Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF8027

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers65628 / HA ZA 06-2474
Statusgepubliceerd


Indicatie

Prijsafspraak (lagere prijs waartegen zou moeten worden geleverd) is niet bewezen. Leverancier heeft terecht leveranties opgeschort en is dus daardoor niet tekortgekomen.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer: 65628 / HA ZA 06-2474 vonnis van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2008 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiser] B.V., gevestigd te Heythuysen, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, advocaat: mr. V.J. Groot, namens behandelend advocaat: mr. A.L. Stegeman te Roermond, tegen [gedaagde], wonende te Hei- en Boeicop, gedaagde in conventie, eiser in reconventie, advocaat: mr. A.F. Ammerlaan, namens behandelend advocaat: mr. D.P.E.P. van Schieveen te Amersfoort. Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd. 1. Het procesverloop 1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken: - het tussenvonnis van 30 mei 2007, alsmede de daarin genoemde stukken, - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 augustus 2007, - het proces-verbaal van getuigenverhoor (contra-enquête gedaagde) van 27 maart 2008, - de conclusie na enquête in conventie en reconventie, - de antwoordconclusie na enquête in conventie en reconventie, - de door beide partijen overgelegde producties. 1.2 Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De verdere beoordeling 2.1 Bij tussenvonnis van 30 mei 2007 is [eiser] opgedragen te bewijzen dat a. de door partijen in afwijking van de overeenkomst van 15 juli 2005 gemaakte nadere mondelinge afspraken zouden gelden voor de resterende contractsduur, derhalve ook voor de vijfde en de zesde ronde; b. [eiser] schade heeft geleden van € 35.877,78, althans € 9.954,--; c. dat partijen verrekening zijn overeengekomen met betrekking tot de factuur van [gedaagde] waarvan in reconventie betaling wordt gevorderd. Ter voldoening van de bewijsopdracht heeft [eiser] [eiser] (haar directeur) en [echtgenote directeur eiser] (echtgenote van de directeur) als getuigen doen horen. In contra-enquête zijn [gedaagde] en [betrokkene 1] als getuigen gehoord. 2.2 De prijsafspraak 2.2.1 De getuigen hebben over de prijsafspraak, voor zover thans van belang, verklaard als volgt: [eiser]: ‘In het voorjaar van 2006 was er door de vogelpest die in de wereld heerste malaise in onze branche. (...) Op 6 april 2006 heb ik in verband met deze problemen bij mij op kantoor een gesprek gehad met dhr. [-] [gedaagde]. (...) We hebben toen samen uitgebreid over de prijs die ik zou moeten betalen, gesproken. De prijs bestaat uit een vaste component, een toeslag, en een weekprijs die ook wel basiscontractprijs wordt genoemd. De vaste prijs was toen 79 cent, de prijs die betaald moest worden werd berekend als volgt: de basiscontractprijs + toeslag + de vaste prijs : 2 was de gemiddelde prijs die betaald moest worden. De vaste prijs was 79 cent zo staat er in het schriftelijke contract. Wij zijn toen overeengekomen dat deze prijs 78 cent moest worden. (...) [gedaagde] heeft voorgesteld dat hij de hierdoor mindere opbrengst voor koppel 3 zou dragen. (...) Voor koppels 4,5, en 6 zou [betrokkene 1] de mindere opbrengst dragen. Ik ben op grond van deze nadere afspraak gaan factureren en ik heb daar nooit kritiek op gehad van [gedaagde]. Dit gebeurde pas toen de vrije markt ging veranderen. Toen kreeg ik plotseling een fax (productie 2 bij dagvaarding), waarin [gedaagde] zegt dat hij betaald wil worden volgens de oorspronkelijke prijsafspraak van 79 cent. Voor koppels 4, 5 en 6 zou er echter van 78 cent worden uitgegaan bij de berekening van de prijs, volgens de formule zoals hiervoor weergegeven. (...) Deze nadere mondelinge afspraak staat niet op papier. Naast de prijsafspraak zijn we ook overeengekomen dat ik de inmiddels ontstaande achterstand zou inlopen. Daarbij was geen termijn overeengekomen. De nieuwe facturen zou ik correct betalen.(...) Tijdens het gesprek heeft [gedaagde] niet gezegd dat [betrokkene 1] hier nog mee moest instemmen.(...) Ik nam aan dat [betrokkene 1] deze afspraak wel goed zou vinden.’ [echtgenote directeur eiser]: ‘Voor de 6 rondes was aanvankelijk een prijs overeengekomen van 79 cent. Tijdens de 3e ronde is de prijs aangepast naar een gemiddelde van 78 cent en een BCP + 8 cent. Dit was op 6 april 2006. Dit is besloten tijdens een gesprek tussen mijn man en [-] [gedaagde]. Ik was daar zelf niet bij. Na afloop van het gesprek zei mijn man tegen mij: vanaf heden voor de rest van de tijd met terugwerkende kracht voor de ronde van 6 februari 2006 geldt deze nieuwe prijs. (...) Ik heb steeds op alle facturen de nieuwe afspraak vermeld. [gedaagde] heeft daar nooit op gereageerd. Bij aflevering van de 5e ronde heeft [gedaagde] de prijs ter discussie gesteld (productie 2 bij dagvaarding).’ [gedaagde]: ‘(...) Wij hebben met elkaar gesproken op 6 april en daar waren alleen hij en ik bij. (...) Er is voor de derde ronde afgesproken dat wij tussen de door [eiser] in de laatste afrekening gehanteerde lage prijs en de prijs die aan [betrokkene 1] betaald zou worden zouden gaan zitten. (...) Er is afgesproken dat de betalingsachterstand, die op dat moment misschien meer dan 100.000 euro bedroeg, zou worden ingelopen binnen een maand. Het verlies op de derde ronde heb ik genomen, dat was ongeveer 17.000 euro. (...) Over de vierde ronde zou ik overleggen met [betrokkene 1]. Ik kan immers als bemiddelaar alleen over mijn eigen provisie beslissen. (...) Ik weet niet of ik met [betrokkene 1] heb gesproken over de vijfde of zesde ronde.’ [betrokkene 1]: ‘(...) [gedaagde] belde mij op een gegeven moment, dat was na het gesprek dat hij met [eiser] over deze zaak had gevoerd, met de mededeling dat [eiser] minder had betaald voor het derde koppel. In dat telefoongesprek vertelde hij mij dat hij met [eiser] overeen was gekomen om i.v.m. betalingsachterstanden en andere problemen die er speelden een lagere prijs te hanteren voor het derde koppel. (...) Hij zei me dat hij het verlies voor het derde koppel zou dragen. (...) Het vierde koppel zou ook bijna worden geleverd of was misschien al geleverd en omdat de problemen nog steeds speelden heb ik ermee ingestemd dat voor het vierde koppel die lagere prijs zou gelden. (...) Ik heb het verlies voor het vierde koppel op me genomen. Voor het vijfde en zesde wilde ik gewoon de eerder afgesproken prijs. Ik zag die lagere prijs als een tijdelijke oplossing. Ik heb daarover met [gedaagde] gesproken dus dat ik de oorspronkelijk afgesproken prijs voor de koppels na de vierde wilde hebben.- We zijn er in ieder geval van uit gegaan dat voor de vijfde en zesde ronde de oorspronkelijke prijs zou gelden. In mijn ogen is het contract altijd van toepassing geweest en is er alleen een tijdelijke oplossing voor de derde en vierde ronde toegepast. Bij mijn weten is niet afgesproken dat die lagere prijs ook zou gelden voor de vijfde en zesde ronde. (...) Ik had een overeenkomst met [gedaagde], ik stond buiten de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiser], al hebben wij, dus [gedaagde] en ik, wel over de overeenkomst van hem met [eiser] gesproken. Ik ging er in ieder geval van uit dat het een tijdelijke oplossing was.’ 2.2.2 [eiser] en zijn echtgenote verklaren dat de nieuwe prijs gold voor de rest van de contractsduur. [gedaagde] en [betrokkene 1] spreken dit echter tegen. [gedaagde] en [eiser] waren de gesprekspartners toen de nieuwe prijs werd afgesproken. De verklaring van [eiser] en zijn echtgenote en de door haar opgestelde facturen zijn onvoldoende om te kunnen oordelen dat [eiser] heeft bewezen dat de nieuwe afspraak voor de resterende contractsduur zou gelden. 2.2.3 Nu niet is bewezen dat de prijsafspraak voor de vijfde en zesde ronde zou gelden, diende [eiser] de vleeskuikens uit deze ronde voor de in de overeenkomst van 15 juli 2005 bepaalde prijs af te rekenen. Vast staat dat [eiser] tegen een lagere prijs geleverd wilde krijgen. Voorts staat vast dat [eiser] in de periode april-mei 2006 ernstige betalingsachterstand had bij [gedaagde]. [gedaagde] heeft onder deze omstandigheden terecht de leveranties stopgezet. Hij is dus niet tekortgekomen door niet te leveren en hij is niet in verzuim gekomen, zodat hij niet schadeplichtig is jegens [eiser]. De vorderingen in conventie moeten worden afgewezen. 2.3 Verrekening 2.3.1 [gedaagde] vordert betaling van zijn factuur d.d. 26 mei 2006 ad € 10.722,23 voor de levering van, naar hij stelt, 10.000 kuikens. [eiser] heeft de verschuldigdheid van deze factuur niet betwist. Wel wijst zij er terecht op dat er geen 10.000 kuikens zijn geleverd maar 8.000. Op de factuur staat ook dat er 8.000 kuikens zijn geleverd. [eiser] dient € 10.722,23 aan [gedaagde] te voldoen. 2.3.2 [eiser] beroept zich op verrekening. Zij heeft onbetwist gesteld dat zij aan [gedaagde] 24.000 eendagskuikens heeft geleverd, waarvoor een factuur d.d. 13 juni 2006 ad € 7.077,31 is verzonden, welke factuur nog niet is betaald. [gedaagde] voert nog aan dat de factuur “gedeeltelijk betwist” is (conclusie na comparitie onder 18), maar niet duidelijk is in welk opzicht de factuur onjuist zou zijn. Aan deze niet onderbouwde stelling wordt voorbij gegaan. [gedaagde] dient € 7.077,31 aan [eiser] te voldoen. 2.3.3 Dat de bevoegdheid tot verrekening bij overeenkomst is uitgesloten, stelt geen van partijen, zodat de gegeven bewijsopdracht in feite niet relevant is. Gelet op het bepaalde in art. 6:127 lid 2 BW kunnen de beide hiervoor genoemde verplichtingen met elkaar verrekend worden en wel door het doen van een verklaring (art. 6:127 lid 1 BW). [eiser] heeft door zich te beroepen op verrekening betaald tot een bedrag van € 7.077,31. Er staat dus nog € 3.644,92 open. Dit bedrag wordt toegewezen. De wettelijke rente vanaf 10 juni 2006 wordt als onbetwist toegewezen. 2.4 Proceskosten 2.4.1 In conventie wordt [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Voor het salaris wordt uitgegaan van 3 punten tarief III (à € 579,--). In reconventie worden de proceskosten gecompenseerd aangezien elk van partijen deels in het ongelijk is gesteld. 3. De beslissing De rechtbank in conventie 3.1 wijst de vorderingen af; 3.2 veroordeelt [eiser], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 1.737,-- aan salaris procureur/advocaat en € 1.170,-- aan verschotten, waarvan € 1.120,-- aan griffierecht; in reconventie 3.3 veroordeelt [eiser], uitvoerbaar bij voorraad, om aan [gedaagde] te betalen € 3.644,92 met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juni 2006; 3.4 compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt; 3.5 wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2008.