Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF8776

Datum uitspraak2008-10-02
Datum gepubliceerd2008-10-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607149-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

voorwaardelijke opzet poging doodslag strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.607149-08 (P) Uitspraak: 2 oktober 2008 Tegenspraak Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tege[woonplaats]rdac[verdachte], [geboortedatum], [woonplaats]. 1. Onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaatsgevonden op 18 september 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.H. Schormans en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam en door de verdachte naar voren is gebracht. 2. Tenlastelegging De verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 4 mei 2008 in de gemeente [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die Oord meermalen, in ieder geval eenmaal, (met kracht) met een priem/mes, in ieder geval met een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, op/in de rug, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 287 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht althans, indien het voorstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 4 mei 2008 in de gemeente [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond op de linkerschouder nabij de longen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval eenmaal, (met kracht) met een priem/mes, in ieder geval met een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, op/in de rug, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, te steken/prikken; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht althans, indien het voorstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 4 mei 2008 in de gemeente [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die Oord meermalen, in ieder geval eenmaal, (met kracht) met een priem/mes, in ieder geval met een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, op/in de rug, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 4. De bewijsmotivering 4.1 Vaststaande feiten Op 4 mei 2008 heeft er een steekpartij plaatsgevonden op de Grote markt te [woonplaats]. Verdachte [verdachte] heeft met een scherp en puntig voorwerp meerdere malen stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer [slachtoffer] gemaakt. Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft hierbij een verwonding aan zijn linkerschouderblad opgelopen. Het slachtoffer is opgenomen in het ziekenhuis waar bleek dat hij een inwendige bloeding in de linkerborstkastholte had. 4.2 Bewijsmiddelen De rechtbank komt tot voornoemde vaststaande feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen: • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • het op in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer 2008032596, inhoudende een aangifte van [slachtoffer] (p.7-10 van het dossier); • een geschrift, te weten een brief d.d. 9 juli 2008 van K.J. Ponsen, chirurg, waarin zij verklaart over het letstel van aangever. 4.3 Het standpunt van het Openbaar Ministerie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te weten; poging tot doodslag. De officier van justitie acht het medeplegen niet bewezen, nu er uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet valt af te leiden dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met een ander of anderen. 4.4 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet de intentie had aangever te doden, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Tevens heeft de verdediging betoogd dat het medeplegen niet bewezen kan worden nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat er een tweede persoon bij het steekincident betrokken is geweest. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat onvoldoende is gebleken dat de verwondingen die aangever heeft opgelopen tot de dood konden leiden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. 4.5 Bespreking standpunten Naar het oordeel van de rechtbank kan de verdediging niet worden gevolgd in zijn betoog dat verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft met een scherp en puntig voorwerp doelbewust en met kracht meerdere malen op aangever ingestoken. Aangever heeft hierdoor een diepe steekwond aan het linkerschouderblad opgelopen. Door aldus te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever aan zijn verwondingen zou komen te overlijden. Dat dit niet is gebeurd is slechts het gevolg van de niet van de wil van verdachte afhankelijke omstandigheid dat er geen vitale delen in het lichaam van aangever zijn geraakt. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen niet bewezen kan worden, nu uit de bewijsmiddelen niet valt af te leiden dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met een ander of anderen. 5. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat: Hij op 4 mei 2008 in de gemeente [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die Oord meermalen, met kracht met een scherp en puntig voorwerp, in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. 6. Strafbaarheid Het bewezene levert op; poging tot doodslag. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. 7. De strafoplegging De officier van justitie, mr. F.H. Schormans, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte voor het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de 4 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Ten aanzien van de strafoplegging heeft zij subsidiair verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte veel spijt heeft, zichzelf heeft aangegeven bij de politie en volledig heeft meegewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek. Door de verdediging is verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts is door de verdediging gewezen op een vonnis van deze rechtbank van 16 maart 2006 in de zaak met parketnummer 07/607014-06. In die zaak werd de verdachte wegens medeplegen van poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op zeer lichtvaardige wijze zonder dat daartoe aanleiding was meerdere stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer gemaakt. Het slachtoffer heeft hierbij een verwonding aan zijn linkerschouder opgelopen en heeft zes dagen in het ziekenhuis gelegen met een drain. Het gedrag van verdachte getuigt van disrespect voor het lijf en leven van een ander. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De door de officier van justitie geëiste straf is naar het oordeel van de rechtbank echter te zwaar, met name gelet op de persoon van verdachte zoals deze uit de rapportage naar voren komt en het feit dat verdachte niet eerder voor dergelijke strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank is van oordeel dat een vergelijking met de door de verdediging aangehaalde zaak niet opgaat nu in die zaak de uitvoeringshandelingen door een andere dan de verdachte waren verricht en die verdachte zelf een aanzienlijk minder prominente rol heeft gespeeld dan de verdachte in het onderhavige geval. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 27 augustus 2008; - een de verdachte betreffend psychiatrisch rapport d.d. 25 juli 2008 uitgebracht door R. Jansen aios psychiatrie, onder supervisie van F. Bish, forensisch psychiater; - de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier. 8. Vordering van de benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer] wonende te [woonplaats] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.275,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van € 1.450,- (immateriële schade). De verdediging heeft verzocht de vordering ten aanzien van het materiële gedeelte af te wijzen en het immateriële deel te matigen. De rechtbank is van oordeel dat bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit. De hoogte van de schade is gelet op het schade-onderbouwingsformulier genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.450,-. De vordering van de benadeelde partij zal voor het meerdere, als zijnde onvoldoende onderbouwd niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 1450,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis. 9. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht. 10. Beslissing Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 1 jaar, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.450,-. De rechtbank veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 1.450,- (zegge veertienhonderd vijftig euro). Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het meerdere, als zijnde onvoldoende onderbouwd, niet-ontvankelijk. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op om, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] wonende te [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van € 1.450,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt, dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.450,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan die benadeelde partij een bedrag van € 1.450,- te betalen komt te vervallen, en dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan die benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag komt te vervallen. Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. M.A. Wijnands-Veninga en R.M. Berendsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2008. Mrs M.A. Wijnands-Veninga en R.M. Berendsen voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.