Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF8767

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/801702-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hoger beroep tegen afwijzing vordering bewaring; toetsing ex tunc; redelijke wetstoepassing. De meervoudige raadkamer van de rechtbank Haarlem stelt verdachte in bewaring n.a.v. het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep tegen de afwijzing van de vordering tot bewaring door de rechter-commissaris en overweegt daartoe als volgt: De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris, gegeven de hem op het moment van zijn beslissing ten dienste staande processtukken, heeft kunnen beslissen dat er op dat moment onvoldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden. De rechtbank is van oordeel dat indien de rechter-commissaris had beschikt over nadere gegevens betreffende het belcontact tussen de getuige en een voor hem onbekende man die verdachte aanduidt als zijn (verdachtes) zwager, de rechter-commissaris mede gezien de overige aanwijzingen in het dossier tot de conclusie was gekomen dat er tegen de verdachte wel degelijk ernstige bezwaren bestonden dat hij zich aan mensensmokkel schuldig had gemaakt. Hoewel de in deze beroepsprocedure aan te leggen rechterlijke toets een zogeheten ex tunc karakter heeft kan de rechtbank er niet aan voorbijzien dat een daaruit voortvloeiende ongegrondverklaring slechts tot gevolg zou hebben dat de verdachte door het Openbaar Ministerie opnieuw zou worden aangehouden, zou worden in verzekering gesteld en andermaal zou worden voorgeleid aan de rechter-commissaris, op basis van de in het genoemde proces-verbaal gebleken nieuwe feiten. Een redelijke wetstoepassing leidt de rechtbank onder die omstandigheden dan ook tot het oordeel dat het beroep van de officier van justitie gegrond behoord te worden verklaard.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT Vestiging Schiphol MEERVOUDIGE RAADKAMER Appelnummer: HB 08/2005 Parketnummer: 15/801702-08 BEVEL BEWARING (art. 63 Sv.) in hoger beroep De rechtbank Haarlem, vestiging Schiphol, meervoudige raadkamer voor strafzaken; gelet op het door de officier van justitie in het arrondissement Haarlem in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats], zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te landen, thans verblijvende in HvB Schiphol Oost, op 6 oktober 2008 ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, van 6 oktober 2008, houdende de afwijzing van de vordering tot inbewaringstelling van voornoemde verdachte wegens het ontbreken van ernstige bezwaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel; gezien de stukken; gelet op het te dezen gehouden onderzoek in raadkamer van 8 oktober 2008, waarvan afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd; overweegt: Het hoger beroep is tijdig ingesteld. De officier van justitie heeft – op de gronden als vermeld in de aan het proces-verbaal gehechte appèlmemorie – geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing, en heeft gevorderd dat de rechtbank in hoger beroep opnieuw recht zal doen en zal komen tot het bevelen van de in bewaringstelling van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris, gegeven de hem op het moment van zijn beslissing ten dienste staande processtukken, heeft kunnen beslissen dat er op dat moment onvoldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden. De rechtbank overweegt met name dat ernstige bezwaren niet noodzakelijkerwijs voortvloeien uit de enkele omstandigheid dat de verdachte en de [getuige], die in deze zaak is gehoord, dezelfde reisbestemming hadden en evenmin uit het feit dat de [getuige] heeft verklaard dat hij de verdachte nauwelijks kent, terwijl de verdachte heeft verklaard de [getuige] al meerdere jaren te kennen. Na de beslissing van de rechter-commissaris heeft het Openbaar Ministerie het onderzoek voortgezet en uit het aanvullend “PV verkort Voorgeleiding Raadkamer”, gedateerd 7 oktober 2008, ontleent de rechtbank de informatie dat op 3 oktober 2008 om 4 uur 16 ’s ochtends via een Canadees telefoonnummer is gepoogd te bellen naar de mobiele telefoon van de [getuige]. Het Canadese nummer is hetzelfde telefoonnummer als dat, waarmee later een SMS bericht is verzonden naar de mobiele telefoon van de verdachte. Gevraagd naar deze SMS berichten heeft de verdachte verklaard dat het Canadese nummer waarmee deze zijn verzonden, toebehoort aan zijn zwager, die hij van plan was in Canada te bezoeken. De verdachte heeft verder verklaard dat de [getuige] in Canada een andere bestemming had dan hijzelf, en dat er geen verband is tussen de getuige en verdachtes zwager. Gezien deze verklaringen van de verdachte roept het gegeven dat met het nummer van die zwager wordt gebeld naar de mobiele telefoon van de [getuige] op een tijdstip waarop hun reis vanuit Glasgow nog niet eens begonnen was, bij de rechtbank grote vragen op. De rechtbank is van oordeel dat indien de rechter-commissaris had beschikt over genoemde nadere gegevens, de rechter-commissaris mede gezien de overige aanwijzingen in het dossier tot de conclusie was gekomen dat er tegen de verdachte wel degelijk ernstige bezwaren bestonden dat hij zich aan mensensmokkel schuldig had gemaakt. Hoewel de in deze beroepsprocedure aan te leggen rechterlijke toets een zogeheten ex tunc karakter heeft kan de rechtbank er niet aan voorbijzien dat een daaruit voortvloeiende ongegrondverklaring slechts tot gevolg zou hebben dat de verdachte door het Openbaar Ministerie opnieuw zou worden aangehouden, zou worden in verzekering gesteld en andermaal zou worden voorgeleid aan de rechter-commissaris, op basis van de in het genoemde proces-verbaal gebleken nieuwe feiten. Een redelijke wetstoepassing leidt de rechtbank onder die omstandigheden dan ook tot het oordeel dat het beroep van de officier van justitie gegrond behoord te worden verklaard. De rechtbank heeft acht geslagen op het bepaalde in de artikelen 63, 64, 67, 67a, 78 en 446 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 197 a van het Wetboek van Strafrecht. beslist: verklaart het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep gegrond; beveelt de bewaring van verdachte voor een termijn van veertien dagen en bepaalt dat de bewaring zal worden ondergaan in het huis van bewaring te Schiphol Oost c.q. enig ander huis van bewaring c.q. – in geval van plaatsgebrek in het huis van bewaring - enig politiebureau. Deze beschikking is gegeven op 8 oktober 2008 door mr. G.F.H. Lycklama A Nijeholt, voorzitter, mrs. H.P. van der Lelie en R. van der Heijden, rechters, in tegenwoordigheid van F. Zierikzee , griffier.