
Jurisprudentie
BF7635
Datum uitspraak2007-11-29
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/120039-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/120039-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden, nu verdachte reeds in 2002 is aangehouden en er verder niets in de zaak is geschied wat de lange termijn tussen aanhouding en berechting rechtvaardigt.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/120039-03
PROMIS
Datum uitspraak: 29 november 2007
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Indonesië) op [geboortedatum] 1973,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2007.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman van verdachte heeft – onder verwijzing naar de inhoud van zijn pleitnotities – de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, daar de redelijke termijn is overschreden.
De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden, nu verdachte reeds in 2002 is aangehouden en er verder niets in de zaak is geschied wat de lange termijn tussen aanhouding en berechting rechtvaardigt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat de zaak tezamen met de zaak van medeverdachte [persoon 1] behandeld diende te worden, omdat pas na een beslissing in de zaak van medeverdachte [persoon 1] tot een beslissing in de zaak van verdachte kan worden gekomen.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat niet noodzakelijkerwijs behoeft te worden vastgesteld van welk misdrijf precies een goed afkomstig is, nu bij heling slechts bewezen dient te worden dat het goed van enig misdrijf afkomstig is, waarbij voldoende kan zijn dat een legale herkomst niet aannemelijk is geworden. De rechtbank had, gelet op de inhoud van het onderhavige dossier, ook zonder veroordeling van de medeverdachte op de zaak tegen verdachte kunnen beslissen.
Nu voor de overschrijding van de redelijke termijn met een periode van ruim 3 jaar geen ter zake dienende verklaring is gegeven, komt de rechtbank op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
3. Beslissing
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. W.M. de Vries en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Hetterschijt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2007.