Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7245

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801053/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) aan de gemeente Amsterdam/ stadsdeel Zuidoost vergunning verleend voor het vellen van 224 bomen en het rooien van 12.493 m² bosplantsoen/ onderbeplanting in de wijk Holendrecht-West.


Uitspraak

200801053/1. Datum uitspraak: 8 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], beiden wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/4883 en 07/4911 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2008 in het geding tussen: [appellanten] en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam. 1. Procesverloop Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) aan de gemeente Amsterdam/ stadsdeel Zuidoost vergunning verleend voor het vellen van 224 bomen en het rooien van 12.493 m² bosplantsoen/ onderbeplanting in de wijk Holendrecht-West. Bij uitspraak van 6 februari 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2008, hoger beroep ingesteld. [appellanten] hebben nadere stukken ingediend. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2008, waar [appellanten], in persoon, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. D.R. van Ee, ambtenaar in dienst van de gemeente Amsterdam, vergezeld van S.C.H. Rosendahl en H. Kapiteijn, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 1 van de Bomenverordening Zuidoost 2005 (hierna: de verordening), voor zover thans van belang, wordt verstaan onder houtopstand: één of meer bomen, boomvormers, een beplanting van bosplantsoen, een beplanting van hakhout of een houtwal. Ingevolge artikel 2, eerste lid, is het verboden binnen de grenzen van stadsdeel Zuidoost zonder vergunning van het dagelijks bestuur houtopstand te vellen of te doen vellen. Ingevolge artikel 5, eerste lid, kan het dagelijks bestuur de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen. Ingevolge het tweede lid weigert het dagelijks bestuur een vergunning om te vellen indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende voorwaarden: a. natuur- en milieuwaarden; b. landschappelijke waarden; c. cultuurhistorische waarden; d. waarden van stadsschoon; e. waarden van bijzondere beschermwaardigheid. 2.1.1. Gegeven het bepaalde in artikel 5 van de verordening, dient het dagelijks bestuur te beoordelen of de te vellen bomen en te rooien bosplantsoen/onderbeplanting waarden vertegenwoordigen als genoemd in deze bepaling en vervolgens het belang ervan af te wegen tegen het belang dat is gediend bij het vellen en het rooien. Artikel 5, eerste en tweede lid, van de verordening laat aan het dagelijks bestuur beleids- en beoordelingsvrijheid bij het nemen van het besluit omtrent verlening van de vergunning, zodat de rechter het resultaat van de door het dagelijks bestuur gemaakte belangenafweging terughoudend dient te toetsen. 2.2. De bomen en bosplantsoen/onderbeplanting, voor het vellen en rooien waarvan het dagelijks bestuur vergunning heeft verleend (hierna: de vergunning), bevinden zich in de wijk Holendrecht-West, waarvoor het stadsdeel een herinrichtingsplan heeft ontwikkeld. Dit plan wordt gefaseerd uitgevoerd. Tegelijkertijd wordt ter plaatse groot onderhoud verricht. De eerste twee fasen van het herinrichtingsplan zijn inmiddels afgerond. De thans vergunde werkzaamheden maken onderdeel uit van de uitvoering van de derde fase van het Definitief Ontwerp dat op 13 februari 2007 door het dagelijks bestuur is vastgesteld. Bij het verlenen van de vergunning heeft het dagelijks bestuur de notitie gevolgd die is opgesteld met betrekking tot de tegen de concept-vergunning van 29 mei 2007 ingediende zienswijzen. Tot bedoelde herinrichting en groot onderhoud is besloten omdat zich in de wijk verzakkingen hebben voorgedaan van 20 tot 50 centimeter die hebben geleid tot wateroverlast en tot hoogteverschillen tussen de drempels van de huizen en het maaiveld. Het dagelijks bestuur heeft gelet hierop ophoging van de grond noodzakelijk geacht. Veel bomen hebben als gevolg van een ophoging met meer dan 20 centimeter geen of onvoldoende overlevingskansen. Daarnaast worden bomen geveld die minder dan zeven meter zijn verwijderd van de woningen, omdat deze overlast voor de bewoners veroorzaken in de vorm van vermindering van toetreding van dag- en zonlicht in hun woningen. Tevens worden bomen geveld die te dicht bij paden en te dicht bij elkaar staan. Overige bomen worden in het kader van de herinrichting gehandhaafd en er worden nieuwe bomen geplant. Voorts is gebleken dat de tuinen van de bewoners van de woningen op de begane grond van de flatgebouwen en van de bewoners van de atelierwoningen op openbare grond zijn gelegen en dat veel tuinen door de bewoners zijn uitgebreid. Het dagelijks bestuur brengt de diepte van de tuinen terug tot zes meter van de gevel en wil met de aanleg van paden grenzend aan de tuinen voorkomen dat de tuinen weer worden uitgebreid. 2.3. [appellanten] hebben bij het indienen van hun zienswijze rapporten van drs. V.G. van Amerongen, boomtaxateur, (hierna: Van Amerongen) overgelegd. 2.3.1. Volgens het rapport van Van Amerongen van 3 mei 2007 bestaan er mogelijkheden om bomen te sparen onder meer door: - de afstand van zeven meter van de woningen, waarbinnen bomen worden geveld, te verkorten, omdat dit criterium niet in de verordening is neergelegd; - de grond, indien mogelijk, met maximaal 20 centimeter op te hogen binnen de kroonprojectie van de bomen; - bomen langs het nieuw aan te leggen pad op basis van het bewortelingspatroon te selecteren voor behoud en bij belangrijke bomen de padconstructie aan te passen; - ook voor boomgroepen te kiezen; - te zorgen voor een goed bestek met beschermingsvoorwaarden voor de bomen en door zorgvuldig te werken onder toezicht van een groenwachter. In het rapport wordt voorts nog opgemerkt dat voor het verwijderen van bosplantsoen een vergunning nodig is, dat struiken bespaard kunnen worden door te dunnen in plaats van te rooien, en dat bij de uitvoering van de werkzaamheden problemen kunnen ontstaan, omdat de afstand van de bomen tot de gevel of het aan te leggen pad op basis van de kaart niet exact te herleiden is. 2.3.2. Volgens het rapport van Van Amerongen van 10 juli 2007 is een aantal bomen onjuist gekwalificeerd, niet op de kaart ingetekend, dan wel met een onjuiste naam op de kaplijst vermeld. Voorts wordt volgens Van Amerongen een aantal bomen geveld om de reden dat ruimte moet worden gemaakt voor andere bomen, terwijl na het vellen van die bomen geen enkele boom in de nabijheid overblijft. Door te kiezen voor solitaire bomen in plaats van boomgroepen gaat de meerwaarde van een gevarieerd bomenbestand verloren, aldus Van Amerongen. 2.4. Zoals [appellanten] terecht betogen, is het rooien van bosplantsoen vergunningplichtig. Anders dan zij evenwel stellen, behelst de onderhavige aanvraag, naast het vellen van bomen, eveneens het rooien van 12.493 m² bosplantsoen/onderbeplanting en is dit als zodanig voldoende duidelijk aangegeven op de bij de aanvraag behorende tekening, onder vermelding van de verschillende soorten. 2.5. De omstandigheid dat een vergunning is gevraagd voor het vellen van 222 bomen, maar dat een vergunning is verleend voor 224 bomen, leidt, anders dan [appellanten] betogen, niet tot het oordeel dat de voorzieningenrechter ten onrechte geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat de vergunning niet zorgvuldig is voorbereid. De door het dagelijks bestuur gevolgde voorbereidingsprocedure heeft het karakter van een bestuurlijke heroverweging, zodat het dagelijks bestuur gehouden was een heroverweging te verrichten, welke ook tot een groter aantal kon leiden. 2.6. [appellanten] betogen voorts dat de voorzieningenrechter er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat het belang bij behoud van de bomen en het onderplantsoen/bosplantsoen vanwege de waarden, vervat in artikel 5, tweede lid, van de verordening, zwaarder weegt dan het belang bij de uitvoering van het herinrichtingsplan en het verrichten van groot onderhoud in de wijk Holendrecht-West. Zij hebben daartoe gewezen op de in hun opdracht opgestelde rapporten van Van Amerongen, die, naar zij stellen, niet dan wel onvoldoende in de besluitvorming zijn betrokken. De voorzieningenrechter heeft volgen hen derhalve miskend dat het besluit van 23 oktober 2007 niet zorgvuldig is voorbereid en niet op een deugdelijke motivering is gebaseerd. 2.6.1. Het betoog faalt. Van belang is dat alle bomen zijn geïnventariseerd en dat per boom is onderzocht of deze kon worden gehandhaafd of moest worden geveld. In de kaplijst staat de belangrijkste reden voor het vellen van een boom vermeld ook al kunnen er meerdere redenen voor het vellen van een boom geweest zijn. Dit wordt niet onredelijk geacht. Het dagelijks bestuur heeft naar aanleiding van de bij de indiening van de zienswijze ingebrachte rapporten van Van Amerongen een nadere schouw gehouden en op basis daarvan in een notitie, die eveneens aan het besluit van 23 oktober 2007 ten grondslag ligt, gemotiveerd aangegeven, waarom het dagelijks bestuur het oordeel van Van Amerongen met betrekking tot de kwalificatie van een aantal bomen niet deelt, wat de juiste benaming is van een aantal op de kaplijst onjuist vermelde bomen, en welke bomen op de kaplijst ontbreken. Met betrekking tot het vellen van bomen die binnen een afstand van zeven meter van de woningen staan, staat in het rapport van Van Amerongen van 3 mei 2007 terecht vermeld dat deze afstand niet gebaseerd is op een algemeen verbindend voorschrift. Dit laat echter onverlet dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het belang bij het vellen van deze bomen meer gewicht moet worden toegekend dan aan het belang bij behoud ervan omdat deze bomen overlast veroorzaken in de vorm van verminderde toetreding van dag- en zonlicht in de woningen, de takken van de bomen tegen de gevels van de woningen schuren en de wortels van de bomen de funderingen van de woningen aantasten. Het dagelijks bestuur heeft zich eveneens in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan het belang bij uitvoering van het herinrichtingsplan en het verrichten van groot onderhoud in de wijk Holendrecht-West meer gewicht dient te worden toegekend dan aan het behoud bij de bomen en het bosplantsoen/onderplantsoen vanwege hun waarden. Daarbij is eveneens van belang dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat bomen bij een ophoging van de grond met 20 centimeter behouden kunnen blijven, te minder nu aan het dagelijks bestuur bij de uitvoering van de eerste twee fasen van het herinrichtingsplan is gebleken dat dit niet mogelijk is. Verder betreft het een aantal dicht bij elkaar staande bomen, oude en in elkaar gegroeide bomen die een grotere kans op ziekten, dood hout en takbreuk hebben. Het dagelijks bestuur heeft zich ten aanzien van de heesters in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet volstaan kan worden met het dunnen ervan, omdat verschillende soorten door elkaar heen zijn gegroeid, waardoor het niet mogelijk is om deze te selecteren en de heesters bovendien eenzijdige soorten zijn. Hetgeen overigens in de rapporten van Van Amerongen staat vermeld ziet met name op het Definitief Ontwerp en de daarin gemaakte keuzen, dan wel op de uitvoering van de verleende vergunning, hetgeen als zodanig in de onderhavige procedure niet ter toetsing voorligt. De voorzieningenrechter heeft in de rapporten dan ook terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de vergunning onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en een deugdelijke motivering ontbeert. 2.7. Het betoog van [appellanten] dat de vergunde werkzaamheden van invloed zullen zijn op de vaste rust- en verblijfplaats van beschermde diersoorten slaagt evenmin. Aan de vergunning zijn de voorschriften verbonden dat geen nesten van vogels mogen worden verstoord en dat de vaste verblijfplaats van de in dit gebied voorkomende beschermde planten- en diersoorten niet mag worden verstoord. Bij het stellen van deze voorschriften is de Natuurkalender, die mede op initiatief van Wageningen Universiteit tot stand is gekomen, betrokken. 2.8. Hetgeen [appellanten] overigens hebben aangevoerd, onder meer met betrekking tot de aanleg van een drainagesysteem, de aanleg van de paden, de diepte en inrichting van hun tuin, een inspraakavond en de wijze waarop aan de verleende vergunning uitvoering is gegeven, ziet niet op de rechtmatigheid van de verleende vergunning en ligt in de onderhavige procedure niet ter toetsing voor. 2.9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 2.11. Het verzoek van [appellanten] in hoger beroep om schadevergoeding, gebaseerd op artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht komt niet voor inwilliging in aanmerking, reeds omdat het hoger beroep ongegrond is. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. W.D.M. van Diepenbeek, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van Staat. w.g. Offers w.g. Larsson-van Reijsen Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008 344.