Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7426

Datum uitspraak2008-09-23
Datum gepubliceerd2008-10-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400037-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 Bewijs Gemotiveerde vrijspraak


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.400037-08 Uitspraak: 23 september 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], geboren op [geboorteplaats] wonende te [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr.ing. M.J. Jansma, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen terzake het ten laste gelegde tot: • een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis; • een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd) De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad. BEWIJS De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat verdachte de auto van [X] heeft ingehaald met een snelheid van veel meer dan 80 tot 90 kilometer per uur. De rechtbank is voorts van oordeel dat het aannemelijk is – zeker gelet op de getuigenverklaringen die zijn afgelegd bij de rechter-commissaris – dat er sprake is geweest van enig tijdsverloop tussen de inhaalmanoeuvre en het ongeval. Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse komt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende naar voren met welke snelheid verdachte reed op het moment van het ongeval. In het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse heeft de politie opgetekend dat kan worden vermoed dat deze snelheid aanmerkelijk hoger was gelegen dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. Dit vermoeden berust in belangrijke mate op de verklaringen van de getuigen dat verdachte de auto van [X] met hoge snelheid heeft ingehaald, maar gaat er daarbij ten onrechte vanuit dat deze inhaalmanoeuvre vlak voor de flauwe bocht naar rechts – waar de auto van verdachte van de weg is geraakt – zou hebben plaatsgevonden. Op grond van de VerkeersOngevalsAnalyse van de politie kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte ook bij de bewuste flauwe bocht naar rechts nog met een zodanig hoge snelheid heeft gereden dat hem daardoor alleen al een verwijt treft als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse komt naar het oordeel van de rechtbank voorts onvoldoende naar voren wat het verband is tussen de snelheid en het in een slip en vervolgens van de weg raken van de auto van verdachte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is van roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte dient derhalve van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. BESLISSING Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2008.