Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7575

Datum uitspraak2008-09-22
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/273 WOB V1 A
Statusgepubliceerd


Indicatie

Blijkens de Memorie van Toelichting vervalt het interne karakter bij beraad, waarbij ook externe personen of organen binnen de overheid worden betrokken, zoals in casu, wanneer daaraan het karakter van een gestructureerd overleg moet worden toegekend. Na kennisneming van het stuk (Bijlage) A en naar aanleiding van het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van een gestructureerd overleg tussen het Rijk, de VNG en het IPO. Blijkens het verhandelde ter zitting komen de deelnemers aan het overleg vier keer per jaar bijeen. Het gaat daarbij om vaste deelnemers die allen een verantwoordelijke functie binnen het openbaar bestuur bekleden. Verder heeft het overleg ook in 2004, 2005 en 2006 plaatsgevonden, worden de notulen van het vorig bestuurlijk overleg vastgesteld, wordt er een vooragenda vastgesteld en worden de stukken ambtelijk voorbereid. Hiermee vervalt het interne karakter van het beraad. Verweerder heeft derhalve onvoldoende gemotiveerd waarom het verslag ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob niet openbaar mag worden gemaakt.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector bestuursrecht Registratienummer: 08/273 WOB V1 A uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen: [naam eiser], wonende te [woonplaats], (hierna: eiser), gemachtigde: mr. H. van Drunen te Utrecht, en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder d.d. 15 februari 2008. 2. Procesverloop Bij brief van 12 juni 2007 heeft eiser zich met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) tot verweerder gewend met een verzoek om informatie, te weten alle documenten die betrekking hebben op het bestuurlijk overleg op 19 april 2004 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over subsidiëring door gemeenten van ‘instellingen die sympathiseren met [naam belangenorganisatie]’. Bij besluit van 13 juli 2007 heeft verweerder de gevraagde informatie geweigerd. Tegen dit besluit heeft eiser op 19 augustus 2007 bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit van 15 februari 2008 heeft verweerder besloten eisers bezwaren ongegrond te verklaren en het besluit van 13 juli 2007 te handhaven. Bij brief van 7 maart 2008 heeft eiser tegen dat besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op 10 april 2008 de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd, alsmede een verweerschrift ingediend. Ten aanzien van het overgelegde stuk (Bijlage) A heeft verweerder op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht te bepalen dat vanwege gewichtige redenen alleen de rechtbank daarvan kennis zal mogen nemen. De rechtbank heeft bij beslissing als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb van 21 april 2008 ten aanzien van (Bijlage) A bepaald dat alleen zij daarvan kennis zal mogen nemen. Eiser heeft op 28 april 2008 desgevraagd de rechtbank toestemming verleend om uitspraak te doen mede op grondslag van (Bijlage) A, waarop artikel 8:29 van de Awb van toepassing is. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 10 september 2008, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. drs. J.P.J. Geurts. 3. Overwegingen Kern van het geschil is het antwoord op de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd het “Verslag van het bestuurlijke overleg Rijk, VNG en IPO (Interprovinciaal Overleg) over vreemdelingenzaken en integratie op 19 april 2004”, betrekking hebbend op subsidiëring door gemeentes van ‘instellingen die sympathiseren met [naam belangenorganisatie]’ (hierna: het verslag) openbaar te maken met een beroep op artikel 11 van de Wob. Verweerder heeft aan zijn besluit, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat het verslag niet openbaar gemaakt kan worden omdat het is opgesteld naar aanleiding van een intern beraad en het persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Eiser heeft – samengevat – onder meer aangevoerd dat deelnemer aan het bestuurlijk overleg op 19 april 2004 onder andere de VNG was. Volgens eiser is de VNG geen overheidsorgaan of bestuursorgaan, maar een private vereniging. Door deelname aan het eerder vermeld overleg en het doen toekomen van het verslag aan de VNG, wordt dat buiten de kring van de overheid gebracht. Daarmee is het verslag niet opgesteld voor intern beraad. Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat het hier tevens gaat om een verslag van een gestructureerd overleg tussen het Rijk, de VNG en het IPO over vreemdelingenzaken en integratie. Eiser is van mening dat het interne karakter van het beraad komt te vervallen wanneer daaraan het karakter van een gestructureerd overleg in plaats van beraad moet worden toegekend. De rechtbank bespreekt de gronden van het beroep en overweegt als volgt In de eerste plaats merkt de rechtbank op dat zij mede op grond van het stuk waarvan is bepaald dat kennisneming ervan door eiser niet is toegestaan uitspraak zal doen, nu eiser de toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb heeft gegeven. Eiser heeft allereerst betwist dat het verslag bestemd zou zijn voor intern beraad omdat een extern orgaan aan het overleg heeft deelgenomen. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, pag. 13) gaat de (toenmalige) WOB ervan uit dat externe personen of organen, die bij het interne beraad binnen de overheid worden betrokken, aan dat beraad kunnen deelnemen zonder dat dit afbreuk doet aan het interne karakter van het beraad. De Memorie van Toelichting vermeldt dat van intern beraad sprake kan zijn wanneer externe personen of organen bij het verzamelen van gegevens, het ontwikkelen van beleidsalternatieven en/of afronding van het beraad binnen het overheidsorgaan worden betrokken. Het interne karakter van een stuk wordt bepaald door het oogmerk waarmee het is opgesteld. Na met toepassing van artikel 8:29 Awb te hebben kennis genomen van het stuk (Bijlage) A stelt de rechtbank vast dat de aard van de hier aan de orde zijnde aangelegenheid is overleg tussen het Rijk en de VNG over gemeentelijke subsidies aan bepaalde belangenorganisaties. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee op zich het interne karakter van het beraad voldoende bepaald. Eiser heeft voorts betwist dat het verslag bestemd zou zijn voor intern beraad omdat daaraan het karakter van gestructureerd overleg in plaats van beraad moet worden toegekend. De rechtbank volgt eiser hierin wel. Blijkens de Memorie van Toelichting vervalt het interne karakter bij beraad, waarbij ook externe personen of organen binnen de overheid worden betrokken, zoals in casu, wanneer daaraan het karakter van een gestructureerd overleg moet worden toegekend. Na kennisneming van het stuk (Bijlage) A en naar aanleiding van het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van een gestructureerd overleg tussen het Rijk, de VNG en het IPO. Blijkens het verhandelde ter zitting komen de deelnemers aan het overleg vier keer per jaar bijeen. Het gaat daarbij om vaste deelnemers die allen een verantwoordelijke functie binnen het openbaar bestuur bekleden. Verder heeft het overleg ook in 2004, 2005 en 2006 plaatsgevonden, worden de notulen van het vorig bestuurlijk overleg vastgesteld, wordt er een vooragenda vastgesteld en worden de stukken ambtelijk voorbereid. Hiermee vervalt het interne karakter van het beraad. Verweerder heeft derhalve onvoldoende gemotiveerd waarom het verslag ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob niet openbaar mag worden gemaakt. Gelet op het vorenstaande berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering, hetgeen in strijd is met artikel 7:12 van de Awb. Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven. Verweerder dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank komt hiermee niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden. De rechtbank acht voorts termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskostenveroordeling heeft betrekking op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ad 644,-- (2 punten; gewicht gemiddeld (wegingsfactor 1), de reiskosten voor het verschijnen ter zitting ad € 5,-- (Hengelo-Almelo v.v.) en de verletkosten ad € 65,-- (1 uur reistijd + zittingstijd x € 65,--). Beslist wordt derhalve als volgt: 4. Beslissing De Rechtbank Almelo, Recht doende: - verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; - draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser met inachtneming van deze uitspraak; - veroordeelt verweerder in de proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 714,-- , onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te vergoeden; - verstaat dat de Staat der Nederlanden aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad - € 145,-- vergoedt. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag. Aldus gegeven door mr. R.J. Jue, in tegenwoordigheid van J. Wenniger als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2008. Afschrift verzonden op 22 september 2008 AB