Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7622

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers83929 / FA RK 07-265
Statusgepubliceerd


Indicatie

Echtscheidingsverzoek met in Rusland wonende wederpartij; betekeningsperikelen Het verzoekschrift is tijdig betekend aan de officier van justitie (de bevoegde autoriteit), die eerst ruim een jaar later een aanvraag tot betekening aan de centrale autoriteit van de Russische Federatie heeft gericht. Na zes maanden is er geen bericht van de centrale autoriteit ontvangen, zodat niet kan worden vastgesteld of op juiste wijze is betekend. Met toepassing van artikel 10 van de Uitvoeringswet Haags Betekeningsverdrag 1965 wordt toch een beslissing op het verzoek gegeven. 55 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, 10 Uitvoeringswet Haags Betekeningsverdrag 1965


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Civiel – Afdeling Familie Zaaknummer: 83929 / FA RK 07-265 beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 8 oktober 2008 in de zaak tussen: [verzoeker], wonende te [plaats], verzoeker, hierna te noemen de man, advocaat: voorheen mr. E.G.M. Wiggers, thans mr. A.A. Dooijeweerd te Zutphen, e n [verweerster], wonende te [plaats] (Russische Federatie), verweerster, hierna te noemen de vrouw, niet verschenen. Het procesverloop Dit verloop blijkt uit: - het verzoekschrift, ingekomen op 8 februari 2007, waarvan een kopie aan deze beschikking is gehecht; - het exploot van betekening van 21 februari 2007; - de brief van mr. Wiggers van 5 maart 2007 met als bijlage het verzendbewijs van de aangetekende brief van de deurwaarder; - de brief met bijlage van mr. Wiggers van 14 maart 2008; - de brief met bijlage van mr. Wiggers van 15 april 2008; - de brieven van mr. Dooijerweerd van 9 juli en 15 september 2008. De beoordeling Het in het aangehechte verzoekschrift door de man gestelde met betrekking tot de nationaliteit, de huwelijksvoltrekking en het huwelijksgoederenregime staat als niet weersproken - en voor zover nodig gestaafd door de overgelegde authentieke bescheiden - vast, met dien verstande dat de in het verzoekschrift vermelde persoonlijke gegevens in overeenstemming zijn gebracht met deze bescheiden. De man heeft de Nederlandse en de vrouw de Russische nationaliteit. Op grond van artikel 3 van EG Verordening 2201/2003 van 27 november 2003 komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding, nu de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten in Nederland was en een van hen nog steeds in Nederland verblijft. Het verzoekschrift is namens de man in overeenstemming met het bepaalde in artikel 55 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), de bepalingen van het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken van 15 november 1965, Trb 1969/55 (Haags Betekeningsverdrag) en de Uitvoeringswet Haags Betekeningsverdrag 1965 binnen veertien dagen na indiening ter griffie betekend aan de officier van justitie (de bevoegde autoriteit naar Nederlands recht). In artikel 3 van het Haags Betekeningsverdrag is bepaald dat de bevoegde autoriteit een aanvraag tot betekening van het stuk dient te richten aan de centrale autoriteit van het land waar betekening dient plaats te vinden (de aangezochte staat, in dit geval de Russische Federatie). Voor het doen van die aanvraag is geen termijn bepaald, maar aangenomen moet worden dat dit onverwijld dient te geschieden. In dit geval dateert de aanvraag eerst van 26 maart 2008, derhalve ruim een jaar na de betekening aan de officier van justitie. Dit kan niet als onverwijld worden bestempeld, maar Verdrag noch Uitvoeringswet verbindt daaraan consequenties, zodat de aanvraag als zodanig geldig is. Van de centrale autoriteit van de Russische Federatie is geen verklaring ontvangen als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag, zodat niet kan worden vastgesteld of betekening conform de Russische voorschriften heeft plaatsgevonden. Artikel 10 van de Uitvoeringswet Haags Betekeningsverdrag 1965 bepaalt dat de rechter niettemin een beslissing op het verzoek kan geven, ook als geen bewijs van betekening is ontvangen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan: a. het stuk is toegezonden op een van de in het verdrag geregelde wijzen, b. sedert het tijdstip van toezending van het stuk is een termijn verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval zal worden vastgesteld, doch tenminste zes maanden zal bedragen, c. in weerwil van alle daartoe bij de bevoegde autoriteiten aangewende pogingen kan geen bewijs worden verkregen. De rechtbank is van oordeel dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Zoals hiervoor is overwogen is het stuk toegezonden op de in artikel 3 van het Verdrag genoemde wijze. Sindsdien is een termijn van zes maanden verstreken en er is geen bericht vanuit de Russische Federatie ontvangen. Uit de verklaring van de deurwaarder die is overgelegd bij de brief van 14 maart 2008 blijkt dat dit een veel voorkomende situatie is, zodat niet verwacht mag worden dat alsnog stukken zullen worden ontvangen. Daarnaast heeft in overeenstemming met artikel 55, eerste lid Rv bovendien verzending per aangetekende brief van het verzoek plaatsgevonden. Al met al is dan ook voldoende ondernomen door de man om de vrouw op de hoogte te stellen van het verzoekschrift, zodat thans niet langer behoeft te worden gewacht en een beslissing kan worden genomen. De man heeft verzocht Nederlands recht toe te passen op de echtscheiding. Aangezien deze keuze onweersproken is gebleven, bepaalt het Nederlandse recht of echtscheiding kan worden verzocht en op welke gronden. Nu alle voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen en het verzoek tot echtscheiding niet onrechtmatig of ongegrond is gebleken, zal de rechtbank dit als volgt toewijzen. Ter zake van de nevenvoorziening tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap komt, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 827 juncto artikel 4 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe. Gesteld noch gebleken is dat partijen bij of kort na hun huwelijkssluiting een rechtsstelsel hebben gekozen aan hetwelk hun vermogensrechtelijke positie onderworpen zal zijn. Partijen hebben verschillende nationaliteiten. Nu uit de onweersproken stelling van de man blijkt dat partijen hun eerste huwelijksdomicilie in Nederland hadden, wordt hun vermogensrechtelijke verhouding door Nederlands recht beheerst en bestaat tussen hen een algehele gemeenschap van goederen. De nevenvoorziening met betrekking tot de verdeling is niet onrechtmatig of ongegrond en derhalve voor toewijzing vatbaar De beslissing De rechtbank: spreekt de echtscheiding uit tussen partijen op 3 mei 2001 te Zutphen met elkaar gehuwd; beveelt dat partijen, nadat deze beschikking, voor zover daarbij de echtscheiding is uitgesproken, is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand, met elkaar overgaan tot verdeling van de ¬gemeenschap ten overstaan van een (door hen zelf te kiezen) notaris; benoemt - echter alleen voor het geval zij over de keuze van een notaris niet tot overeenstemming kunnen komen - mr. A.C.J. Rouweler, notaris gevestigd te Zutphen, of diens waarnemer of opvolger en bepaalt dat: - als de man niet meewerkt aan de verdeling, mr. M.A. Amende, advocaat te Zutphen, als zijn vertegenwoordiger zal optreden; - als de vrouw niet meewerkt aan de verdeling, mr. F.A. Hendrikse-Voogt, advocaat te Zutphen, als haar vertegenwoordiger zal optreden; verklaart deze beschikking, met uitzondering van de beslissing omtrent de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.