
Jurisprudentie
BF7404
Datum uitspraak2008-10-02
Datum gepubliceerd2008-10-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3197 ALGEM
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3197 ALGEM
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing verzoek om schadevergoeding, wegens onjuiste vaststelling van voorschotnota’s. Geen rechtsmiddelen gebruikt tegen voorschotnota's. Het enkele feit dat premiebedragen bij eindafrekening lager zijn, leidt niet tot onrechtmatigheid.
Uitspraak
07/3197 ALGEM
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 april 2007, 06/3196 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 2 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. van den Os, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2008. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door P.R.H. Min, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Over de premiejaren 1998, 1999 en 2000 heeft appellante op basis van door het Uwv vastgestelde voorschotnota’s premies voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) betaald. Uit onderzoek door een adviesbureau is naar voren gekomen dat bij het vaststellen van deze nota’s geen rekening is gehouden met een appellante op grond van artikel 77b (oud) van de WAO toekomende korting op de basispremie. Appellante heeft vervolgens aanvragen voor premiekorting ingediend, waarna het Uwv de te veel betaalde premies aan appellante heeft gerestitueerd.
1.2. Bij brief van 10 februari 2004 heeft appellante het Uwv verzocht om vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de onjuiste vaststelling van de voorschotnota’s. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen en deze afwijzing - uiteindelijk - bij het thans bestreden besluit van 9 mei 2006 gehandhaafd.
1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
2.1. In geding is de handhaving van een zuiver schadebesluit waarbij het Uwv heeft geweigerd aan appellante schadevergoeding toe te kennen voor de naar haar mening onrechtmatige besluiten tot vaststelling van de voorschotnota’s. Tegen deze besluiten heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend. Dit betekent dat de besluiten als in rechte onaantastbaar en derhalve als rechtmatig zijn aan te merken, tenzij het Uwv deze alsnog als onrechtmatig zou hebben erkend.
2.2. Het enkele feit dat het Uwv de verschuldigde premiebedragen bij de (eind)afrekening lager heeft vastgesteld dan bij de voorschotnota’s kan naar het oordeel van de Raad niet als zo'n erkenning van onrechtmatigheid worden aangemerkt. Deze nota’s dragen naar hun aard een voorlopig karakter en berusten op een schatting van hetgeen de werkgever in de premiejaren waarop zij betrekking hebben naar verwachting aan premie verschuldigd zal worden.
2.3. Ook anderszins kan niet van erkenning van onrechtmatigheid worden gesproken. Het Uwv heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat het op de weg van appellante lag om een verzoek om toepassing van premiekorting in te dienen en dat het recht op premiekorting eerst na afloop van het betreffende premiejaar kan worden vastgesteld, zodat bij de vaststelling van de voorschotnota’s mocht worden uitgegaan van de bij het Uwv bekende gegevens. Ten overvloede voegt de Raad hieraan toe dat dit standpunt in overeenstemming is met zijn rechtspraak inzake de - niet ambtshalve - toepassing van artikel 77b (oud) van de WAO (CRvB 7 december 2006, LJN AZ4086 en USZ 2007, 59).
2.4. De vaststelling van de premienota's dient dus voor rechtmatig te worden gehouden. Hieruit volgt dat het Uwv het verzoek om schadevergoeding terecht heeft afgewezen.
2.5. Het hoger beroep treft geen doel. De aangevallen uitspraak dient, voor zover in hoger beroep aangevochten, te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2008.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) A. Badermann.
IJ