
Jurisprudentie
BF7326
Datum uitspraak2008-10-06
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersTBS 2008 / 181
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersTBS 2008 / 181
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij schrijven d.d. 11 september 2008 heeft Hoeve Boschoord het hof van recente ontwikkelingen in het behandeltraject van betrokkene op de hoogte gebracht. Het proefverlof met forensisch psychiatrisch toezicht in op 27 juni 2008 ingegaan. Met betrokkene bestaat overeenstemming over de dertien proefverlofvoorwaarden. De forensische expertise en kennis van Hoeve Boschoord, specifiek met betrekking tot betrokkene, blijft aanwezig totdat de reclassering het verantwoord acht om de begeleiding volledig over te nemen. Een omzetting van de tbs-maatregel naar een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ is vooralsnog niet aan de orde, omdat door [verblijfplaats] is aangegeven dat het daar aan specifieke kennis ontbreekt met betrekking tot het risicodelict gedrag in relatie tot betrokkene. Ook eerder, tijdens de verlengingsprocedure in eerste aanleg, heeft [verblijfplaats] in een tweetal brieven van 30 januari 2008 en 7 februari 2008 aan de officier van justitie laten weten dat, gelet op de stabiele toestand van betrokkene, er op dit moment geen reden is om een BOPZ maatregel aan te vragen.
Het hof overweegt op grond van bovenstaande dat er nog steeds sprake is van recidiverisico en dat de kliniek er terecht naar streeft om de maatregel van de terbeschikkingstelling zeer geleidelijk aan af te bouwen. Dit, vanwege het feit dat het recidiverisico in een situatie zonder voldoende toezicht en begeleiding nog altijd op hoog wordt geschat. Toezicht vanuit een ander (BOPZ-) kader is blijkens de mening van de behandelaars niet mogelijk dan wel in het geval van betrokkene gelet op de kans op recidive onvoldoende verantwoord. Het hof overweegt daarnaast dat gelet op het feit dat de toestand van betrokkene kennelijk al geruime tijd stabiel is en betrokkene zich goed begeleidbaar blijft opstellen, het komende jaar dient te worden gebruikt om te bezien of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege bij gelegenheid van de beoordeling van een volgende vordering tot verlenging mogelijk aan de orde zou kunnen zijn.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2008 / 181
Beslissing d.d. 6 oktober 2008
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende te [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 26 maart 2008, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen.
• Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep ruim vijf maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
• Ambtshalve overweegt het hof het volgende. Artikel 509o, tweede lid, onder sub 2 van het Wetboek van Strafvordering vereist dat bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijk en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde wordt overgelegd. Bij het behandelen van een zaak in hoger beroep acht het hof het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk voldoende te zijn voorgelicht over de actuele stand van zaken, onder meer door middel van de meest recente wettelijke aantekeningen omtrent de betrokkene. Het hof acht het in het algemeen van groot belang dat de recente wettelijke aantekeningen in ieder geval de periode bestrijken tot twee à drie maanden vóór de bij het hof geplande zittingsdatum.
In casu bestrijken de wettelijke aantekeningen slechts de periode tot en met juli 2007. Recente wettelijke aantekeningen ontbreken derhalve in het dossier. Het hof overweegt dat, ondanks het feit dat deze aantekeningen ontbreken, het zich in de onderhavige zak voldoende voorgelicht acht ten aanzien van de gesteldheid van betrokkene, nu het verlengingsadvies en het schrijven van Hoeve Boschoord van 11 september 2008 met de bijbehorende bijlagen -over het proefverlof en de in dat kader opgestelde voorwaarden- voldoende gegevens over deze gesteldheid bevatten en ter terechtzitting deze gesteldheid uitvoerig is besproken. Bovendien heeft de getuige-deskundige ter terechtzitting van het hof verklaard over het recente behandelverloop van betrokkene. Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie thans voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de betrokkene beroep.
• De terbeschikkingstelling van betrokkene is ingegaan op 29 november 1999 en loopt dus thans meer dan acht jaar. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd (een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen) moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en van de maatschappij naar mate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat van disproportionaliteit in casu geen sprake is, nu het tijdsverloop niet alleen moet worden beschouwd in het perspectief van de ernst van het delict, maar tevens in aanmerking moeten worden genomen de aard van de stoornis en het actuele recidivegevaar.
Uit het verlengingsadvies van Hoeve Boschoord van 31 augustus 2007 volgt dat bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische trekken, lichte zwakzinnigheid en fetisjistisch transvestitisme. Betrokkene lijkt te zijn geobsedeerd door vrouwen. Hij is niet seksueel delictgevaarlijk, maar kan wel agressief delictgevaarlijk worden bij afwijzing of krenking door vrouwen. De behandeling van betrokkene in het kader van de maatregel van de terbeschikkingstelling is gestaag in positieve zin verlopen.
In juli 2005 is betrokkene in het kader van zijn resocialisatie overgeplaatst naar het terrein van [verblijfplaats]. Hij verbleef aanvankelijk op een gesloten afdeling en later, sinds 5 juli 2006, op een open afdeling van [verblijfplaats]. Tijdens zijn verblijf bij [verblijfplaats] hebben meermaals incidenten plaatsgevonden waarbij betrokkene onder meer enige malen ongeoorloofd afwezig is geweest waarbij hij ’s nachts door een raam naar buiten klom om in vrouwenkleding rond te lopen op het terrein en/of in de nabij gelegen woonwijk. De behandelaars schatten in dat hierbij geen sprake is van delictgerelateerd gedrag. Betrokkene is daarnaast ook eenmaal ongeoorloofd mee gegaan met twee vrouwen naar een camping.
Inmiddels is vastgesteld dat er geen ontwikkeling meer aanwezig is bij betrokkene die leidt tot verbetering van gedrag en/of vermindering van zijn problematiek. Ten aanzien van de gewelddadige recidive worden krenking en afwijzing door vrouwen nog steeds als de grootste risicofactoren gezien. Betrokkene blijft geneigd contact te zoeken met vrouwen en sociale grenzen te overschrijden. Betrokkene blijft dan ook afhankelijk van professionele begeleiding. Zonder begeleiding wordt de kans op recidive op basis van risicotaxaties als hoog ingeschat. Het functioneren van betrokkene zal gestabiliseerd moeten worden en vrijheden zullen niet verder worden uitgebreid. Het hof acht geen termen aanwezig om aan de beoordelingen in het advies te twijfelen. Op 16 juli 2007 heeft het Ministerie van Justitie toestemming verleend voor proefverlof met forensisch psychiatrisch toezicht (FPT). In de proefverlofvoorwaarden is opgenomen dat betrokkene goed gemonitord en gecontroleerd wordt ten aanzien van de omgang met vrouwen en de eventuele relaties die hij aangaat.
Bij schrijven d.d. 11 september 2008 heeft Hoeve Boschoord het hof van recente ontwikkelingen in het behandeltraject van betrokkene op de hoogte gebracht. Het proefverlof met forensisch psychiatrisch toezicht in op 27 juni 2008 ingegaan. Met betrokkene bestaat overeenstemming over de dertien proefverlofvoorwaarden. De forensische expertise en kennis van Hoeve Boschoord, specifiek met betrekking tot betrokkene, blijft aanwezig totdat de reclassering het verantwoord acht om de begeleiding volledig over te nemen. Een omzetting van de tbs-maatregel naar een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ is vooralsnog niet aan de orde, omdat door [verblijfplaats] is aangegeven dat het daar aan specifieke kennis ontbreekt met betrekking tot het risicodelict gedrag in relatie tot betrokkene. Ook eerder, tijdens de verlengingsprocedure in eerste aanleg, heeft [verblijfplaats] in een tweetal brieven van 30 januari 2008 en 7 februari 2008 aan de officier van justitie laten weten dat, gelet op de stabiele toestand van betrokkene, er op dit moment geen reden is om een BOPZ maatregel aan te vragen.
Het hof overweegt op grond van bovenstaande dat er nog steeds sprake is van recidiverisico en dat de kliniek er terecht naar streeft om de maatregel van de terbeschikkingstelling zeer geleidelijk aan af te bouwen. Dit, vanwege het feit dat het recidiverisico in een situatie zonder voldoende toezicht en begeleiding nog altijd op hoog wordt geschat. Toezicht vanuit een ander (BOPZ-) kader is blijkens de mening van de behandelaars niet mogelijk dan wel in het geval van betrokkene gelet op de kans op recidive onvoldoende verantwoord.
Het hof overweegt daarnaast dat gelet op het feit dat de toestand van betrokkene kennelijk al geruime tijd stabiel is en betrokkene zich goed begeleidbaar blijft opstellen, het komende jaar dient te worden gebruikt om te bezien of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege bij gelegenheid van de beoordeling van een volgende vordering tot verlenging mogelijk aan de orde zou kunnen zijn.
Gelet op bovenstaande is een verlenging van de terbeschikkingstelling met een periode van een jaar aangewezen.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 26 maart 2008 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Aldus gedaan door
mr Stikkelbroeck als voorzitter,
mrs Lensing en Bartelds als raadsheren,
en dr Boon en drs van Iersel als raden,
in tegenwoordigheid van Van Westerlaak als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2008.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.