Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF9183

Datum uitspraak2008-09-16
Datum gepubliceerd2008-10-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830149/08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De raadsman van verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in diens beleving het gevoel dat hij werd aangevallen door zijn vader en dat hij daarom zijn vader met een mes heeft gestoken. De rechtbank verwerpt het beroep op (putatief) noodweer dan wel noodweerexces, nu verdachte ter terechtzitting heeft erkend dat hij zijn vader heeft gestoken zonder dat er sprake was van een voorafgaande (vermeende) aanval door zijn vader. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden, waarop het door de raadsman gevoerde verweer is gegrond, door het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk zijn geworden, terwijl ook overigens niet is gebleken van een noodweersituatie.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19.830149-08 vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 16 september 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende [adres], thans verblijvende in [plaats van detentie]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 02 september 2008. De officier van justitie mr. E.H.G. Kwakman acht hetgeen onder 1 primair en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * ontslag van alle rechtsvervolging; * oplegging van de maatregel dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem. Tenlastelegging De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 05 juni 2008 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet hem met een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, 4 maal in de romp van het lichaam heeft gestoken en 1 maal in de hand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 287 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 05 juni 2008 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], zijnde zijn vader, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet hem met een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp, 4 maal in de romp van zijn lichaam en 1 maal in zijn hand heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 304 Wetboek van Strafrecht art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 05 juni 2008 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp 4 maal in de romp van lichaam en 1 maal in de hand gestoken heeft, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 05 juni 2008 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, [slachtoffer 2], zijnde zijn broer, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op (zeer) korte afstand van die [slachtoffer 2], een mes voorhanden gehad en/of hem daarbij de woorden toegevoegd: "als jij dat gaat doen, steek ik je dood. Ik prik je aan het mes" art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Bewijsmiddelen Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen. Opgave bewijsmiddelen. Een proces-verbaal van politie Drenthe, dossiernummer: PL032S/08-503024, houdt in: - op pagina 25ev, een proces-verbaal van bevindingen; - op pagina 37ev, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1]; - op pagina 44ev, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2]; - op pagina 67ev, inhoudende de verklaring van verdachte; - op pagina 78ev, inhoudende een letselrapportage betreffende [slachtoffer 1]. - De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 05 juni 2008 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet hem met een mes, 4 maal in de romp van het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 05 juni 2008 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, [slachtoffer 2], zijnde zijn broer, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op korte afstand van die [slachtoffer 2], een mes voorhanden gehad en hem daarbij de woorden toegevoegd: "als jij dat gaat doen, steek ik je dood. Ik prik je aan het mes". De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificaties Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Verweren met betrekking tot strafuitsluitingsgronden De raadsman van verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in diens beleving het gevoel dat hij werd aangevallen door zijn vader en dat hij daarom zijn vader met een mes heeft gestoken. De rechtbank verwerpt het beroep op (putatief) noodweer dan wel noodweerexces, nu verdachte ter terechtzitting heeft erkend dat hij zijn vader heeft gestoken zonder dat er sprake was van een voorafgaande (vermeende) aanval door zijn vader. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden, waarop het door de raadsman gevoerde verweer is gegrond, door het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk zijn geworden, terwijl ook overigens niet is gebleken van een noodweersituatie. Strafbaarheid De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 11 augustus 2008, opgemaakt door B.T. Takkenkamp, psychiater. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 14 augustus 2008, opgemaakt door J. de Hoop, klinisch psychologe. Deze rapporten houden onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: "Betrokkene is voor het hem tenlastegelegde volledig ontoerekeningsvatbaar." De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte niet kan worden toegerekend. Motivering maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis Door de gedragsdeskundigen, B.T. Takkenkamp, psychiater, en J. de Hoop, klinisch psychologe, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is elk afzonderlijk een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht. De conclusies in het advies van B.T. Takkenkamp, psychiater, d.d. 11 augustus 2008 luiden: "Er was bij betrokkene zeer waarschijnlijk sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de vorm van een psychose N.A.O. ten tijde van het hem ten laste gelegde delict, waarbij er differentiaal diagnostisch waarschijnlijk schizofrenie aan de psychose ten grondslag ligt. Verder is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van een lage intelligentie, een persoonlijkheidsstoornis N.A.O. met afhankelijke en theatrale trekken, alsmede alcoholafhankelijkheid thans onder toezicht in remissie. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was er sprake van bovengenoemde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Bovengenoemde stoornissen lijken volledig onderliggende aan het hem ten lastegelegde delict. Betrokkene is volledig ontoerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde. Terugval in psychose en alcoholafhankelijkheid zal de kans op recidive aanzienlijk vergroten. Onbehandeld dient de kans op recidive hoog te worden ingeschat. Geadviseerd wordt om betrokkene voor een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen, in het kader van artikel 37 Sr." De conclusies in het advies van J. de Hoop, klinisch psychologe, d.d. 14 augustus 2008 luiden: "Er is sprake van recidiverende psychotische episodes, hoogstwaarschijnlijk binnen het kader van een schizofreen proces, waarbij tevens sprake is van negatieve symptomatologie, bij een man die op zwakbegaafd niveau functioneert en bij wie sprake is van een verleden met vermoedelijk fors alcoholmisbruik. In de persoonlijkheid is sprake van een afhankelijke en theatrale kenmerken. Betrokkene was op het moment van het ten laste gelegde psychotisch. Er was derhalve geen sprake meer van enige vorm van zelf kunnen bepalen van zijn gedrag. Betrokkene is volledig ontoerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde. Gezien de onvoorspelbaarheid van gedrag tijdens psychose en het feit dat betrokkene lijdt aan een stoornis waarbij regelmaat psychosen zullen optreden, is te voorspellen dat er een reëel gevaar is voor recidive. Een klinisch psychiatrische behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis is geïndiceerd. De start van een dergelijke behandeling dient te zijn op een gesloten afdeling van bijvoorbeeld een FPA, binnen het juridisch kader van art. 37 Sr." De rechtbank verenigt zich met de bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is, mede gelet op die conclusies, van oordeel dat het bewezen verklaarde aan de verdachte niet kan worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en acht de verdachte gevaarlijk voor algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van één jaar. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld, verklaart de verdachte deswege echter niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. M.A.F. Veenstra, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 16 september 2008, zijnde mr. Veenstra buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.