Jurisprudentie
BF9104
Datum uitspraak2008-09-16
Datum gepubliceerd2008-10-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830103/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830103/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank kan, gelet op het onderzoek ter terechtzitting, niet uitsluiten dat verdachte goed heeft gekeken toen zij met de door haar bestuurde personenauto de rijbaan van de A28 is opgereden. Verdachte heeft daarbij wellicht de blauwe auto, welke door [slachtoffer 1] werd bestuurd, over het hoofd gezien. Mogelijk bevond deze auto zich in de dode hoek van verdachtes zichtveld. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gemaakte verkeersfout geen schuld oplevert als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830103-08
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 16 september 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1932,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 02 september 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door Mr. P. van Wijngaarden, advocaat te Groningen.
De officier van justitie, mr. C.C. Westerling-Diderich, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaar. Tevens heeft zij gevorderd dat er aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegd-heid wordt opgelegd voor de duur van 6 maanden, eveneens met een proeftijd van 2 jaar.
Tenlastelegging
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij op of omstreeks 13 november 2007 te of nabij Assen, althans in de gemeente Assen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de A28 zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zij roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, aangezien zij,
geen voorrang te verlenen aan de bestuurster, te weten [slachtoffer 1], van een ander motorrijtuig (auto) door vanaf een invoegstrook de rechterrijstrook van die A28 op te rijden terwijl die [slachtoffer 1] met dat door haar bestuurde motorrijtuig ter hoogte van verdachte op de rechterrijstrook van die weg reed, waardoor (vervolgens) die [slachtoffer 1] met dat door haar bestuurde motorrijtuig naar de linkerrijstrook moest uitwijken, en/of ten gevolgde waarvan [slachtoffer 2], die ter hoogte van dat door die [slachtoffer 1] bestuurde motorrijtuig op de linkerrijstrook reed, met zijn motorrijtuig moest uitwijken en/of in een slip raakte, waardoor hij (vervolgens) in een (gezien zijn rijrichting) rechts langs die weg gelegen berm terecht is gekomen en/of (vervolgens) in een in/langs die berm gelegen greppel/sloot terecht is gekomen en/of (vervolgens) (rechtsom) is geroteerd en/of (vervolgens) tegen een (in die berm staande) boom is gebotst en/of aangereden en/of aangegleden,
waardoor die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken ruggenwervels en/of een gebroken borstbeen en/of gekneusde longen en/of een kneuzing in de hersenen, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien ter zake van het bovenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
zij op of omstreeks 13 november 2007 te of nabij Assen, althans in de gemeente Assen, als bestuurster van een voertuig (auto), daarmede rijdende over weg, de A28,
geen voorrang heeft verleend aan de bestuurster, te weten [slachtoffer 1], van een ander motorrijtuig (auto), door vanaf een invoegstrook de rechterrijstrook van die A28 op te rijden terwijl die [slachtoffer 1] met dat door haar bestuurde motorrijtuig ter hoogte van verdachte op de rechterrijstrook van die weg reed, waardoor (vervolgens) die [slachtoffer 1] met dat door haar bestuurde motorrijtuig naar de linkerrijstrook moest uitwijken, en/of ten gevolgde waarvan [slachtoffer 2], die ter hoogte van dat door die [slachtoffer 1] bestuurde motorrijtuig op de linkerrijstrook reed, met zijn motorrijtuig moest uitwijken en/of in een slip raakte, waardoor hij (vervolgens) in een (gezien zijn rijrichting) rechts langs die weg gelegen berm terecht is gekomen en/of (vervolgens) in een in/langs die berm gelegen greppel/sloot terecht is gekomen en/of (vervolgens) (rechtsom) is geroteerd en/of (vervolgens) tegen een (in die berm staande) boom is gebotst en/of aangereden en/of aangegleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die A28 werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd verhinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank kan, gelet op het onderzoek ter terechtzitting, niet uitsluiten dat verdachte goed heeft gekeken toen zij met de door haar bestuurde personenauto de rijbaan van de A28 is opgereden. Verdachte heeft daarbij wellicht de blauwe auto, welke door [slachtoffer 1] werd bestuurd, over het hoofd gezien. Mogelijk bevond deze auto zich in de dode hoek van verdachtes zichtveld. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gemaakte verkeersfout geen schuld oplevert als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Opgave bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van politie Drenthe, dossiernummer: PL031T/08-501705 houdt in:
- op pagina 13, inhoudende verklaring van getuige [slachtoffer 2];
- op pagina 14ev, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1];
- op pagina 16, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2];
- op pagina 18ev, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3];
- op pagina 20ev, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 4];
- op pagina 22ev, inhoudende de verklaring van verdachte.
- als bijlage, medische informatie betreffende [slachtoffer 2].
Een Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse, inhoudende de verklaring van verbalisanten.
De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op13 november 2007 te Assen, als bestuurster van een voertuig (auto), daarmede rijdende over weg, de A28,
geen voorrang heeft verleend aan de bestuurster, te weten [slachtoffer 1], van een ander motorrijtuig (auto), door vanaf een invoegstrook de rechterrijstrook van die A28 op te rijden terwijl die [slachtoffer 1] met dat door haar bestuurde motorrijtuig ter hoogte van verdachte op de rechterrijstrook van die weg reed, waardoor vervolgens die [slachtoffer 1] met dat door haar bestuurde motorrijtuig naar de linkerrijstrook moest uitwijken, en ten gevolgde waarvan [slachtoffer 2], die ter hoogte van dat door die [slachtoffer 1] bestuurde motorrijtuig op de linkerrijstrook reed, met zijn motorrijtuig moest uitwijken en in een slip raakte, waardoor hij vervolgens in een gezien zijn rijrichting rechts langs die weg gelegen berm terecht is gekomen en vervolgens in een langs die berm gelegen greppel/sloot terecht is gekomen en vervolgens rechtsom is geroteerd en vervolgens tegen een in die berm staande boom is aangereden,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die A28 werd veroorzaakt.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon
van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 12 juni 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank zal geen taakstraf opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd,
nu zij in tegenstelling tot de officier van justitie, niet het primair ten laste gelegde doch de subsidiair ten laste gelegde verkeersovertreding bewezen acht. De rechtbank zal aan verdachte een geldboete opleggen en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a,14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een geldboete ten bedrage van € 500,-- met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijdsduur van 2 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. M.A.F. Veenstra, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 16 september 2008, zijnde mr. Veenstra buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.