Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7632

Datum uitspraak2008-10-07
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers572926 BM VERZ 08-785
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

VOORLOPIGE VOORZIENING BIJ ONDERZOEK VOORAFGAAND AAN ONTSLAG MEERDERJARIGENBEWINDVOERDER


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector kanton Locatie Arnhem Zaaknr. 572926 / BM VERZ. 08-785 PH/05/rb BESCHIKKING AMBTSHALVE BESCHIKKING TOT VOORLOPIGE VOORZIENING Artikel 1:448, tweede lid, laatste volzin, BW In de zaken van alle personen over wier vermogen thans [naam stichting] (verder: [De stichting]) bewindvoerder is door benoeming door een kantonrechter krachtens artikel 1:435 BW neemt de kantonrechter ambtshalve de onderstaande beschikking. Overwegingen Uit contacten die de kantonrechter sedert eind 2007 met het bestuur van [De stichting] heeft gehad, is gebleken dat deze stichting werd geconfronteerd met een beleidswijziging van de [naam instelling], welke inhield dat deze instelling na een datum einde zomer 2008 niet langer personeel aan [De stichting] ter beschikking wilde stellen voor het uitvoeren van het daadwerkelijke beheer. De [naam instelling] wenst zich tot haar kerntaak – verzorging – te beperken. Tijdens een gesprek met een delegatie van het bestuur van [De stichting] op 30 juni 2008 werd door [De stichting] medegedeeld dat zij de boekhouding wilde uitbesteden aan een kantoor in Haarlem, [kantoor X]. Bij een later gesprek dat de kantonrechter had met een bestuursdelegatie kwam de vraag aan de orde hoe het contact tussen de rechthebbenden en de feitelijke inkomensbeheerders vorm zou krijgen. Aangegeven werd toen dat het personeel van [naam instelling], dat tot dusver door [De stichting] van de groep was ingehuurd, door [kantoor X] zou worden ingehuurd. Nog weer later werd meegedeeld dat de groep daartoe niet bereid was, en dat [kantoor X] met elders ingehuurd of eigen personeel die contacten zou uitvoeren. In het overleg tussen de kantonrechter en een bestuursdelegatie op 29 augustus 2008 heeft de kantonrechter medegedeeld dat hij daartegen ernstig bezwaren had, die een gewichtige reden in de zin van artikel 1: 448, tweede lid, BW opleverden. Hij heeft aangekondigd tot het ontslag van [De stichting] als bewindvoerder te zullen overgaan en een nieuwe bewindvoerder te zullen benoemen. Ten einde in dat kader het onderzoek naar de voorkeur van de rechthebbenden (artikel 1:435, derde lid, BW) zo goed mogelijk te verrichten, heeft de kantonrechter op 12 september 2008 een overleg gehad met de voorzitter van [De stichting] en de voorzitter van de [naam instelling]. Dat overleg had tot doel om te bespreken op welke wijze de kantonrechter de rechthebbenden – allen lichamelijk gehandicapt en in vele gevallen ook geestelijk gehandicapt – kon benaderen op een wijze die zo min mogelijk onrust zou veroorzaken. Daarbij speelde een voorname rol dat [De stichting] de rechthebbenden ondertussen al had benaderd voor instemming met de uitvoering van het beheer door [kantoor X], terwijl zij – nota bene - reeds bekend was met het voornemen van de kantonrechter. Daardoor was te voorzien dat een nieuwe consultatieronde, nu van de kantonrechter, tot vele vragen en onrust zou leiden. Op die datum stelde de voorzitter van [De stichting] verrassenderwijs voor dat hij bereid was om te trachten zijn bestuur te laten instemmen met zijn idee om [De stichting] zelf ontslagverzoeken te laten indienen, vergezeld van bereidverklaringen van de rechthebbenden met de benoeming van de [Bewindsbureau Z] Uitsluitend tot dat doel heeft de kantonrechter zijn onderzoek naar de mening van rechthebbenden opgeschort tot 1 oktober 2008. Daarbij heeft hij gesteld dat hij dat onderzoek zou voortzetten indien hij op die datum geen of een negatief bericht van [De stichting] zou hebben ontvangen. Bij mailbericht van 29 september 2008 nam mr Koets, advocaat te [plaats], in opdracht van [De stichting] contact op met de kantonrechter met het verzoek om verder overleg. Dit heeft de kantonrechter als nodeloos tijd rekken van de hand gewezen. Uit welwillendheid heeft hij echter voorgesteld om in een viertal zaken beschikking te nemen en in de overige zaken pas op de plaats te maken totdat het gerechtshof uitspraak in appel zou hebben gedaan. Daarbij heeft hij tevens aangegeven dat hij contact zou opnemen met de voorzitter van de [naam instelling] voor de selectie van deze vier proefzaken. Op 6 oktober 2008 heeft de kantonrechter contact met de voorzitter gehad en daarbij maakte deze gewag van een brief van de voorzitter van [De stichting], waarin deze hem gelaste de dossiers van de overige rechthebbenden over te dragen aan [kantoor X]. Door de poging om tijd te rekken en tegelijkertijd te trachten de kantonrechter voor een fait accompli te stellen door de dossiers bij de [naam instelling] op te eisen, is duidelijk geworden dat [De stichting] een eigen agenda uitvoert. In verband met de gewichtige reden die de kantonrechter aan het ontslag ten grondslag zal leggen treft hij de navolgende voorlopige voorziening. Beschikking De kantonrechter, gelast [De stichting] met onmiddellijke ingang zich te onthouden van elke gedraging die kan leiden tot de feitelijke overgang van schriftelijke bescheiden en andere gegevensdragers, alsmede de gegevens zelf, betreffende de door haar krachtens benoeming door een kantonrechter als meerderjarigenbewindvoerder gevoerde bewinden aan derden, totdat de kantonrechter beschikking inzake haar ontslag heeft genomen, dan wel haar schriftelijk kenbaar heeft gemaakt daarvan af te zien; gelast [De stichting] verder om zich jegens rechthebbenden en anderen in de ruimste zin (zoals wettelijke vertegenwoordigers van rechthebbenden, cliëntenraden, media, derden met wie contracten heeft gesloten, enzovoort ) te onthouden van elke uitlating – welke dan ook – over het voornemen van de kantonrechter, zijn onderzoek en alles wat hiermee samenhangt; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr P.A.Huidekoper, kantonrechter, en uitgesproken op 7 oktober 2008 in aanwezigheid van de griffier.