Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7327

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/702881-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Moeder laat haar 5 maanden oude baby versterven, omdat zij de zorg voor het kind niet aankan. Zij durfde de vader van het kind, met wie de moeder niet samenwoont, niet te vertellen dat de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de baby uit huis te plaatsen. De moeder is onderzocht door een psychiater. Deze omschrijft de moeder als een ernstig gestoorde jonge vrouw. Het laten versterven van de baby verklaart de psychiater vanuit de stoornissen. De rechtbank veroordeelt moeder tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en legt tevens de maatregel van ter beschikkingstelling met dwangverpleging op. De psychiater heeft geadviseerd de opgelegde maatregel zo spoedig mogelijk ten uitvoer te leggen. De rechtbank ziet hierin aanleiding in afwijking van de vordering van de officier van justitie de opgelegde gevangenisstraf tot 9 maanden te beperken


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector strafrecht parketnummer: 03/702881-08 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 oktober 2008 in de strafzaak tegen [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats en datum verdachte], gedetineerd PIV Breda te Breda. Raadsman mr. L.W.M. Hendriks, advocaat te Maastricht. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 september 2008, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Primair: met voorbedachten rade [naam slachtoffer] heeft gedood; Subsidiair: met voorbedachten rade [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht met de dood ten gevolg; Meer subsidiair : [naam slachtoffer] heeft gedood; Meest subsidiair: met voorbedachten rade [naam slachtoffer] heeft mishandeld met de dood ten gevolg. 3 De beoordeling van het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte met voorbedachten rade haar kind heeft gedood. Verdachte heeft erkend haar kind voedsel te hebben onthouden. Verdachte heeft verklaard dat ze de opvoeding niet meer aankon. Er was echter geen noodzaak om haar kind voedsel te onthouden, nu er reeds was beslist dat het kind onder toezicht gesteld zou worden. De reden voor verdachte om voor deze weg te kiezen is gelegen in het feit dat ze in haar visie de ondertoezichtstelling, kennelijk anders dan bij het overlijden van [naam slachtoffer], had moeten uitleggen aan haar partner, hetgeen zij voor het behoud van de relatie niet wilde. 3.2 Het standpunt van de verdediging Namens de verdachte is ten aanzien van de primair, subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde feiten aangevoerd dat zij niet met voorbedachten rade heeft gehandeld. Verdachte wilde met het niet geven van voedsel bereiken dat ze van ‘alles af’ was. Verdachte had op dat moment niet het besef dat [naam slachtoffer] hierdoor zou komen te overlijden. De raadsman heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het meer subsidiaire feit. 3.3 Het oordeel van de rechtbank Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat zij [naam slachtoffer] met voorbedachten rade heeft gedood. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zowel ter terechtzitting van 24 september 2008 alsook tegenover de politie erkend dat zij [naam slachtoffer] op zondagavond 6 april 2008 de laatste voeding heeft gegeven. Vervolgens heeft ze haar in bed gelegd. Pas op 8 april 2008 rond 7.55 uur gaat zij weer bij [naam slachtoffer] kijken en ziet ze dat [naam slachtoffer] anders is dan normaal. Op dinsdag 8 april 2008 om 9.25 uur werd door de verpleegkundige [naam verpleegkundige] van de GGD Zuid-Limburg en om 9.45 uur door [naam forensisch geneeskundige], forensisch geneeskundige van de GGD Zuid-Limburg, de dood van [naam slachtoffer] geconstateerd. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft geconcludeerd dat de sectiebevindingen en de bevindingen van het klinisch chemisch onderzoek passen bij uitdroging en ondervoeding waarmee het intreden van de dood van [naam slachtoffer] goed kan worden verklaard. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte met voorbedachten rade [naam slachtoffer] heeft gedood. De rechtbank stelt voorop dat voorbedachten rade wijst op een moment van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering; het is het tegenovergestelde van de ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat ze de laatste twee weken voor de dood van [naam slachtoffer] met het idee liep om te stoppen met het geven van de voeding. Verdachte wist ook dat als ze [naam slachtoffer] geen voeding meer zou geven, [naam slachtoffer] dood zou gaan. Ter terechtzitting van 24 september 2008 heeft ze ook verklaard dat ze niet wilde dat [naam slachtoffer] uit huis zou worden geplaatst, nu ze dit dan aan haar partner diende uit te leggen. Dat hoefde ze niet te doen nu het om het overlijden van [naam slachtoffer] gaat. De rechtbank stelt op grond van vorenstaande vast dat verdachte voldoende tijd heeft gehad zich te beraden over haar genomen besluit. Aldus heeft zij de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van de haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte heeft derhalve opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven beroofd. 3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 6 april 2008 tot en met 8 april 2008 in de gemeente Landgraaf opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] (geboren op 26 oktober 2007) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [naam slachtoffer] stelselmatig van voedsel en vocht onthouden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 4 De strafbaarheid 4.1 kwalificatie Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op: Primair: moord 4.2 De strafbaarheid van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. 4.2. De strafbaarheid van verdachte Ten aanzien van verdachte is door dr. A.J. Verheugt, psycholoog, drs. E.M.M. Mol, psychiater en mevrouw M. Verhoeven, forensisch milieuonderzoeker, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek hebben genoemde psycholoog, psychiater en milieuonderzoeker een rapport, gedateerd 8 juli 2008, opgemaakt, welk rapport vermeldt als conclusie: 1. Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en een borderline én afhankelijke persoonlijkheidsstoornis; tevens bestaat er een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een chronisch verlaagde stemming die sinds 2006 te omschrijven is als een depressief syndroom, ernstig met stemmingscongruente psychotische verschijnselen. Uit de voorgeschiedenis blijkt dat er periodiek sprake is van alcoholmisbruik. 2. Ten tijde van het tenlastegelegde was er bij betrokkene sprake van enerzijds zwakbegaafdheid en een borderline én afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, anderzijds een ernstig depressief syndroom met stemmingscongruente psychotische verschijnselen. 3. Ondergetekenden zijn van mening dat de mate waarin dit geschiedde groot is geweest, immers is er sprake van een complex van interacterende psychopathologie (zwakbegaafdheid, persoonlijkheidsstoornissen, depressief syndroom), waardoor betrokkene weliswaar de ongeoorloofdheid van het tenlastegelegde inzag, maar door haar stoornissen onvoldoende in staat was om dit in adequaat handelen (bijv. het tijdig alarmeren van de hulpverlening) om te zetten. Geadviseerd wordt aan uw collegae om betrokkene ten aanzien van het tenlastegelegde - indien bewezen - als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. 5 De strafoplegging 5.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. 5.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de persoon van verdachte en de inhoud van de triple-rapportage, waarin is geadviseerd om verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Bij een oplegging van een straf en/of maatregel dient het accent te liggen op behandeling en voorkoming van recidive. 5.3 Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de onderzoeken op de terechtzittingen en de aangaande haar persoon opgemaakte rapportages. Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft haar 5 maanden oude kindje van het leven beroofd. Verdachte heeft hiermee een zeer ernstig feit gepleegd. Het beëindigen van een mensenleven is onomkeerbaar. Daarbij komt dat het hier een mensenleven betreft in de meest kwetsbare vorm, een baby, die voor haar overleven volledig afhankelijk is van anderen, in het bijzonder van de ouders. Een dergelijk feit, dat in de maatschappij als schokkend wordt ervaren, rechtvaardigt in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van de rapportages van de deskundigen, alsmede uit hetgeen ter terechtzitting aan de orde is geweest. Verdachte is niet eerder veroordeeld. Voorts blijkt dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is en dat behandeling van de complexe persoonlijkheidsproblematiek dringend noodzakelijk is. De rechtbank ziet in deze omstandigheden redenen om de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van 9 maanden. Het voormelde rapport van de deskundigen d.d. 8 juli 2008 houdt in dat: Pagina 28 De prognose wordt door ondergetekenden somber ingeschat; het recidiverisico als hoog. Betrokkene zal in de toekomst relaties behouden of aangaan met mannen, waarbij te verwachten is dat binnen de relatie de emotionele leegte weer wordt opgevuld met een kind(er)wens en de kans groot is dat zij opnieuw zwanger wordt. De wijze waarop zij met haar huidige partner plannen maakt, terwijl ongewis is wat haar partner wil én hij medewerking met hulpverlening uit de weg lijkt te gaan, moet als zeer ongunstig worden gezien. Zij lijkt niet in staat om van het gebeuren rond de dood van haar dochter te leren. Zelfs als zij zou besluiten zich te laten steriliseren, dan nog blijft de kans aanwezig dat zij andere aan haar toevertrouwde kinderen niet de nodige zorg zal bieden. Gezien de aard van de problematiek zal het risico op herhaling op lange termijn blijven spelen. Ondergetekenden hechten er aan er op te wijzen dat het recidivegevaar hoog blijft óók als de betrokkene de zorg over kinderen krijgt terwijl de daartoe geëigende hulpverlenende instanties er nauw bij zijn betrokken. Pagina 31 Op grond van de beschikbare gegevens van eerdere hulpverlening en de wijze waarop betrokkene daarmee is omgegaan, wordt elke vorm van vrijwillige hulpverlening onvoldoende geacht. Ook hulpverlening in een voorwaardelijk juridisch kader wordt op grond van de gebleken psychopathologie (met daarmee verbonden onbetrouwbaarheid van betrokkene) als ontoereikend beschouwd, mede op grond van de daaraan gekoppelde relatief beperkte behandelingsduur. Mogelijkheden om (in de toekomst) het recidiverisico middels een civielrechtelijke kader (als zij de zorg over een kind krijgt of gaat krijgen) te verminderen zijn in theorie aanwezig, doch ondergetekenden zijn van mening dat de kans zeer groot is, dat dit kader bij betrokkene tekort zal schieten. Deels komt dit door de beperkingen van de jeugdhulpverlening (aard organisatie, beperkte psychiatrische scholing), deels hangt dit nadrukkelijk samen met aard en inhoud van haar psychopathologie (die zij zeer goed kan maskeren). Daar er een indicatie bestaat voor langdurige (jarenlange) klinische behandeling gevolgd door zeer langdurig toezicht wordt door ondergetekenden slechts één juridisch kader geschikt geacht om het recidiverisico voldoende in te dammen: de Tbs-maatregel met bevel tot verpleging. Gezien de inhoud van vorenbedoeld rapport en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen acht de rechtbank termen aanwezig het advies op te volgen. De rechtbank zal de verdachte ter beschikking stellen, nu het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, omschreven in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, en zij op grond van het vorenoverwogene van oordeel is, dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist, waarbij de rechtbank mede in aanmerking heeft genomen de ernst van het begane feit. De rechtbank zal bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd, nu zij, op grond van het vorenoverwogene, van oordeel is dat de algemene veiligheid van personen de verpleging eist. In aanvulling op de triplerapportage heeft drs. E.M.M. Mol, psychiater, bij schrijven van 22 juli 2008 geadviseerd, indien de TBS met verpleging van overheidswege wordt opgelegd, in de uitspraak op te nemen dat de opgelegde maatregel zo spoedig mogelijk ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank neemt dit advies over. 6 Het beslag De officier van justitie heeft gevorderd teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbende. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte, rechthebbende, de voorwerpen niet wenst terug te krijgen. Nu verdachte te kennen heeft gegeven de voorwerpen niet terug te willen, zal de rechtbank gelasten dat gehandeld wordt als ware deze voorwerpen verbeurd verklaard. 7 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. 8 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven; - verklaart verdachte strafbaar; Straffen - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf; Maatregelen - gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld, en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd; - adviseert dat voormelde maatregel ten uitvoer wordt gelegd met ingang van de datum waarop de executie van de opgelegde gevangenisstraf is geëindigd. Beslag - verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen; 2008047454 1 1 agenda, kleur: zwart DELTA 2008 katern 01 2008047454 2 1 stuk papier, kleur: zwart katern 02 2008047454 3 1 boek, kleur: groen katern 03 2008047454 4 1 poststuk katern 04 briefpost 2008047454 5 1 agenda, kleur: chroom katern 05 2008047454 6 1 poststuk katern 06 briefpost 2008047454 7 1 poststuk katern 07 briefpost 2008047454 8 1 stuk papier katern 08 2008047454 9 1 poststuk katern 09 briefpost 2008047454 10 1 poststuk katern 10 briefpost 2008047454 11 4 poststukken katern 11 briefpost 2008047454 12 1 poststuk katern 12 briefpost 2008047454 13 1 poststuk katern 13 briefpost 2008047454 14 1 poststuk katern 14 briefpost 2008047454 15 1 poststuk katern 15 briefpost 2008047454 16 1 poststuk katern 16 briefpost 2008047454 17 1 poststuk katern 17 briefpost 2008047454 18 1 poststuk katern 18 briefpost 2008047454 19 3 stukken kleding slabbertjes 2008047454 20 2 foto's foto's van Joanna 2008047454 21 1 vuilniszak, kleur: grijs met inhoud. 2008047454 22 1.00 STK Sporen spoornrs.SO-00 t/m SO-05 en PD01 t/m PD10 Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. I. Dautzenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 oktober 2008.