken af achter de ABN. (voetnoot 6)
[getuige C] heeft op 29 april 2008 tegenover de politie verklaard dat hij zwaar verslaafd aan cocaïne is geweest, maar dat hij nu incidenteel cocaïne gebruikt. (voetnoot 7) Hij heeft aangegeven, dat hij ongeveer driekwart jaar geleden voor het eerst cocaïne van [verdachte A] heeft gekocht voor € 50,- per gram. (voetnoot 8) De kwaliteit van de cocaïne was redelijk. (voetnoot 9) Hij heeft voorts aangegeven geen contact meer gehad te hebben met [verdachte A] sinds deze naar Spanje is vertrokken. (voetnoot 10) Vanaf die tijd is hij de cocaïne gaan betrekken van het broertje van [verdachte A]. Het telefoonnummer van het broertje van [verdachte A] heeft hij van [verdachte A] zelf gekregen, voordat laatstgenoemde naar Spanje is vertrokken. (voetnoot 11)
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 maart 2008 naar Spanje is vertrokken om daar te werken als assistent landmeetkunde. (voetnoot 12)
Toen [getuige C] tijdens het verhoor werd geconfronteerd met een op 9 februari 2008 afgeluisterd telefoongesprek tussen hem en een persoon gebruikmakend van het telefoonnummer [mobielnummer 1], heeft [getuige C] verklaard dat hij zich dit gesprek met [verdachte A] kon herinneren. Hij heeft daarover verklaard dat [verdachte A] in het gesprek had aangegeven, dat hij niet kon komen, omdat hij dronken was en dat zijn broertje langs zou komen. (voetnoot 13)
In het verslag van voornoemd beluisterd telefoongesprek is vermeld dat verdachte tegen [getuige C] zegt dat hij zijn broertje zal vragen. Dit gesprek vond op 9 februari 2008 plaats om 01.36 uur. (voetnoot 14)Op dezelfde datum te 01.41 uur wordt met het bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer [mobielnummer 1] gebeld naar het bij zijn broer in gebruik zijnde telefoonnummer [mobielnummer 3]. In het gesprek wordt gezegd dat [medeverdachte B] naar [getuige C] moet voor "10". (voetnoot 15) Een half uur later wordt voornoemde [getuige C] gebeld door het bij medeverdachte [medeverdachte B] in gebruik zijnde telefoonnummer [mobielnummer 3]. Tijdens het telefoongesprek wordt afgesproken dat zij elkaar binnen tien minuten treffen. (voetnoot 16)
[getuige C] heeft voorts op 29 april 2008 bij de politie verklaard dat hij ongeveer drie weken geleden voor het laatst cocaïne van het broertje van [verdachte A] heeft gekocht. Hij kocht gemiddeld één keer in de twee weken of één keer in de week één gram cocaïne van hem. (voetnoot 17) Op 18 september 2008 heeft voornoemde [getuige C] bij de rechter-commissaris bevestigd dat hij gedurende ongeveer twee maanden cocaïne heeft gekocht van [verdachte A] en [medeverdachte B]. Voorts heeft hij in aanvulling op zijn eerder afgelegde verklaring aangegeven, dat het weleens is voorgekomen dat hij aan [verdachte A] om drugs had gevraagd en dat [medeverdachte B] het dan heeft gebracht. (voetnoot 18)
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat [getuige C] een vriend van zijn broer [verdachte A] is. (voetnoot 19)
[getuige D] heeft bij de politie verklaard, dat medeverdachte [medeverdachte B] - die hij herkende aan de hand van een door de politie getoonde foto - zijn vaste leverancier van cocaïne is. (voetnoot 20) Hij heeft voorts aangegeven, dat hij vanaf november 2007 ongeveer 50 keer tussen de twee en vier gram cocaïne van medeverdachte [medeverdachte B] heeft gekocht, waarvoor hij € 50,- per gram moest betalen. (voetnoot 21) Voornoemde [getuige D] en medeverdachte [medeverdachte B] spraken in Doetinchem, in Ulft, Terborg of in Gendringen af voor de overdracht van de cocaïne. (voetnoot 22) Medeverdachte [medeverdachte B] had vaak andere personen bij zich op de momenten waarop [getuige D] de cocaïne van hem kocht en het is twee tot drie keer voorgekomen dat iemand anders dan medeverdachte [medeverdachte B] de cocaïne kwam leveren. (voetnoot 23) De door [getuige D] van medeverdachte [medeverdachte B] gekochte cocaïne vond hij het geld waard. (voetnoot 24) Ten tijde van het verhoor op 19 april 2008 heeft [getuige D] voorts nog verklaard dat de laatste keer dat hij cocaïne heeft gekocht van medeverdachte [medeverdachte B], ongeveer drie weken geleden is geweest. (voetnoot 25)
[getuige E] heeft tegenover de politie verklaard dat hij in de periode van september of oktober 2007 tot eind februari, begin maart 2008 acht tot negen keer één gram cocaïne bij [medeverdachte B] uit Ulft heeft gekocht. Deze [medeverdachte B] reed rond in een zilvergrijze Honda Civic. (voetnoot 26) Hij heeft voorts aangegeven, dat hij voor één gram cocaïne
€ 50,- betaalde en dat de cocaïne werd geleverd op het Graafschapcollege te Doetinchem of vlakbij de kringloopwinkel te Ulft. (voetnoot 27) Toen aan [getuige E] tijdens het verhoor een foto van medeverdachte [medeverdachte B] werd getoond, verklaarde hij dat hij de persoon op de foto herkende als zijn cocaïnedealer. (voetnoot 28) In aanvulling op zijn bij de politie afgelegde verklaring heeft [getuige E] op 18 september 2008 bij de rechter-commissaris nog aangegeven, dat het spul dat hij van medeverdachte [medeverdachte B] kocht, 100% zeker cocaïne was, omdat het spul de werking van cocaïne had op het moment dat hij - [getuige E] - het in zijn mond stopte. Tot slot heeft hij nog verklaard dat hij de cocaïne altijd testte, voordat hij het kocht. (voetnoot 29)
[getuige F] heeft op 20 april 2008 bij de politie verklaard dat hij sinds twee of drie jaar cocaïne gebruikt en dat hij zijn cocaïne het laatste half jaar betrekt van een bruine jongen, die in een grijze Honda Civic rondrijdt. (voetnoot 30) Het telefoonnummer waarop hij de bruine jongen kon bereiken had hij van de jongen zelf gekregen. Als hij met de bruine jongen afsprak in Doetinchem voor de levering van de cocaïne, zaten er andere jongens bij laatstgenoemde in de auto. (voetnoot 31) [getuige F] heeft voorts aangegeven, dat hij ongeveer 30 keer bij de bruine jongen één of twee gram cocaïne heeft gekocht, waarvoor hij € 50,- per gram moest betalen. Daarnaast heeft hij verklaard, dat het twee tot drie keer is voorgekomen dat iemand anders de cocaïne aan hem - [getuige F] - heeft verkocht. (voetnoot 32) [getuige F] heeft ook verklaard dat de bruine jongen een broer heeft en dat de broers wel een beetje op elkaar lijken. Toen aan [getuige F] een foto van medeverdachte [medeverdachte B] werd getoond, verklaarde hij dat deze jongen lijkt op de jongen die hem de cocaïne verkocht. Tot slot werd [getuige F] tijdens het verhoor geconfronteerd met een op
9 februari 2008 getapt telefoongesprek dat plaatsvond tussen [getuige F] en een persoon die gebruikt maakt van het telefoonnummer [mobielnummer 3]. In reactie hierop heeft [getuige F] verklaard dat hij toen met de bruine jongen sprak. (voetnoot 33)
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij in het bezit is van een mobiele telefoon, te weten een Samsung D600 met telefoonnummer [mobielnummer 2]. (voetnoot 34) Medeverdachte [medeverdachte B] is door de politie aangehouden in een rode Fiat Tipo, welke op naam van verdachte staat. Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij gebruikmaakt van de rode Fiat Tipo auto van zijn broer, omdat laatstgenoemde in Spanje verblijft. (voetnoot 35) Hij heeft voorts aangegeven, dat hij voor die tijd in een zilvergrijze Honda Civic reed. (voetnoot 36) Bij de doorzoeking van voornoemde Fiat Tipo, werd onder meer een mobiele telefoon van het merk Samsung (SVO-nummer F1) aangetroffen. (voetnoot 37) Uit onderzoek is gebleken dat het om een zwarte Samsung SGH D600 ging (voetnoot 38). Uit de telecomgegevens is vast komen te staan dat deze GSM in ieder geval met drie nummers is gebruikt, te weten [mobielnummer 2], [mobielnummer 3] en [mobielnummer 4]. (voetnoot 39) In de periode van 30 januari 2008 tot en met 1 februari 2008 hebben 16 contacten plaatsgevonden met het telefoonnummer [mobielnummer 2] via voornoemde Samsung D600 . (voetnoot 40) In de periode van 8 februari 2008 tot en met 11 maart 2008 hebben 1.537 contacten plaatsgevonden met het telefoonnummer [mobielnummer 3] via voornoemde Samsung D600 en in de periode van 19 maart 2008 tot en met 5 april 2008 hebben er 1.016 contacten plaatsgevonden met het telefoonnummer [mobielnummer 4] via voornoemde Samsung D600. (voetnoot 41)
[getuige G] heeft verklaard dat hij cocaïne afneemt van twee dealers, merendeels van een negroïde jongen uit Ulft die gebruikmaakte van onder meer het telefoonnummer [mobielnummer 3] en die rondreed in een zilverkleurige Honda. (voetnoot 42) Toen aan [getuige G] een foto van medeverdachte [medeverdachte B] werd getoond, herkende hij de jongen op de foto als de negroïde jongen die hem de cocaïne leverde (voetnoot 43). Het eerste contact tussen hen vond plaats in december 2007 te Dinxperlo. [getuige G] kocht toen twee gram cocaïne voor € 120,-. In totaal heeft hij ongeveer 40 keer cocaïne bij medeverdachte [medeverdachte B] gekocht op tussen hen afgesproken plekken in Ulft of Dinxperlo en hij kocht meestal twee gram cocaïne per keer. (voetnoot 44) Medeverdachte [medeverdachte B] zat meestal met meerdere mensen in de auto als hij de cocaïne verkocht. De kwaliteit van de door medeverdachte [medeverdachte B] verkochte cocaïne was volgens [getuige G] over het algemeen goed en hij merkte de werking van cocaïne. Tot slot heeft [getuige G] verklaard dat hij één keer cocaïne heeft gekocht van de broer van medeverdachte [medeverdachte B] en dat laatstgenoemde toen vooraf tegen hem had verteld dat zijn broer de cocaïne zou komen brengen. (voetnoot 45)
Ook [getuige H] is door de politie verhoord op 21 april 2008 en hij heeft medeverdachte [medeverdachte B] van een foto herkend als degene die sinds drie maanden zijn vaste dealer van cocaïne is. (voetnoot 46) Hij heeft daarover verklaard dat de levering van de cocaïne plaatsvond op een door hen afgesproken locatie in Ulft. Medeverdachte [medeverdachte B] kwam dan in een grijze Honda Civic. Voor één gram moest hij € 50,- betalen. (voetnoot 47) Over de kwaliteit van de cocaïne heeft [getuige H] verklaard dat deze goed was. (voetnoot 48) In aanvulling op zijn bij de politie afgelegde verklaring heeft [getuige H] bij de rechter-commissaris nog verklaard dat hij in totaal ongeveer 20 keer cocaïne van [verdachte A] heeft gekocht en dat [verdachte A] de jongen is die hij tijdens het verhoor bij de politie op de foto heeft herkend. (voetnoot 49)
[getuige I] heeft op 21 april 2008 bij de politie verklaard, dat hij sinds september/oktober 2007 regelmatig cocaïne heeft gekocht van een negroïde man. Toen aan [getuige I] een foto van medeverdachte [medeverdachte B] werd getoond, verklaarde hij dat dit de persoon was die hem de cocaïne leverde. Hij heeft voorts aangegeven, dat hij medeverdachte [medeverdachte B] kon bereiken via een telefoonnummer en dat er dan een afspraak werd gemaakt voor de levering van de cocaïne in Doetinchem of in Ulft. Tot slot heeft hij aangegeven, dat hij de laatste twee maanden wekelijks een hoeveelheid van twee gram à € 50,- per gram heeft afgenomen. De kwaliteit van deze cocaïne was volgens [getuige I] goed. (voetnoot 50)
[getuige J] heeft bij de politie verklaard dat zij sinds september 2007 cocaïne heeft gekocht van een donkerkleurige jongen die aan [adres en plaats] woont en door haar [verdachte A] wordt genoemd. (voetnoot 51) [getuige J] betaalde € 50,- per gram cocaïne. Zij heeft aangegeven, dat twee tot drie keer een andere jongen dan medeverdachte [medeverdachte B] de cocaïne bij haar heeft afgeleverd. Deze jongen zei dan dat hij voor [verdachte A] kwam en dat hij een jongere broer van [verdachte A] was. Toen aan [getuige J] een foto van medeverdachte [medeverdachte B] werd getoond, verklaarde zij dat zij deze persoon herkende als [verdachte A], haar vaste leverancier van cocaïne. (voetnoot 52) Ook de vriend van voornoemde [getuige J], [getuige K], heeft verklaard dat hij sinds oktober 2007 regelmatig cocaïne kocht van een jongen uit Ulft, genaamd [verdachte A]. (voetnoot 53) Toen aan [getuige K] een foto van medeverdachte [medeverdachte B] en verdachte werd getoond, herkende hij medeverdachte [medeverdachte B] als [verdachte A] van wie hij het laatste half jaar regelmatig cocaïne heeft gekocht. (voetnoot 54) De kwaliteit van de cocaïne die hij van medeverdachte [medeverdachte B] kocht, was over het algemeen goed. (voetnoot 55)
[getuige L] heeft op 26 april 2008 tegenover de politie verklaard dat hij sinds tweeënhalve maand van [medeverdachte B], wonende aan [adres en plaats] cocaïne heeft gekocht voor € 50,- per gram. (voetnoot 56) Toen aan [getuige L] een foto van medeverdachte [medeverdachte B] werd getoond, heeft hij aangegeven, dat hij de persoon op de foto herkende als degene die hij als [medeverdachte B] kent en die hem de cocaïne verkocht. Tot slot heeft hij verklaard dat er weleens vrienden bij medeverdachte [medeverdachte B] in de auto zaten als laatstgenoemde de cocaïne verkocht. (voetnoot 57)
Tijdens het verhoor van [getuige M] op 17 april 2008 is aan haar een foto van medeverdachte [medeverdachte B] getoond. Zij herkende de persoon op de foto als zijnde de broer van verdachte die zij op een andere foto herkende. Voorts heeft zij verklaard dat zij verdachte een keer of drie bij [medeverdachte C] thuis heeft gezien en dat zij eenmaal heeft gezien dat voornoemde [medeverdachte C] in zijn woning te [plaats] cocaïne aan verdachte heeft verkocht. (voetnoot 58)
[getuige N] heeft op 28 augustus 2008 verklaard dat hij vanaf zijn 20e jaar bijna iedere dag één gram cocaïne gebruikte. (voetnoot 59) Hij heeft verklaard dat hij zijn cocaïne vanaf augustus of september 2007 regelmatig van [medeverdachte C] heeft gekocht. Hij heeft tevens aangegeven, dat er bij [medeverdachte C] jongens kwamen die cocaïne verkochten voor zichzelf. Met deze jongens bedoelde hij de broers [medeverdachte B] en [verdachte A]. [getuige N] heeft verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte B] belde als [medeverdachte C] niet thuis was en dat medeverdachte [medeverdachte B] hem een aantal keren aan cocaïne geholpen heeft. Tot slot heeft hij aangegeven, dat het niet uitmaakte of hij de cocaïne van medeverdachte [medeverdachte B] kocht of van [medeverdachte C].
[medeverdachte C] heeft erkend dat hij cocaïne heeft verkocht. (voetnoot 60)
Bespreking van de standpunten
7. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat verdachte een andere stof dan cocaïne heeft verkocht, nu deze door verdachte pas in een laat stadium betrokken stelling door niets wordt ondersteund en niet valt te verenigen met de resultaten van het onderzoek. De afnemers van verdachte, die allen reeds langdurig en regelmatig cocaïne gebruikten, hadden een kritische houding ten opzichte van de door hen gekochte middelen, zoals onder meer blijkt uit de verklaring van [getuige E]. Hij heeft aangegeven, dat hij de cocaïne altijd testte alvorens hij het kocht. [getuige E] heeft bovendien bij de rechter-commissaris verklaard dat het van verdachte gekochte middel 100% zeker cocaïne was. Ook afnemers [getuige H] en [getuige I] verklaren overeenkomstig. Zij hebben aangegeven, dat de cocaïne van verdachte van goede kwaliteit was. Uit de diverse verklaringen van de afnemers blijkt dat er geen reden was om aan de kwaliteit van het middel te twijfel. In dit geval wordt nog opgemerkt dat [getuige C] heeft verklaard dat de kwaliteit niet goed was, maar dat het wel degelijk cocaïne was. De rechtbank sluit de mogelijkheid dat sprake was van een vermenging van de cocaïne met een andere stof niet uit, maar dit doet niet af aan het feit dat sprake is van een middel dat bestanddelen van cocaïne bevatte. De rechtbank wijst voorts nog op de verklaring van [getuige N]. Hij heeft aangegeven, dat hij zowel cocaïne bij medeverdachte [medeverdachte B] als bij [medeverdachte C] heeft gekocht en dat het voor hem - [getuige N] - niet uitmaakte bij wie hij de cocaïne kocht. Bovendien heeft [medeverdachte C] zelf verklaard dat hetgeen hij verkocht cocaïne was. Voor zover door de verdediging is opgemerkt dat bij verdachte nimmer cocaïne is aangetroffen, overweegt de rechtbank dat evemin "turbomix" bij hem is aangetroffen, doch dat daarentegen op 10 en 11 november 2007 grotere dan gebruikershoeveelheden cocaïne zijn aangetroffen, waarvoor hij overigens is veroordeeld.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verweer van verdachte dat hij een ander middel dan cocaïne heeft verkocht, moet worden verworpen.
8. De rechtbank is dan ook - anders dan de verdediging - van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich omstreeks de periode van januari 2008 tot en met 12 maart 2008 samen met zijn broer [medeverdachte B] heeft schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op meerdere tijdstippen omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 maart 2008 te Ulft en/of te Doetinchem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
9. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
10. Door de verdediging is ten aanzien van een eventuele strafoplegging naar voren gebracht dat een straf hoger dan de reeds door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht tijd niet opportuun is, te meer omdat verdachte per direct aan het werk kan.
11. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
12. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gedurende een periode van bijna drie maanden heeft gehandeld in cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijk stof en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de randcriminaliteit en het overlastgevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. Verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen. Hij heeft door zijn uit winstbejag ingegeven handelen bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van een groot aantal cocaïnegebruikers in de Achterhoek. De handel in harddrugs dient krachtig te worden bestreden.
13. De aard en de ernst van de feiten rechtvaardigen dat aan verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank onder meer de delictsduur in aanmerking genomen. Blijkens de oriëntatiepunten straftoemeting van het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken wordt als uitgangspunt voor de straftoemeting bij overtreding van artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet, in geval van een periode van meer dan één maand, doch minder dan drie maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden gevangenisstraf, genomen.
14. De rechtbank ziet in de, naar het zich laat aanzien, meer ondergeschikte rol die verdachte ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte B] heeft gespeeld in de cocaïnehandel en in de relatief korte delictsperiode, aanleiding een lagere straf op te leggen dan door de oriëntatiepunten wordt voorgesteld en door de officier van justitie is geëist.
15. De rechtbank houdt bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordeling door de politierechter in deze rechtbank van 28 maart 2008 (parketnummer: 06/471576-07). Voorts blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte dat hij niet eerder - met uitzondering van het hiervoor genoemde vonnis van 28 maart 2008 -is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
16. Al het voorgaande in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Van de Wetering, voorzitter, mrs. Borgerhoff Mulder en
Van Harreveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2008.
Mr. Borgerhoff Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, genummerd 07-424282, gedateerd 27 juni 2008.
2 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p.1973).
3 Proces-verbaal van verhoor van [getuige R] (p.1995).
4 Proces-verbaal van verhoor van R. [getuige B] (p.1758).
5 Verslag van het getapte telefoongesprek op 15 februari 2008 te 22.36 uur tussen het telefoonnummer [mobielnummer 1] en het telefoonnummer [mobielnummer 3], gespreksnummer 260366443 (p.1760).
6 Verslag van het getapte telefoongesprek op 15 februari 2008 te 22.42 tussen het telefoonnummer 06-28843656 ten name van R. [getuige B] en het telefoonnummer [mobielnummer 3], gespreksnummer 270366444 (p.1760-1761).
7 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] (p.1708).
8 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] (p.1709-1710).
9 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] (p.1711).
10 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] (p.1709).
11 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] (p. 1713).
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.710).
13 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] (p.1711).
14 Verslag van het getapte telefoongesprek tussen [mobielnummer 1] en het nummer [mobielnummer 5] ten name van [getuige C] op 9 februari 2008 te 01.36 uur, gespreksnummer: 270360124 (p.1718).
15 Verslag van het getapte telefoongesprek tussen [mobielnummer 1] en [mobielnummer 3] op 9 februari 2008 te 01.42 uur, gespreksnummer: 270358381 (p.811).
16 Verslag van het getapte telefoongesprek tussen [mobielnummer 3] en het nummer [mobielnummer 5] ten name van [getuige C] op 9 februari 2008 te 02.06 uur, gespreksnummer: 270358386 (p.1716).
17 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] (p.1713).
18 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] bij de rechter-commissaris op 18 september 2008.
19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (p.455).
20 Proces-verbaal van verhoor van [getuige D] (p.1595).
21 Proces-verbaal van verhoor van [getuige D] (p.1592).
22 Proces-verbaal van verhoor van [getuige D] (p.1593).
23 Proces-verbaal van verhoor van [getuige D] (p. 1594-1595).
24 Proces-verbaal van verhoor van [getuige D] (p.1594).
25 Proces-verbaal van verhoor van [getuige D] (p.1595).
26 Proces-verbaal van verhoor van [getuige E] (p.1601-1603).
27 Proces-verbaal van verhoor van [getuige E] (p.1604).
28 Proces-verbaal van verhoor van [getuige E] (p.1605).
29 Proces-verbaal van verhoor van [getuige E] bij de rechter-commissaris op 18 september 2008.
30 Proces-verbaal van verhoor van [getuige F] (p.1610).
31 Proces-verbaal van verhoor van [getuige F] (p.1611).
32 Proces-verbaal van verhoor van [getuige F] (p.1612).
33 Proces-verbaal van verhoor van [getuige F] (p.1613-1614).
34 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.443 en 445).
35 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.444)
36 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.444).
37 Proces-verbaal van bevindingen (p.1374).
38 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p.1376).
39 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p.1377-1378)
40 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p.1378).
41 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p.1378)
42 Proces-verbaal van verhoor van [getuige G] (p.1621).
43 Proces-verbaal van verhoor van [getuige G] (p.1624).
44 Proces-verbaal van verhoor van [getuige G] (p.1622).
45 Proces-verbaal van verhoor van [getuige G] (p.1623).
46 Proces-verbaal van verhoor van [getuige H] (p.1630).
47 Proces-verbaal van verhoor van [getuige H] (p.1631).
48 Proces-verbaal van verhoor van [getuige H] (p.1630-1632).
49 Proces-verbaal van verhoor van [getuige H] bij de rechter-commissaris op 18 september 2008.
50 Proces-verbaal van verhoor van [getuige I] (p. 1639-1641).
51 Proces-verbaal van verhoor van [getuige J] (p.1696-1670).
52 Proces-verbaal van verhoor van [getuige J] (p.1671).
53 Proces-verbaal van verhoor van [getuige K] (p,1775).
54 Proces-verbaal van verhoor van [getuige K] (p.1779).
55 Proces-verbaal van verhoor van [getuige K] (p.1780).
56 Proces-verbaal van verhoor van [getuige L] (p.1684).
57 Proces-verbaal van verhoor van [getuige L] (p.1685).
58 Proces-verbaal van verhoor van [getuige M] (1561).
59 Proces-verbaal van verhoor van [getuige N], genummerd PL0642/07-424282 en gedateerd
28 augustus 2008 (geen paginanummer).
60 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte C]] (p.1989)