
Jurisprudentie
BF7638
Datum uitspraak2008-10-10
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/550261-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/550261-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrachtwagenbestuurder vrijgesproken van het hem primair tenlastegelegde (artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) . Daarnaast een werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ter zake artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/550261-08
Uitspraak d.d.: 10 oktober 2008
Tegenspraak/ dnip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1950],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op terechtzitting van 26 september 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 maart 2008 te Laren, gemeente Lochem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een vrachtauto met aanhanger, daarmede rijdende over de weg, het Molenveld, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is hij, verdachte,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
de kruising/splitsing van het Molenveld en de Holterweg opgereden, teneinde rechtsaf de Holterweg in te slaan,
terwijl voor hem, verdachte, op het Molenveld (kort) voor de kruising/splitsing met de Holterweg door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden, was aangegeven dat de Holterweg een voorrangsweg was en/of het zicht naar links kort voor de kruising goed was, waarbij hij, verdachte, zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat voornoemde
kruising/splitsing vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan een fietser, zijnde mevrouw [slachtoffer], die voor hem, verdachte van links voornoemde kruising/splitsing op reed,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto en (de door) voornoemde mevrouw [slachtoffer] (bestuurde fiets),
waardoor voornoemde mevrouw [slachtoffer] werd gedood;
art 175 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 03 maart 2008 te Laren, gemeente Lochem, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto met aanhangwagen), daarmee heeft gereden op de weg het Molenveld, althans enige weg,
waarbij hij, verdachte,
de kruising/splitsing van het Molenveld en de Holterweg is opgereden, teneinde rechtsaf de Holterweg in te slaan,
terwijl voor hem, verdachte, op het Molenveld (kort) voor de kruising/splitsing met de Holterweg door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden, was aangegeven dat de Holterweg een voorrangsweg was en/of het zicht naar links kort voor de kruising goed was, waarbij hij, verdachte, zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat voornoemde
kruising/splitsing vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan een fietser, zijnde mevrouw [slachtoffer], die voor hem, verdachte van links voornoemde kruising/splitsing op reed,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto en (de door) voornoemde mevrouw [slachtoffer] (bestuurde fiets),
waarbij voornoemde mevrouw [slachtoffer] is overleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering (eindnoot 1)
A. De vaststaande feiten
Aanleiding voor het onderzoek(eindnoot 2) was een ongeval op 3 maart 2008 op de T-splitsing van de Molenveld en de Holterweg te Laren, gemeente Lochem.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder primair ten laste gelegde. Het betreft hier geen simpele verkeersfout. Verdachte reed in een groot voertuig en werd daarom aangemerkt als “sterke verkeersdeelnemer”. Van een dergelijke sterke verkeersdeelnemer wordt nog meer oplettendheid in het verkeer verwacht, aangezien de gevolgen van hun fout veel groter zijn dan die van de zogenaamde “zwakkere verkeersdeelnemer”. Het was op het moment van het ongeval droog en helder weer. Het zicht naar links was, op het moment dat de verdachte bij de haaientanden was, onbelemmerd. Er is in deze zaak sprake van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid van de verdachte.
C. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van het onder primair vrijgesproken dient te worden. Het enkele feit dat verdachte het slachtoffer niet heeft opgemerkt is ontoereikend om schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet aan te nemen. De verdachte refereert zich ten aanzien van het onder subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank acht voor het bewijs voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden.
Uit de verkeersongevalsanalyse(eindnoot 3) is gebleken dat het ten tijde van het ongeval helder en droog was. Het voertuig(eindnoot 4) , merk DAF, type TE85XC, kenteken [kenteken], vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
Het voertuig(eindnoot 5) , merk Union, damesfiets, vertoonde evenmin gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. De bestuurder(eindnoot 6) van de DAF naderde de plaats ongeval over de Molenveld vanuit de richting industrieterrein. De bestuurder van de damesfiets naderde de plaats ongeval over de Holterweg vanuit de richting Laren.
De bestuurder van de DAF wilde vanaf de Molenveld rechtsaf de Holterweg oprijden. De fietser is mogelijk door verkeerd kijken van de bestuurder van de DAF of, dode hoek A stijl, linker buitenspiegel, bomen en/of reclamebord, niet opgemerkt. Tijdens het oprijden van de Holterweg door de DAF, is de fietser door de linker voorzijde van de DAF van de fiets afgereden en overreden.
De getuige(eindnoot 7) [getuige] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2008 op de Holterweg zijn personenauto heeft geparkeerd. De neus van de auto stond in de richting van Laren. Hij zag dat een vrachtwagen van een linkerzijweg de doorgaande weg op wilde draaien. Hij zag dat de vrachtwagen daarbij een fietser schepte. De fiets en bestuurder daar van bleven op de vrachtwagen hangen en de persoon viel op de andere kant van de weghelft eraf. Hij kreeg het vermoeden dat de vrachtwagenchauffeur helemaal niet door had dat hij een fietser had aangereden. Hij heeft de vrachtwagenchauffeur doen stoppen en hij heeft hem verteld dat hij een fietser had aangereden. De getuige is naar het slachtoffer gelopen(eindnoot 8) , maar gezien de verwondingen leek het er naar dat hij niets meer kon doen. Een andere man voelde dat er geen hartslag meer aanwezig was. Vanaf het moment dat de getuige de vrachtwagenchauffeur heeft laten stoppen, heeft de chauffeur de vrachtwagen niet meer verplaatst.
De verdachte(eindnoot 9) heeft verklaard dat hij in zijn vrachtwagen vanuit de Holterweg rechts wilde afslaan, richting Apeldoorn. Voordat hij de weg opdraaide heeft hij voor zijn gevoel goed gekeken. Van rechts zag hij een auto aankomen, deze week helemaal uit naar rechts. Van links heeft hij geen verkeer waargenomen. Hij is vervolgens de weg opgedraaid. Hierbij schudde de vrachtwagen wel, maar dit kwam voor zijn gevoel door de drempel bij de uitrit. Toen hij met zijn combinatie helemaal op de weg stond, zag hij de bestuurder van een personenauto handgebaren naar hem maken, waarop hij is gestopt en uitgestapt. Hierna(eindnoot 10) zag hij een persoon op de grond liggen. Dit bleek bij nader inzien een oudere vrouw te zijn. Toen hij later aan de voorzijde van de vrachtauto keek, zag hij dat er een fiets onder lag. Hij heeft de fietser in zijn geheel niet opgemerkt. Hij reed niet hard.
De forensisch arts H.H.Q.P. van Douveren(eindnoot 11) heeft verklaard dat de dood van [slachtoffer] een niet natuurlijke dood was. Het overrijden van de vrachtwagen heeft de dood direct veroorzaakt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan. In het arrest van 28 april 2008 concludeert de Hoge Raad dat slechts dan tot het bewijs van culpa in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 kan worden gekomen, indien er sprake is van meer dan één verkeersovertreding dan wel een zeer zware verkeersovertreding. In het onderhavige geval heeft verdachte gekeken of hij veilig de weg op kon rijden. Hij heeft daarbij het slachtoffer op haar fiets niet gezien en deze derhalve geen voorrang verleend.
Deze enkele verkeersovertreding is niet van dien aard en ernst dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
hij op 03 maart 2008 te Laren, gemeente Lochem, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto met aanhangwagen), daarmee heeft gereden op de weg het Molenveld,
waarbij hij, verdachte,
de splitsing van het Molenveld en de Holterweg is opgereden, teneinde rechtsaf de Holterweg in te slaan,
terwijl voor hem, verdachte, op het Molenveld (kort) voor de splitsing met de Holterweg door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden, was aangegeven dat de Holterweg een voorrangsweg was en het zicht naar links kort voor de splitsing goed was, waarbij hij, verdachte, zich er niet tijdig van heeft vergewist dat voornoemde
splitsing vrij was van verkeer en geen voorrang heeft verleend aan een fietser, zijnde mevrouw [slachtoffer], die voor hem, verdachte van links voornoemde splitsing op reed,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto en de door voornoemde mevrouw [slachtoffer] bestuurde fiets,
waarbij voornoemde mevrouw [slachtoffer] is overleden,
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te achten en verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
2. Door en namens de verdachte is gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard wat aan verdachte onder primair is ten laste gelegd. Verdachte refereert zich ten aanzien van het onder subsidiair ten last gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
3. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen de aanzienlijke gevolgen die het door verdachte veroorzaakte ongeval hebben gehad.
4. In het voordeel van verdachte weegt dat hij niet eerder voor dit soort delicten met justitie in aanraking is gekomen.
5. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een straf als na te melden op zijn plaats.
De rechtbank acht in de sfeer van het onderhavige delict het opleggen van een geldboete passend, waarbij rekening is gehouden met de financiële draagkracht van verdachte.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen, teneinde de verdachte in te scherpen nog meer oplettend in het verkeer te zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 5, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank:
- Verklaart, zoals hiervoor overwogen, niet bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
- Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
- Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
- Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen.
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) maanden.
- Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2008.
(eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen bij (stam)proces-verbaal nr. Pl0633/08-202055, Politie Team Lochem-Gorssel, gedateerd 10 april 2008
(eindnoot 2) (stam)proces-verbaal nr. PL0633/08-202055, doorgenummerde pag. 3
(eindnoot 3) Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 7 van 21
(eindnoot 4) Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 11 van 21
(eindnoot 5) Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 12 van 21
(eindnoot 6) Verkeersongevalsanalyse, doorgenummerde pag. 17 van 21
(eindnoot 7) Proces-verbaal verhoor [getuige], doorgenummerde pagina 13
(eindnoot 8) Proces-verbaal verhoor [getuige], doorgenummerde pagina 14
(eindnoot 9) Proces-verbaal verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 15
(eindnoot 10) Proces-verbaal verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 16
(eindnoot 11) Bijlage bij proces-verbaal