Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7613

Datum uitspraak2008-09-24
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers89853 FA RK 07 2094
Statusgepubliceerd


Indicatie

De moeder verzoekt om eenhoofdig gezag. De rechtbank wijst dit verzoek toe, ondanks het feit dat mogelijk niet voldaan is aan het klem en verloren criterium. Allereerst hebben partijen onvoldoende tot geen vertrouwen in elkaar. Daarnaast is er bij de vader sprake van PTSS. De vader is daardoor niet consistent in zijn uitspraken. Hij wisselt vaak van mening en weet zich vaak geen raad met situaties die zich voordoen. De rechtbank concludeert dat, nu het voor de vader moeilijk is de juiste beslissingen voor zichzelf te nemen, het zeker moeilijk zal zijn om met de moeder te overleggen over de minderjarige en samen beslissingen te nemen. De vader erkent dit ook. De rechtbank is van oordeel dat de vader thans geen uitvoering geeft aan zijn gezag, wat maakt dat voortzetting van het gezamenlijk gezag zal leiden tot ongewenste situaties die in strijd komen met zwaarwegende belangen van de minderjarige.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Civiel – Afdeling Familie Zaaknummer: 89853 FA RK 07 2094 beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 24 september 2008 in de zaak van: [verzoekster], verder te noemen de moeder, wonende te Garderen, gemeente Barneveld, advocaat: mr. R.A. Scherpenhuysen te Harderwijk, en [verweerder], verder te noemen de vader, wonende te Maarssen, advocaat: mr. A.J. Zeyl te Zutphen. Het procesverloop Dit verloop blijkt uit: - het verzoekschrift, ingekomen op 15 november 2007; - het verweerschrift, ingekomen op 28 december 2007; - het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 9 januari 2008; - de brief met bijlagen van mr. T. van Kooten van 22 januari 2008; - de brief van mr. Scheprenhuysen van 5 juni 2008; - de brief van mr. Van Kooten van 24 juni 2008; - de brief met bijlage van mr. Van Kooten van 25 augustus 2008; - het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 27 augustus 2008. De feiten Uit de niet-huwelijkse relatie van partijen is op [2005] te [plaats] geboren de minderjarige [dochter]. De vader heeft [dochter] op 10 januari 2005 met toestemming van de moeder erkend. De ouders oefenen blijkens aantekening in het gezagsregister van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector Kanton van 5 april 2005 gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [dochter]. Het verzoek De moeder verzoekt dat de rechtbank voormelde aantekening van 5 april 2005 zal wijzigen en zal bepalen dat zij alleen het gezag over [dochter] zal uitoefenen. Zij stelt dat een wijziging van het gezag in het belang van de minderjarige is, omdat de verhouding tussen partijen volledig is verstoord, met name door het veelvuldige en overdadige drugsgebruik door de vader. De vader reageert door die drugs labiel, kan uiterst depressief zijn en hij functioneert daardoor slecht in de samenleving. Inmiddels is gebleken dat er geen contacten meer mogelijk zijn tussen de vader en de moeder en tussen de vader en [dochter]. De vader heeft zelfs geld van de moeder verduisterd, casu quo gestolen door het plaatsen van een valse handtekening bij het gebruik van de creditcard van de moeder. Door het disfunctioneren van de vader kan geen inhoud meer worden gegeven aan het gemeenschappelijke gezag over [dochter]. Het verweer De vader concludeert tot afwijzing van het verzoek van de moeder. Hij betwist uitdrukkelijk de beweringen van de moeder omtrent drugsgebruik, labiliteit en disfunctioneren in de samenleving. Wel heeft hij een aantal persoonlijke problemen gehad. Hij is in het verleden als militair uitgezonden geweest naar Bosnië en heeft daar oorlogservaringen gehad die een negatieve invloed hebben gehad op zijn persoonlijke ontwikkeling. Dit heeft ertoe geleid dat hij in het verleden enkele keren drugs heeft gebruikt, ook nog na de geboorte van [dochter]. Sinds ongeveer een jaar gebruikt de vader geen drugs meer. Hij heeft therapie gevolgd en heeft sinds 1 november 2007 een baan. De vader is van mening dat er geen grond bestaat om het gezag te wijzigen en aan hem het gezag over [dochter] te ontnemen. Op dit moment wordt gewerkt aan een herstel van de communicatie in het kader van de omgangsregeling. Zou er al sprake zijn van een situatie waarin er geen communicatie is, dan is een dergelijke omstandigheid onvoldoende reden om het gezamenlijk gezag te wijzigen. De minderjarige heeft, gelet op artikel 8 EVRM, recht op een in haar leven duidelijk aanwezige vader die zijn vaderrol ook inhoud kan geven. Daarnaast heeft ook de vader recht op en belang bij de invulling van zijn vaderschap. De beoordeling Ter terechtzitting van 9 januari 2008 is afgesproken dat de procedure een half jaar zou worden aangehouden. Gedurende deze periode zouden partijen gaan werken aan het vertrouwen in elkaar en zouden er contacten zijn tussen de vader en [dochter] onder begeleiding van de moeder van de vader. Op 24 januari 2008 heeft de vader een brief van zijn maatschappelijk werker en een brief van het Ministerie van Defensie overgelegd. Uit deze brieven blijkt dat de vader bij zowel de maatschappelijk werker als bij de militaire geestelijke gezondheidszorg onder behandeling staat. Het nadere standpunt van de moeder Op 6 juni 2008 heeft de moeder, via haar raadsman, aan de rechtbank bericht dat het opbouwen van de omgangsregeling is mislukt. Na de terechtzitting van 9 januari 2008 heeft één contact plaatsgevonden tussen de vader en [dochter]. De moeder heeft vernomen dat de vader weer drugs gebruikt en de behandelingen met het maatschappelijk werk heeft beëindigd. De contacten tussen de vader en [dochter] zouden plaatsvinden in het bijzijn van de moeder van de vader. De contacten tussen de vader en zijn moeder zijn kennelijk verbroken, in ieder geval is gebleken dat de moeder van de vader de omgangsregeling niet meer wil begeleiden. Tevens hebben de moeder berichten bereikt dat de vader geen contact meer heeft met zijn advocaat. Daarnaast heeft de vader door middel van een brief aan de moeder laten weten dat hij de komende anderhalf jaar geen contact wil met [dochter]. De moeder constateert derhalve dat er nog steeds geen basis is voor een omgangsregeling en dat de omgangsregeling in strijd is met de belangen van [dochter]. De moeder blijft bij haar standpunt en handhaaft haar verzoek om het gezag te wijzigen. Het nadere standpunt van de vader Op 25 juni 2008 heeft de vader, via zijn raadsman, aan de rechtbank bericht dat de veronderstellingen van de moeder onjuist zijn. De vader heeft contact met zijn advocaat en met zijn moeder. Door ziekte (de ziekte van Crohn) is zijn moeder echter niet in staat de omgang te begeleiden. De vader heeft meerdere malen met de moeder contact gezocht om afspraken te maken over de uitvoering van de omgangsregeling. De moeder laat deze telefoontjes echter beantwoorden door haar partner. Deze partner heeft laten weten ten aanzien van de omgangsregeling niet tot een constructieve medewerking bereid te zijn. De omgang wordt feitelijk onmogelijk gemaakt. De vader heeft stellig de indruk dat de moeder de omgangsregeling frustreert en daarmee een proces van vervreemding tussen de vader en [dochter] bevordert. Het is daarnaast onjuist dat vader geen behoefte heeft aan omgang met [dochter]. In verband met de praktische uitvoerbaarheid van de omgangsregeling alsook de conflictueuze sfeer waarin de omgang tot stand moet worden gebracht, heeft de vader zich bereid getoond om de frequentie van de omgangsregeling te verlagen voor de duur van zijn medische behandeling. Het is juist dat hij een brief heeft geschreven waarin hij te kennen heeft gegeven in die periode geen contact te willen, maar daarop is hij vrijwel direct teruggekomen. De vader wenst tevens telefonisch contact met [dochter]. Tot slot is de vader van mening dat het gezag nog steeds gezamenlijk kan worden uitgeoefend. De vader stelt zich bij de uitoefening van het gezag terughoudend op en laat de moeder de maximale ruimte om het ouderlijk gezag uit te oefenen op de wijze die haar goed voorkomt. Dit heeft tot op heden geen conflicten opgeleverd. Het is in het belang van [dochter] dat het gezamenlijke gezag in stand blijft. De vader stelt dan ook dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek dan wel dat haar verzoeken moeten worden afgewezen. De overweging van de rechtbank De rechtbank is van oordeel dat wijziging van het ouderlijk gezag, naar eenhoofdig gezag in het belang van [dochter] is. Ter zitting is gebleken dat de partijen onvoldoende vertrouwen hebben in elkaar. De afgelopen periode hebben partijen de gelegenheid geboden gekregen om dit vertrouwen weer op te bouwen, hetgeen niet is gelukt. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat [dochter] last heeft van de spanningen tussen haar ouders. De ouders dienen hun verantwoordelijkheid als ouders van [dochter], nu en in de toekomst, te nemen en daarbij de belangen van [dochter] zeker te stellen. Daarbij dient respect voor elkaar als ouders, ieder met een eigen rol, voorop te staan. Anders dan de moeder stelt acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de vader thans drugs gebruikt, nu in de behandelovereenkomst staat aangegeven dat een middelenmisbruik-stoornis in remissie is. Daarvan kan eerst sprake zijn als het gebruik geëindigd is. Ook de situatie ten aanzien van de moeder van de vader zoals door de moeder gesteld acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Uit de door de vader overgelegde stukken blijkt echter wel dat sprake is van PTSS, waarvoor de vader thans in therapie is en waarvoor hij op korte termijn een deeltijdbehandeling van twee dagen per week zal ondergaan. De Raad heeft geadviseerd deze behandeling af te wachten alvorens een beslissing te nemen. De rechtbank is echter van oordeel dat deze behandeling onvoldoende invloed zal hebben op het vertrouwen van partijen in elkaar en de wijze waarop partijen met elkaar dienen te communiceren over [dochter], als ouders van [dochter]. Uit de feitelijke gang van zaken blijkt bovendien dat de vader veel van mening wisselt en niet goed raad met zichzelf en de huidige situatie weet. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de brief waarin hij te kennen geeft geen contact te willen, waarop hij korte tijd later weer teruggekomen is. Dergelijke wisselingen van standpunt hebben zich vaker voorgedaan. Onder die omstandigheden moet geconcludeerd worden dat het voor de vader al moeilijk is de juiste beslissingen voor hemzelf te nemen, laat staan met de moeder te overleggen over [dochter] en samen beslissingen te nemen, zoals hij ook zelf onderkent. Het is voor de man dan ook niet mogelijk op dit moment feitelijk uitvoering te geven aan het gezag over [dochter]. Van de moeder kan in die situatie niet gevergd worden samen met de vader over belangrijke zaken die [dochter] betreffen te beslissen, wat overigens niet wegneemt dat zij hem daar waar mogelijk dient te consulteren bij te nemen beslissingen. De eindverantwoordelijkheid dient echter bij de huidige stand van zaken bij de moeder te liggen, in het belang van [dochter]. Hoewel wellicht niet gezegd kan worden dat [dochter] bij voortzetting van het gezamenlijke gezag klem en verloren raakt tussen de ouders, leidt in de huidige omstandigheden voortzetting daarvan tot een zeer ongewenste situatie, die duidelijk in strijd komt met de zwaarwegende belangen van [dochter]. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat de vader recht heeft op omgang met [dochter]. Met de Raad acht de rechtbank het stopzetten van contact tussen [dochter] en haar vader geen optie. Telefonisch contact is het meest minimale contact dat mogelijk dient te zijn. Daarnaast dienen partijen te gaan werken aan een opbouw van de omgangsregeling, waarbij mogelijk het omgangshuis in Utrecht een rol kan spelen, zoals ter zitting is besproken. De vader dient hiervoor de contacten te leggen. Gelet op het voorgaande en in het licht van het advies van de Raad zal de rechtbank beslissen als na te melden. De beslissing De rechtbank: wijzigt de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector Kanton van 5 april 2005 aldus dat de moeder, [dochter], alleen is belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige [dochter], geboren op [2005] te [plaats]. Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.