Jurisprudentie
BG1415
Datum uitspraak2008-10-22
Datum gepubliceerd2008-10-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers12/715269-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers12/715269-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ongeval met dodelijke afloop. Bestuurder schuldig bevonden aan onvoorzichtig rijgedrag en doorrijden na een ongeval. De rechtbank heeft hem veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur en 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 2 x12 maanden.
Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715269-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2008
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
raadsman mr. Smit, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 oktober 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Bethlehem, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente
Middelburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Nieuwlandseweg, zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden,
door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, met een snelheid van ongeveer 80 km/uur, althans met een hogere
snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/uur, in elk geval
met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of
zonder af te remmen een bocht in en/of door te rijden en/of (daarbij) over een
verdrijvingsvlak te rijden, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig in
botsing, althans in aanrijding is gekomen met een vangrail en/of waarna hij,
verdachte met zijn voertuig op het weggedeelte bestemd voor het hem
tegemoetkomende verkeer is geraakt en/of in botsing, althans in aanrijding is
gekomen met een hem over dat weggedeelte tegemoet rijdende fietser,
waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer]) werd gedood,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente
Middelburg,
als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) heeft gereden met een
snelheid van ongeveer 80 km/uur, althans met een hogere snelheid dan de ter
plaatse toegestane snelheid van 50 km/uur, in elk geval met een snelheid die
te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of (vervolgens) zonder af
te remmen een bocht in en/of door is gereden en/of (daarbij) over een
verdrijvingsvlak is gereden, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig in
botsing, althans in aanrijding is gekomen met een vangrail en/of waarna hij,
verdachte met zijn voertuig op het weggedeelte bestemd voor het hem
tegemoetkomende verkeer is geraakt en/of in botsing, althans in aanrijding is
gekomen met een hem over dat weggedeelte tegemoet rijdende fietser,
door welke gedraging(en) van verdachte op de weg, de Nieuwlandse weg, gevaar
werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente
Middelburg,
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door
wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Nieuwlandseweg, de
plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [naam slachtoffer]) letsel
en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
3 De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
3.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
3.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman van verdachte een beroep gedaan op uitsluiting van strafvervolging op grond van artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich binnen 12 uur na het ongeval vrijwillig bij de politie heeft gemeld. Het is weliswaar de moeder van verdachte geweest die heeft gemeld dat haar zoon het ongeval heeft veroorzaakt, maar zij is degene in het gezin die de beslissingen neemt, hetgeen ook uit het dossier blijkt. Het onderzoek van de politie naar de identiteit van de veroorzaker van het ongeval is op het moment van de melding nog in volle gang. Pas na de melding van de moeder van verdachte wordt het onderzoek afgebroken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat het ongeval waarbij verdachte betrokken was heeft plaatsgevonden op 24 juni 2008 kort voor 23.45 uur. Getuigen hebben kort na het ongeval een beschrijving van de personenauto die bij het ongeval betrokken was doorgegeven aan de politie. Vervolgens is door de politie actief naar de bestuurder en het voertuig gezocht.
Verdachte is na het ongeval naar zijn moeder gereden. Hij heeft haar wakker gemaakt en verteld dat hij kort daarvoor een hert had aangereden. De moeder van verdachte zag
’s ochtends op teletekst dat er een man was doodgereden in Nieuw- en Sint Joosland. Verdachte heeft zijn moeder gezegd dat de aanrijding waar hij bij betrokken was geweest daar had plaatsgevonden. De moeder van verdachte heeft vervolgens haar zus gebeld om te vragen wat zij moesten doen. Zij heeft geadviseerd om de politie te bellen, hetgeen de moeder van verdachte daarna ook heeft gedaan. De moeder van verdachte heeft verklaard dat haar zoon haar nog heeft gevraagd om de politie nog niet te bellen, maar een paar uur te wachten.
Op 25 juni 2008 omstreeks 08.58 uur komt bij de meldkamer van de politie de melding binnen van de moeder van verdachte. Zij gaf aan dat haar zoon de veroorzaker was van het dodelijk ongeval in Nieuw- en Sint Joosland en dat hij zichzelf van het leven wilde beroven, omdat hij niet kon leven met het feit dat hij iemand had doodgereden.
De politie is hierop naar de woning van verdachte gegaan. Verdachte heeft zijn identiteit en die van de bij het ongeval betrokken auto bekend gemaakt. Verder heeft hij de auto, die hij ergens uit het zicht had geparkeerd, aangewezen aan de politie. Vervolgens is verdachte aangehouden en verhoord.
Uit bovenstaande leidt de rechtbank af dat er geen sprake is van een zich vrijwillig melden als bedoeld in artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994. Het is niet verdachte zelf geweest die heeft gemeld dat hij de veroorzaker was van het dodelijk ongeval op de Nieuwlandseweg. Integendeel, verdachte heeft zijn moeder nog verzocht om de politie niet te bellen en een paar uur te wachten.
De officier van justitie is gelet op vorenstaande ontvankelijk in zijn vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
3.4 Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag aan de zijde van verdachte. Hij is de bocht met een te hoge snelheid ingereden en is daarbij over het verdrijvingvlak gereden. Daardoor is hij met zijn auto in een slip geraakt met als gevolg dat hij het slachtoffer heeft aangereden. Vervolgens is verdachte doorgereden, terwijl hij op dat moment wist dat hij een fietser had aangereden.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde ter terechtzitting opgemerkt dat verdachte de bocht onder het viaduct met een veel te hoge snelheid heeft genomen waardoor hij de beheersing over zijn personenauto volledig heeft verloren met als gevolg dat hij het slachtoffer heeft aangereden. De raadsman is echter van mening dat niet valt te reconstrueren wanneer verdachte voor het eerst besefte dat hij een persoon had aangereden. Hoewel dit niet van wezenlijk belang is voor een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde merkt de raadsman op dat het moment waarop verdachte het lampje van de fiets van het slachtoffer in zijn auto vindt voor hem een tastbare herinnering is. Vanaf dat moment weet verdachte 100 % zeker dat hij een persoon heeft aangereden.
4.4 De bewijsoverwegingen
Uit de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is het volgende komen vast te staan. Verdachte heeft op de avond van 24 juni 2008 in Middelburg een barbecue gehad met zijn collega’s. Tussen 23.00 uur en 23.30 uur is verdachte daar vertrokken met zijn personenauto. Het was toen al donker. Hij wilde, alvorens hij naar huis reed, nog even langs de coffeeshop in Goes en daarom is hij via de Nieuwlandseweg naar de snelweg A58 gereden. Over deze weg is een viaduct. De weg maakt daar komende uit de rijrichting van verdachte een bocht naar links. Uit onderzoek en de verklaring van verdachte is gebleken dat verdachte deze bocht met een veel hogere snelheid is ingereden dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur. Verdachte is daardoor de controle over zijn auto verloren en is in een slip geraakt. De auto van verdachte is tegen de vangrail gekomen en vervolgens op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen. De personenauto van verdachte is daarbij in aanrijding gekomen met het slachtoffer die op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer fietste. Het slachtoffer is als gevolg van deze aanrijding komen te overlijden. Verdachte is vervolgens na de aanrijding in een paniekreactie zonder te stoppen doorgereden.
In eerste instantie heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij dacht dat hij een hert had aangereden. Pas de volgende dag toen hij op teletekst las dat er een dodelijk ongeval had plaatsgevonden, besefte hij dat het geen hert was geweest dat hij had aangereden, maar dat hij een fietser had aangereden. Verdachte heeft uiteindelijk na vijf dagen bekend dat hij heeft gezien dat hij een fietser heeft aangereden. Ter terechtzitting heeft verdachte eveneens verklaard dat hij van het begin af aan wist dat hij een fietser had aangereden.
Verdachte heeft verder ter terechtzitting verklaard dat hij ter plaatse niet bekend was. Hij reed hooguit vijf keer per jaar via deze weg naar huis. Hij heeft verklaard dat de hem onbekende verkeerssituatie en het feit dat hij te hard reed de oorzaak zijn geweest van de aanrijding.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen door de bocht met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan in en door te rijden en daarbij over een verdrijvingvlak is gereden. Vervolgens is verdachte in botsing gekomen met de vangrail, waarna hij op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen en in aanrijding is gekomen met een fietser die over die rijbaan reed.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zodanig onvoorzichtig in het verkeer heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat het slachtoffer is komen te overlijden. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte na de aanrijding zonder te stoppen is doorgereden terwijl hij wist dat bij deze aanrijding iemand letsel was toegebracht. Verdachte heeft immers zowel bij de politie als ook ter terechtzitting verklaard dat hij heeft gezien dat hij een fietser heeft aangereden. Gelet op de klap en de schade aan de auto kan het niet anders zijn dan dat verdachte moet hebben geweten dat de persoon die hij heeft aangereden daarbij in ieder geval (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente
Middelburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Nieuwlandseweg, zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, met een hogere
snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/uur, een bocht in en door te rijden en daarbij over een
verdrijvingsvlak te rijden, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig in
botsing is gekomen met een vangrail en waarna hij,
verdachte met zijn voertuig op het weggedeelte bestemd voor het hem
tegemoetkomende verkeer is geraakt en in aanrijding is
gekomen met een hem over dat weggedeelte tegemoet rijdende fietser,
waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer]) werd gedood;
2.
hij op 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente
Middelburg, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval
op de Nieuwlandseweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist
aan een ander (te weten [naam slachtoffer]) letsel en schade was toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij onder 1 primair en 2 bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een werkstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd aan verdachte op te leggen voor zowel feit 1 primair als ook voor feit 2 telkens een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van één jaren met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat zijn ontvankelijkheidverweer met betrekking tot feit 2 - zoals weergegeven onder 3.3 van dit vonnis - naadloos overgaat in een strafmaatverweer. Hij heeft bepleit aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar de straf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te beperken tot een werkstraf met daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen. Hij refereert zich ten aanzien van de hoogte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft, als verkeersdeelnemer, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur in ruime mate overschreden. Daardoor is de auto van verdachte in een slip geraakt en tegen de vangrail aangekomen, waarna hij op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen en in aanrijding is gekomen met het slachtoffer, die als gevolg daarvan is komen te overlijden. Verdachte is vervolgens zonder zijn identiteit bekend te maken weggereden van de plaats van het ongeval.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, terwijl hij de verkeerssituatie ter plaatse niet kende, met een hogere snelheid dan was toegestaan de bocht heeft genomen.
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 beschermt in het bijzonder het belang van de lichamelijke gezondheid en integriteit van verkeersdeelnemers. Dit beschermde belang weegt zwaar. Verder beschermt voormeld artikel - in algemenere zin - de verkeersveiligheid. Het maatschappelijk belang van de verkeersveiligheid is zeer groot. Een ieder neemt - zij het niet met dezelfde intensiteit - deel aan het verkeer. Een ieder heeft dus direct belang bij verkeersveilig gedrag van de medeweggebruikers. Andere verkeersdeelnemers moeten er op kunnen vertrouwen dat bestuurders van motorvoertuigen zich aan de zorgvuldigheidsnormen houden. Verdachte heeft door zijn onverantwoordelijke gedrag dit belang ernstig geschonden en daardoor veel verdriet veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 9 oktober 2008 van de echtgenote van het slachtoffer.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport van Emergis, verslavingsreclassering van 9 september 2008 waaruit blijkt dat verdachte schuldgevoelens heeft. De reclassering schat de kans op recidive laag in. Zij acht een reclasseringstoezicht niet geïndiceerd, omdat gebleken is dat verdachte in staat is om zelfstandig de juiste instantie te benaderen. Hij heeft na het ongeval hulp gezocht bij maatschappelijk werk. Voorts merkt zij in haar rapport op dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf er toe zal leiden dat verdachte zijn baan verliest. Verdachte heeft zijn rijbewijs niet nodig om zijn werkzaamheden uit te oefenen en ook niet voor het woon-werkverkeer.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op vorenstaande, een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank, nu zij van oordeel is dat gelet op de ernst van de feiten met slechts een werkstraf niet kan worden volstaan, een voorwaardelijke gevangenisstraf als na te melden opleggen.
De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Zij is van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank, omdat zij van oordeel is dat gelet op de ernst van de feiten niet slechts met een werkstraf kan worden volstaan, een voorwaardelijke gevangenisstraf als na te melden opleggen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat uit oogpunt van normhandhaving tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid dient te volgen. Zij acht een ontzegging voor de duur van 1 jaar voor het onder 1 primair bewezenverklaarde met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest op zijn plaats.
7 De benadeelde partij.
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 9.420,87 terzake van feit 1.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 9.420,87 en veroordeling van de verdach¬te om dat bedrag aan de benadeelde partij te betalen, met de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer conform artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
De raadsman van verdachte refereert zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de hiervoor toegekende vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de verbeurdverklaring van de in beslag genomen personenauto, merk Peugeot 206, kenteken [kenteken], kleur rood.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat de in beslag genomen personenauto zal worden teruggegeven aan verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het duidelijk is dat deze auto nooit meer mag deelnemen aan het verkeer. Verdachte heeft echter een lening afgesloten voor de aanschaf van deze auto en moet nog tot in lengte van dagen afbetalen. De restwaarde van de auto is ongeveer de helft van de aankoopprijs.
8.3 De overwegingen omtrent de verbeurdverklaring.
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het onder 1 primair bewezenverklaarde feit is begaan met behulp van dit voorwerp.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart dat het aldus bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit is veroorzaakt mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
Feit 2: Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf van 240 (tweehonderd en veertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderd en twintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 (twaalf) maanden;
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte bij wijze van voorschot tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij], wonende te [adres], van de som van
€ 9.420,87, te vermeerderen met de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [benadeelde partij], een bedrag van € 9.420,87 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 77 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- verstaat dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, merk Peugeot 206, kenteken [kenteken], kleur rood.
Dit vonnis is gewezen door mr. Woltring, voorzitter, mr. Hopmans en mr. Walther, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 oktober 2008.
Mr. Walther is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.