
Jurisprudentie
BF8740
Datum uitspraak2008-10-13
Datum gepubliceerd2008-10-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700240-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700240-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
artikel 285b Sr; artikel 37 Sr; belaging; stalking; OVAR; geen opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
De meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem verklaart bewezen dat verdachte twee vrouwen heeft belaagd, maar ontslaat hem van rechtsvervolging, aangezien verdachte, zo is gebleken uit onderzoek door een psychiater en een klinisch psycholoog, ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten leed aan een psychotische stoornis en als volledig ontoerekeningsvatbaar wordt aangemerkt.
De hierboven al genoemde psychiater en klinisch psycholoog hebben op daaromtrent gestelde vragen geoordeeld, dat verdachte, zolang het gediagnosticeerde ziektebeeld met de daaraan inherente afwezigheid van ziektebesef blijft bestaan, niet in staat zal zijn zonder medicamenteuze behandeling zijn gedrag bij te sturen. Daarom wordt een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis met toepassing van artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht aanbevolen.
Dit door de deskundigen vastgestelde onvermogen om – zonder medicamenteuze behandeling – het gedrag bij te sturen begrijpt de rechtbank als uitdrukking van de getaxeerde kans op recidive, welke dan weer moet gelden als feitelijke invulling van het in artikel 37 Wetboek van Strafrecht als voorwaarde voor oplegging van de maatregel genoemde gevaar.
Ofschoon de rechtbank zich kan vinden in het oordeel op zichzelf dat betrokkene behandeling nodig heeft om herhaling van zijn bewezen verklaarde gedrag te voorkomen, staat daarmee wat haar betreft nog niet vast, dat daarmee onmiddellijk en rechtstreeks het in artikel 37 Wetboek van Strafrecht bedoelde gevaar aan de orde is. In de visie van de rechtbank is sprake van overlastgevend gedrag, dat met een gerichte medicatie kan worden bestreden of althans tot aanvaardbare proporties kan worden teruggedrongen. Zij kiest er derhalve voor eerst die weg te doen beproeven. Dan zal het in overwegende mate van de – vrijwillige – medewerking van verdachte afhangen of bij een volgende gelegenheid een verdergaande conclusie onafwendbaar is.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700240-08
Uitspraakdatum: 13 oktober 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 september 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag, te Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2007 tot en met 19 maart 2008 te Heemstede, in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft verdachte:
- die [slachtoffer 1] op straat aangesproken en/of (daarbij) meermalen geinformeerd naar haar kinderen en/of
- meermalen gebeld met die [slachtoffer 1] en daarbij gezegd dat haar kinderen ook zijn kinderen waren (in elk geval woorden van die aard of strekking) en/of
daarbij geschreeuwd en/of gescholden (onder meer "En nu breekt godverdomme de pleuris uit!") en/of
- rakelings, althans dicht langs de auto van die [slachtoffer 1] gereden en/of
- op straat naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] gespuugd en/of
- postgevat voor de woning van die [slachtoffer 1] (door gedurende ongeveer een kwartier in een auto voor de woning van die [slachtoffer 1] te blijven zitten en/of
- die [slachtoffer 1] op straat aangekeken en/of met de ogen blijven volgen en/of
- meermalen vanuit zijn, verdachtes, tuin in de richting van de woning van die [slachtoffer 1] gekeken en/of
- zich verdekt achter struiken opgesteld en daarna die [slachtoffer 1] en/of personen met wie zij stond te praten begluurd en/of
- die [slachtoffer 1] op straat nageroepen met het woord 'hoer' en/of het woord 'hoer' in de richting van de woning van die [slachtoffer 1] en/of in de richting van de echtgenoot van die [slachtoffer 1] geroepen en/of
- meermalen die [slachtoffer 1] (telkens wanneer die echtgenoot van die [slachtoffer 1] niet thuis was) gebeld en zonder iets te zeggen opgehangen en/of
- (naar) die [slachtoffer 1] en/of de kinderen van die [slachtoffer 1] (terwijl zij in de voortuin van de woning speelden) toegelopen en/of op zijn sokken beslopen;
2.
hij op of omstreeks 16 en 17 maart 2008 te Heemstede, in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], in elk geval van een ander, (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is verdachte:
- een brief (waarin de moeder en de kinderen van die [slachtoffer 2] genoemd worden) geschreven en gestuurd naar die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen gebeld in de winkel waar zij werkt en gevraagd/gezegd: "hoe is het met je moeder" en/of "je moet niet doen of je mij niet kent" in elk geval (telkens) woorden van van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] bezocht in de winkel waar zij werkt en daarbij geschreeuwd: "je moet bellen hoor [slachtoffer 2]", in elk geval woorden van gelijke aard of strekking en/of
- meermalen de voicemail van de huistelefoon van die [slachtoffer 2] ingesproken met de woorden: "ik wil de kinderen zien, ze zijn niet uit de lucht komen vallen, als ik niks van jou hoor, dan hoor je van mij" en/of "je spreekt met [verdachte], ik wil je moeder en jou spreken. Heb je mijn brief ontvangen", in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
hij in de periode van 15 december 2007 tot en met 19 maart 2008 te Heemstede, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer 1] op straat aangesproken en daarbij meermalen geïnformeerd naar haar kinderen en
- meermalen gebeld met die [slachtoffer 1] en daarbij gezegd dat haar kinderen ook zijn kinderen waren (in elk geval woorden van die aard of strekking) en daarbij geschreeuwd en gescholden (onder meer "En nu breekt godverdomme de pleuris uit!") en
- rakelings, althans dicht langs de auto van die [slachtoffer 1] gereden en
- op straat naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] gespuugd en
- die [slachtoffer 1] op straat aangekeken en met de ogen blijven volgen en
- meermalen vanuit zijn, verdachtes, tuin in de richting van de woning van die [slachtoffer 1] gekeken en
- zich verdekt achter struiken opgesteld en daarna die [slachtoffer 1] en personen met wie zij stond te praten begluurd en
- die [slachtoffer 1] op straat nageroepen met het woord 'hoer' en het woord 'hoer' in de richting van de woning van die [slachtoffer 1] en in de richting van de echtgenoot van die [slachtoffer 1] geroepen en
- meermalen die [slachtoffer 1] (telkens wanneer de echtgenoot van die [slachtoffer 1] niet thuis was) gebeld en zonder iets te zeggen opgehangen en
- (naar) die [slachtoffer 1] en de kinderen van die [slachtoffer 1] (terwijl zij in de voortuin van de woning speelden) toegelopen en op zijn sokken beslopen;
Feit 2:
hij op 16 en 17 maart 2008 te Heemstede, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], telkens met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte:
- een brief (waarin de moeder en de kinderen van die [slachtoffer 2] genoemd worden) geschreven en gestuurd naar die [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 2] meermalen gebeld in de winkel waar zij werkt en gevraagd/gezegd: "hoe is het met je moeder" en "je moet niet doen of je mij niet kent" in elk geval telkens woorden van gelijke aard of strekking en vervolgens
- die [slachtoffer 2] bezocht in de winkel waar zij werkt en daarbij geschreeuwd: "je moet bellen hoor [slachtoffer 2]", in elk geval woorden van gelijke aard of strekking en
- meermalen de voicemail van de huistelefoon van die [slachtoffer 2] ingesproken met de woorden: "ik wil de kinderen zien, ze zijn niet uit de lucht komen vallen, als ik niks van jou hoor, dan hoor je van mij" en "je spreekt met [verdachte], ik wil je moeder en jou spreken. Heb je mijn brief ontvangen", in elk geval telkens woorden van gelijke aard of strekking.
Hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waar hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Ik heb [slachtoffer 1] wel gedag gezegd en gedag gezwaaid en haar in januari 2008 een keer gesproken. Ik ben met haar intiem geweest, dus het zijn mijn kinderen en anderen opperen ook dat die kinderen van mij zijn. Er lopen overal kinderen van mij rond. [slachtoffer 2] kwam ik tegen en zij zei toen dat ze alleen voor de kinderen moest zorgen. Ook met haar ben ik intiem geweest. Ik ben in de winkel van haar geweest en ik heb haar een brief geschreven..
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 20) van verdachte op 22 maart 2008, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Zowel bij [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heb ik kinderen. Ik probeer [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te benaderen maar op een positieve manier. Ik heb [slachtoffer 2] een brief gezonden.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (dossierpagina 24) door [slachtoffer 1] op 19 maart 2008, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Ik doe aangifte van belaging/stalking in de periode van 15 december 2007 tot 19 maart 2008. Medio december 2007 begon [verdachte] mij opeens gedag te zeggen. Omstreeks 15 januari 2008 begon hij een gesprek met mij en vroeg door over mijn kinderen. Op 17 januari belde hij mij thuis op en begon tegen me tekeer te gaan omdat ik hem eerder die dag geen gedag zou hebben gezegd. Hij schreeuwde: “Al die wijven in Heemstede tegenwoordig, ze zien me niet staan, groeten me niet en mijden me. Zeker de vrouwen van al mijn kinderen.’’ Op 29 januari belde hij weer en vroeg wat er was en riep “en nu breekt godverdomme de pleuris uit.” Op 1 februari reed hij kennelijk opzettelijk bijna tegen onze auto aan. Op 4 februari passeerde hij me terwijl ik met de kinderen fietste en spuugde naar me. Hij kijkt mij steeds strak aan en volgt mij met zijn ogen. Op 8 maart heeft hij zich achter de struiken verdekt opgesteld en begon ons te begluren. Ik stond toen met mensen buiten te praten. Op 12 maart fietste ik op de Molenwerfslaan en toen zag ik [verdachte] weer lopen en hoorde hem vervolgens roepen ‘hoer’. Als [mijn echtgenoot] niet thuis was, belde hij ook steeds op maar zei niets maar ik voelde dat hij het was. Op 17 maart speelde de tweeling in de voortuin en toen kwam [verdachte] op zijn sokken aangelopen, stopte en begon griezelig met zijn armen te zwaaien. [mijn echtgenoot] en ik zijn bang en [mijn echtgenoot], die zijn eigen bedrijf heeft, heeft al zo’n 10 keer afspraken afgezegd uit angst wat er met mij of de kinderen kan gebeuren. We hebben moeite met slapen, piekeren en durven de kinderen niet meer alleen buiten te laten spelen. Ik ben bang voor een nieuwe confrontatie met [verdachte].
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (dossierpagina 38) door [slachtoffer 2] op 19 maart 2008, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Ik doe aangifte van belaging/stalking tussen 17 maart en 19 maart 2008. Ik ben op 17 maart 2008 in de winkel bezocht en opgebeld door een man, die later [verdachte] bleek te zijn. Door de telefoon zei hij “Hallo [slachtoffer 2] je spreekt met [verdachte], hoe is het met je moeder” en “je moet niet net doen alsof je mij niet kent (…..)”. Bij het bezoek in de winkel op 17 maart 2008 schreeuwde hij “je moet bellen [slachtoffer 2].” Toen ik omstreeks 18.00 uur thuis kwam lag er een brief op de mat. Omstreeks 20.45 uur zag ik dat er voicemail berichten op mijn huistelefoon stonden. Het eerste bericht luidde “ik wil de kinderen zien, ze zijn niet uit de lucht komen vallen, als ik niets van jou hoor dan hoor je van mij”. Het andere bericht: “je spreekt met [verdachte] en ik wil je moeder en jou spreken. Heb je mijn brief ontvangen. (….)” Ik was helemaal over de rooie en heb mijn vriendin en zus gebeld. Mijn zus en haar man zijn blijven slapen, ik was doodsbang dat [verdachte] ineens voor mijn neus zou staan en dat ik misschien de veiligheid van mijn kinderen niet kon garanderen.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant], opgemaakt op 3 juni 2008, inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer dat uit de op vordering van de officier van justitie verstrekte verkeersgegevens met betrekking tot het bij verdachte in gebruik zijnde mobiele telefoonnummer is gebleken dat in de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 maart 2008:
[slachtoffer 1] in totaal 6 maal is gebeld door de gebruiker van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer verdachte];
[slachtoffer 2] eveneens 6 maal is gebeld door de gebruiker van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer verdachte].
3.3 Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ofschoon de raadsman als verweren heeft gevoerd dat – nu de deskundigen van oordeel zijn dat verdachte de ten laste gelegde feiten niet kunnen worden toegerekend – verdachte wegens het ontbreken van opzet van beide feiten moet worden vrijgesproken en dat overigens ten aanzien van feit 2 niet gesproken kan worden van stelselmatigheid en dat verdachte voor dit feit vrijgesproken dient te worden, indien het eerste verweer niet wordt gehonoreerd, acht de rechtbank beide feiten bewezen.
Zij overweegt daartoe als volgt.
De omstandigheid dat de waan waarin verdachte verkeerde, met zich meebrengt dat hij een waarneming kan hebben van zijn omgeving die niet overeenstemt met de door anderen waargenomen werkelijkheid, betekent nog niet dat bij hem het voor het begaan van de ten laste gelegde gedragingen vereiste opzet afwezig moet worden geacht.
Ten aanzien van de betwiste stelselmatigheid heeft te gelden dat het aantal en de aard van de incidenten die in een weliswaar korte spanne tijds hebben plaatsgevonden, niet anders kunnen worden gezien dan als exponenten van een kennelijk obsessieve gerichtheid op een (verondersteld) probleem. Voor de duiding van dit gedrag is niet zonder belang de vaststelling, dat verdachte gedurende enige maanden [slachtoffer 1] heeft belaagd. Aan het einde van de desbetreffende periode is verdachte ook [slachtoffer 2] op vergelijkbare wijze en met identieke insinuaties gaan lastig vallen. De hardnekkigheid en stelselmatigheid waarmee verdachte [slachtoffer 1] gedurende een periode van enige maanden heeft belaagd is ook kenmerkend in diens gedrag tegenover [slachtoffer 2].
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Belaging, meermalen gepleegd.
5. Strafbaarheid van verdachte
Met betrekking tot de vraag of verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten wellicht lijdende was aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en tot welke aanbevelingen een bevestigende beantwoording daarvan aanleiding zou geven, zijn deskundigenrapporten uitgebracht door [psychiater], en [klinisch psycholoog].
Beide deskundigen komen op grond van het door hen ingestelde onderzoek – zakelijk weergegeven – tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten leed aan een psychotische stoornis. In geval van bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten kan de verklaring voor het handelen geheel gevonden worden in die ziekelijke stoornis, zo oordelen beide deskundigen. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht, geen besef van wat hij gedaan heeft en kan het ontoelaatbare van zijn handelen dan ook niet inzien. Dientengevolge zou betrokkene als volledig ontoerekeningsvatbaar moeten worden aangemerkt.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen [psychiater en klinisch psycholoog], dat verdachte de feiten niet kunnen worden toegerekend, over en maakt deze tot de hare.
De verdachte is, op grond van het vorenstaande, niet strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten. Verdachte dient derhalve ten aanzien van die feiten te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. Motivering van de beslissing ten aanzien van de gevorderde sanctie
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat de rechtbank zal gelasten dat hij in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De hierboven al genoemde deskundigen [psychiater en klinisch psycholoog] hebben op daaromtrent gestelde vragen geoordeeld, dat betrokkene, zolang het gediagnosticeerde ziektebeeld met de daaraan inherente afwezigheid van ziektebesef blijft bestaan, niet in staat zal zijn zonder medicamenteuze behandeling zijn gedrag bij te sturen. Daarom wordt een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis met toepassing van artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht aanbevolen.
Dit door de deskundigen vastgestelde onvermogen om – zonder medicamenteuze behandeling – het gedrag bij te sturen begrijpt de rechtbank als uitdrukking van de getaxeerde kans op recidive, welke dan weer moet gelden als feitelijke invulling van het in artikel 37 Wetboek van Strafrecht als voorwaarde voor oplegging van de maatregel genoemde gevaar.
Ofschoon de rechtbank zich kan vinden in het oordeel op zichzelf dat betrokkene behandeling nodig heeft om herhaling van zijn bewezen verklaarde gedrag te voorkomen, staat daarmee wat haar betreft nog niet vast, dat daarmee onmiddellijk en rechtstreeks het in artikel 37 Wetboek van Strafrecht bedoelde gevaar aan de orde is. In de visie van de rechtbank is sprake van overlastgevend gedrag, dat met een gerichte medicatie kan worden bestreden of althans tot aanvaardbare proporties kan worden teruggedrongen. Zij kiest er derhalve voor eerst die weg te doen beproeven. Dan zal het in overwegende mate van de – vrijwillige – medewerking van verdachte afhangen of bij een volgende gelegenheid een verdergaande conclusie onafwendbaar is.
Een en ander leidt er toe, dat de rechtbank het advies van beide deskundigen, voor zover betrekking hebbend op de maatregel bedoeld in artikel 37 Wetboek van Strafrecht, niet zal volgen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 39, 57 en 285b.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten van alle rechtsvervolging.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mrs. M.J.M. Verpalen en A.M.S.P. Evers-Ederveen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2008.