Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7222

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708426/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluiten van 21 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal (hierna: het college) aan de Islamitische Stichting Nederland, Fatih Oldenzaal (hierna: Fatih) ontheffing van het als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan "Uitbreidingsplan in onderdelen Oldenzaal 1964, 1e wijziging "Het inslag"" verleend, doch vrijstelling en bouwvergunning geweigerd voor het oprichten van een moskee met dienstwoning op het perceel Berkstraat 97 te Oldenzaal (hierna: het perceel).


Uitspraak

200708426/1. Datum uitspraak: 8 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1. de stichting Islamitische Stichting Nederland, Fatih Oldenzaal, gevestigd te Oldenzaal, 2. het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal, appellanten, tegen de uitspraak in zaak nr. 07/738 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 24 oktober 2007 in het geding tussen: [wederpartijen], wonende te [woonplaats] en appellant sub 2. 1. Procesverloop Bij besluiten van 21 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal (hierna: het college) aan de Islamitische Stichting Nederland, Fatih Oldenzaal (hierna: Fatih) ontheffing van het als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan "Uitbreidingsplan in onderdelen Oldenzaal 1964, 1e wijziging "Het inslag"" verleend, doch vrijstelling en bouwvergunning geweigerd voor het oprichten van een moskee met dienstwoning op het perceel Berkstraat 97 te Oldenzaal (hierna: het perceel). Bij besluit van 29 mei 2007 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, het door Fatih gemaakte bezwaar gegrond, de besluiten van 21 november 2006 herroepen en ingetrokken, met dien verstande dat deze in stand blijven, wat betreft de eerder door partijen ingediende zienswijzen en de weerlegging daarvan, een en ander voor zover daar in het besluit van 29 mei 2007 niet van wordt afgeweken. Voorts heeft het alsnog vrijstelling en bouwvergunning verleend. Bij uitspraak van 24 oktober 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben Fatih bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2007, en het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2007, hoger beroep ingesteld. Fatih, het college en [wederpartijen] hebben een verweerschrift ingediend. Fatih heeft nadien nog een nader stuk ingediend. Dat is aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2008, waar Fatih, vertegenwoordigd door mr. E.W. Roessingh, advocaat te Hengelo, het college, vertegenwoordigd door mr. M.H. Blokfoort, advocaat te Enschede, en [wederpartijen], vertegenwoordigd door mr. J.H.B. Averdijk, advocaat te Enschede, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een gebouw dat als moskee zal dienen met dienstwoning op het perceel. Het op te richten gebouw is 22,40 m breed en 17,40 m diep. De hoogte van het platte dak bedraagt 9,20 m, die van het hoogste punt van de koepel 11 m. Het gebouw bestaat op de begane grond uit een galerij, een hoofdentree, een zijentree en achterentree voor de moskee, een entree voor de woning, een grote en een kleine ontmoetingsruimte en een wc/doucheruimte. De eerste verdieping bestaat uit een moskeeruimte, drie hallen, wasruimtes en wc's, een vide, een berging en een werkkast. Op de tweede verdieping bevindt zich een voortzetting van de moskee op de eerste verdieping en een hal. Bovendien is op de tweede verdieping een dienstwoning gevestigd, die bestaat uit een woonkamer met balkon, twee slaapkamers, een keuken, een douche-/wc-ruimte en een cv-ruimte. 2.2. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college het door [wederpartijen] tegen het besluit van 21 november 2006 om ontheffing te verlenen gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. 2.2.1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, voor zover thans van belang, worden plannen van uitbreiding, met daarbij behorende bebouwingsvoorschriften, geacht bestemmingsplannen te zijn in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO). Zij behouden het rechtsgevolg dat zij bij de inwerkingtreding van deze wet hadden. Ingevolge artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet wordt de verlening van de vrijstelling voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geacht deel uit te maken van de beschikking, waarop zij betrekking heeft. 2.2.2. De ontheffing die krachtens artikel 1, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de voorschriften van de bebouwingsvoorschriften van het uitbreidingsplan "Oldenzaal 1964" is verleend, moet worden gelijkgesteld met een vrijstelling, als bedoeld in artikel 15 van de WRO, aangezien dit uitbreidingsplan ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting als bestemmingsplan geldt. Met voormeld artikel 49, vijfde lid, heeft de wetgever voor ogen gehad onnodige procedures te voorkomen. Voor zover vrijstelling is vereist, teneinde bouwvergunning voor een project te kunnen verlenen, is de verlening van vrijstelling niet zelfstandig voor beroep vatbaar (uitspraak van 11 februari 2004 in zaak nrs. 200303597/1 en 200303596/1). Het besluit om krachtens artikel 1, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de voorschriften van de bebouwingsvoorschriften van het als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan "Oldenzaal 1964" ontheffing te verlenen is genomen om bouwvergunning ten behoeve van het bouwplan te kunnen verlenen en werd van betekenis door verlening van die vergunning. Het voorgaande brengt mee dat het besluit om krachtens artikel 1, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de bebouwingsvoorschriften van het als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan "Oldenzaal 1964" ontheffing te verlenen geen betrekking heeft op de weigering van de bouwvergunning en daartegen geen beroep open stond. Het college heeft het door [wederpartijen] gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het betoog slaagt. 2.3. Fatih en het college betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling kon en mocht worden verleend. Volgens het college valt de moskee onder categorie II A2 van de door het college van gedeputeerde staten van Overijssel vastgestelde lijst van categorieën van gevallen, waarin het college, zonder voorafgaande verklaring van geen bezwaar, vrijstelling kan verlenen (hierna: de lijst) en de dienstwoning onder categorie II A1 van de lijst. Fatih voert voorts aan dat het oprichten van een dienstwoning, hoewel niet met zoveel woorden vermeld, onder categorie II A1 van de lijst valt, ook omdat een dienstwoning gebruikelijk is bij voorzieningen, als in die categorie vermeld. 2.3.1. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen, onder welke omstandigheden vooraf een verklaring dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Als categorie II A1 van de lijst is vermeld: woningbouw: woning(bouw)projecten (waaronder wijziging van het gebruik) met bijbehorende voorzieningen als wegen en groen, dit met uitzondering van projecten op een bedrijfsterrein en mits in overeenstemming met tussen gemeente en provincie gemaakte prestatieafspraken over de woningbouw. Als categorie II A2 van de lijst zijn vermeld: bijzondere doeleinden: (bouw)projecten (waaronder wijziging van het gebruik) voor lokale educatieve, sociale en/of medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve en welzijnsvoorzieningen alsmede overige maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende voorzieningen als wegen en groen, dit met uitzondering van projecten op een bedrijfsterrein en mits het gaat om projecten die behoren tot categorie 1 en 2 of projecten die qua aard en milieuhinder vergelijkbaar zijn met deze categorieën, dit zoals bedoeld in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG. In de lijst is verder, voor zover thans van belang, vermeld dat cumulatieve toepassing per categorie voor een project (het zogeheten "knippen" van een project) niet is toegestaan. Een combinatie van meerdere categorieën voor een project is wel mogelijk, mits wordt voldaan aan de gestelde eisen, aldus de lijst. 2.3.2. Het betoog slaagt. Voor zover het bouwplan in de oprichting van een bouwwerk dat als moskee zal dienen voorziet, valt het onder categorie II A2 van de lijst. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat het bouwplan, voor zover het in het aanbrengen van een dienstwoning voorziet, niet onder categorie II A2 van de lijst valt. Het bouwplan is in zoverre echter aan te merken als woningbouwproject en valt onder categorie II A1 van de lijst. Anders dan [wederpartijen] betogen, betekent de omstandigheid dat het bouwplan onder twee categorieën valt niet dat het gaat om als cumulatieve toepassing per categorie voor een project, maar als een combinatie van meerdere categorieën voor een project. 2.4. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [wederpartijen] bij de rechtbank ingestelde beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar tegen het besluit van 21 november 2006 ongegrond verklaren. Gezien de door [wederpartijen] naar voren gebrachte beroepsgronden aan de beoordeling waarvan de rechtbank niet is toegekomen, wijst de Afdeling de zaak voor het overige met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State naar haar terug om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. 2.5. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart de hoger beroepen gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Almelo van 24 oktober 2007 in zaak nr. 07/738; III. verklaart het door [wederpartijen] bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar tegen het besluit van 21 november 2006 ongegrond; IV. wijst de zaak voor het overige naar de rechtbank terug; V. stelt de door [wederpartijen] en de door Fatih in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van elk € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) en bepaalt dat de rechtbank over de vergoeding van deze kosten beslist; VI. gelast dat gemeente Oldenzaal aan Fatih het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) voor de behandeling van haar hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Soede voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008 270-499.