
Jurisprudentie
BF8139
Datum uitspraak2008-09-02
Datum gepubliceerd2008-10-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers318713/ JE RK 08-2178
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers318713/ JE RK 08-2178
Statusgepubliceerd
Indicatie
Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Kinderrechter
Zaak/rekestnummer: 318713/ JE RK 08-2178
Datum uitspraak: 2 september 2008
Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg
Beschikking op het verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Rijnland (hierna te noemen: Bureau Jeugdzorg).
Het verzoekschrift heeft betrekking op de minderjarige:
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
kind van:
[de moeder],
wonende te [adres]
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent.
De minderjarige verblijft feitelijk op het politiebureau te [plaats].
Procesgang
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 29 april 2008 de minderjarige onder toezicht gesteld van 29 april 2008 tot 29 april 2009.
Op 19 augustus 2008 heeft Bureau Jeugdzorg een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot machtiging de minderjarige voorlopig gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Bureau Jeugdzorg heeft daarbij een verklaring overgelegd dat een situatie als bedoeld in artikel 29b, derde lid, Wet op de Jeugdzorg zich voordoet. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de verklaring is opgesteld met instemming van een gedragswetenschapper, als bedoeld in artikel 29b, vijfde lid, Wet op de Jeugdzorg, die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Bureau Jeugdzorg heeft voorts overgelegd: een indicatiebesluit met de daarbij behorende aanvraag, het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
Aangezien Bureau Jeugdzorg een verzoek heeft gedaan tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, is bij beschikking d.d. 2 september 2008 aan de Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Gravenhage bevolen een advocaat aan de minderjarige toe te voegen.
De kinderrechter heeft voorts kennis genomen van:
• de fax van 2 september 2008 van Bureau Jeugdzorg waarin Bureau Jeugdzorg mededeelt dat de minderjarige per 2 september 2008 tot uiterlijk 3 september 2008 12.00 uur opgenomen kan worden in Rentray Flevoland.
Het verzoekschrift is op 2 september 2008 ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
• mevrouw Van Veenvliet en mevrouw De Ruiter namens Bureau Jeugdzorg,
• de moeder,
• de minderjarige bijgestaan door mr. M. Van Gemert.
Beoordeling
Bureau Jeugdzorg heeft ter zitting zijn verzoek gewijzigd in die zin dat thans wordt verzocht de machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling af te geven. De minderjarige is eerder uit huisgeplaatst in OCB Breda. Binnen deze open setting is de minderjarige weggelopen. Vervolgens is de minderjarige door de politie opgepakt en met behulp van Bureau Jeugdzorg geplaatst op een crisisplek van de Bruggen. De minderjarige is daar op 13 augustus 2008 ook weer weggelopen en niet meer teruggekeerd naar de Bruggen. Op 2 september 2008 heeft de politie de minderjarige op het adres van zijn zus aangehouden. Bij de minderjarige is sprake van zwakbegaafdheid, ADHD-problematiek en een oppositioneel opstandige gedragsstoornis waarvoor hij medicatie en behandeling nodig heeft. De minderjarige neemt echter zijn medicatie niet. Daarbij komt dat hij op school niet gemotiveerd is, zijn medeleerlingen bijt, omgaat met de verkeerde vrienden en vervolgens in aanraking komt met de politie. Er zijn in het vrijwillige en gedwongen kader met betrekking tot de problematiek van de minderjarige reeds vele verschillende vormen van hulpverlening ingezet. Alle hulp is echter tot op heden onvoldoende van de grond gekomen, mede omdat de minderjarige zich ontrekt aan de hulpverlening door weg te lopen. Hij krijgt derhalve niet de hulpverlening die hij nodig heeft. De minderjarige staat sinds juli 2008 op een wachtlijst bij de J.P. van der Bent Stichting teneinde een persoonlijkheidsonderzoek te ondergaan. Het is niet duidelijk hoe lang de wachttijd is voor de J.P. Van der Bent Stichting. Gelet op het wegloopgedrag van de minderjarige is een uithuisplaatsing van de minderjarige in een gesloten setting noodzakelijk om hem de behandeling en de structuur te kunnen bieden die hij gezien zijn problematiek nodig heeft alsmede om te voorkomen dat hij verder zal afglijden.
De minderjarige heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij het niet eens is met het verzoek. De minderjarige vindt dat het niet goed gaat met hem maar begrijpt niet waarom hij behandeld moet worden. Hij wil dan ook niet worden geplaatst in een gesloten setting. De minderjarige heeft verklaard dat hij een aantal keren is weggelopen omdat hij het niet eens was met de leiding. Voorts heeft de minderjarige nog medegedeeld dat hij geen drugs gebruikt.
Mr. Van Gemert heeft namens de minderjarige ter zitting de afwijzing van het verzoek bepleit. De situatie, zoals Bureau Jeugdzorg het schetst, is niet conform de werkelijkheid. Bureau Jeugdzorg heeft los van elkaar staande conflicten uit het verleden aangedikt om daarmee aan te tonen dat een uithuisplaatsing van de minderjarige geïndiceerd is. Mr. Van Gemert is van mening dat het verzoek niet voldoende is onderbouwd. In de thuissituatie zijn er problemen omdat de moeder en de stiefvader zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure, hetgeen de nodige conflicten met zich meebrengt. De minderjarige is de dupe van de thuissituatie. Mr. Van Gemert is van mening dat duidelijk is dat het niet goed gaat met de minderjarige, maar welke plek wel goed is voor de minderjarige is niet duidelijk. Teneinde te kunnen bezien welke plek wel juist is in het belang (van de ontwikkeling) van de minderjarige, is het noodzakelijk dat een persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen. Mr. Van Gemert heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Indien het verzoek toch wordt toegewezen verzoekt mr. Van Gemert subsidiair om toewijzing voor een korte periode, teneinde een vinger aan de pols te kunnen houden ten aanzien van de voortgang van het persoonlijkheidsonderzoek.
De moeder heeft ter zitting verklaard een uithuisplaatsing van de minderjarige niet nodig te vinden. Als de minderjarige in een gesloten setting wordt geplaatst zal dat een negatieve uitwerking op hem hebben. Zij wil wel dat de minderjarige wordt onderzocht en wordt behandeld voor zijn problemen. In de Bruggen is de minderjarige nooit behandeld. Hij heeft daar bovendien in een mensonwaardige situatie geleefd. Zowel de hulp die de minderjarige aangeboden heeft gekregen alsmede de medicatie die de minderjarige heeft gehad zijn tot op heden onvoldoende gebleken.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de veiligheid van de minderjarige in gevaar komt omdat hij wegloopt van de plaatsen waar hij vrijwillig dan wel gedwongen geplaatst wordt. Extra zorgelijk acht de kinderrechter dat de minderjarige vervolgens rondzwerft, zonder zich wederom te melden en zich daarbij blootstelt aan potentieel gevaarlijke situaties. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat bij de minderjarige, gelet op zijn ernstige gedragsproblematiek, een persoonlijkheidsonderzoek wordt gedaan, zodat duidelijk wordt bij welke behandeling of behandelmethode de minderjarige het meest gebaat zal zijn. Nu de minderjarige zich eerder aan aanwijzingen met betrekking tot zijn verblijfplaats alsmede aan het gezag in het algemeen heeft onttrokken acht de kinderrechter het noodzakelijk dat dit persoonlijkheidsonderzoek in een gesloten setting wordt gedaan. Nu nog niet duidelijk is wat de juiste behandelplaats is voor de minderjarige ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor een kortere periode dan verzocht, te weten voor zes maanden, te verlenen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b lid 1 van de Wet op de Jeugdzorg van 2 september 2008 tot 2 maart 2009, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 20 augustus 2008;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Rootring, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2008, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Helsdingen- van der Spek als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage