
Jurisprudentie
BF7221
Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801486/1 en 200803497/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801486/1 en 200803497/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 31 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur (hierna: het college) aan [appellante] een last onder dwangsom opgelegd.
Uitspraak
200801486/1 en 200803497/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in de gedingen tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur (hierna: het college) aan [appellante] een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 1 november 2007 heeft het college de bij het besluit van 31 augustus 2007 bepaalde begunstigingstermijn verlengd van 30 oktober 2007 tot 1 maart 2008.
Bij besluit van 12 februari 2008 heef het college het tegen het besluit van 31 augustus 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 8 april 2008 heeft het college het tegen het besluit van 1 november 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen het besluit van 12 februari 2008 heeft [appellante], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 februari 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2008.
Tegen het besluit van 8 april 2008 heeft [appellante], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2008.
Het college heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 2 september 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door J. van Beers, werkzaam bij de gemeente Etten-Leur, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord [belanghebbenden], vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2. Overwegingen
2.1. Bij het besluit van 31 augustus 2007 is [appellante] een last onder dwangsom opgelegd vanwege het in strijd handelen met artikel 8.1 van de Wet milieubeheer omdat de inrichting niet in werking is overeenkomstig de op 8 november 1994 verleende revisievergunning en de op 27 mei 1997 verleende veranderingsvergunning. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat [appellante] niet kan volstaan met het beëindigen van de overtreding door de inrichting in werking te brengen conform de geldende milieuvergunningen, maar dat de stallen van de inrichting overeenkomstig de in aanmerking te nemen best beschikbare technieken dienen te worden uitgevoerd. In verband hiermee wordt [appellante] gelast uiterlijk op 30 oktober 2007 over een nieuwe vergunning te beschikken en daartoe een aanvraag in te dienen. Bij besluit van 1 november 2007 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd van 30 oktober 2007 tot 1 maart 2008. De dwangsom bedraagt € 10.000,00 per week dat de inrichting in strijd met artikel 8.1 van de Wet milieubeheer in werking is, met een maximum van € 100.000,00.
2.2. Niet in geschil is dat de inrichting niet in werking is overeenkomstig de op 8 november 1994 verleende revisievergunning en de op 27 mei 1997 verleende veranderingsvergunning, zodat het college bevoegd was ter zake handhavend op te treden.
2.3. [appellante] voert aan dat de lastgeving onrechtmatig is omdat haar wordt gelast een nieuwe milieuvergunning aan te vragen.
2.3.1. Artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, gebiedt niet het bezit van een vergunning maar verbiedt alleen zonder daartoe verleende vergunning een inrichting te veranderen of de werking daarvan te veranderen. Een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom dient er ingevolge het tweede lid van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht toe te strekken dat de overtreding ongedaan wordt gemaakt of dat verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding wordt voorkomen.
2.3.2. De bij het bestreden besluit aan [appellante] opgelegde last komt erop neer dat zij een nieuwe vergunning dient aan te vragen.
In dit geval bestaat de overtreding uit het in strijd met de vergunningen van 8 november 1994 en 27 mei 1997 in werking zijn van de inrichting. Het aanvragen van een vergunning kan deze overtreding niet ongedaan maken. Het bestreden besluit op bezwaar van 12 februari 2008, dat strekt tot bevestiging van het besluit van 31 augustus 2007, is daarom in strijd met artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht genomen.
2.4. Het beroep is gegrond. Het besluit van 12 februari 2008 dient te worden vernietigd. Gelet op de nauwe samenhang van het besluit van 8 april 2008 met het besluit van 12 februari 2008 komt ook dit besluit voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling ziet aanleiding om de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur van 12 februari 2008, kenmerk 20080206jcb
8 en van 8 april 2008, kenmerk 20080401jcb8;
III. treft de voorlopige voorziening dat de besluiten van 31 augustus 2007, kenmerk 20070827jcb99 en 1 november 2007, kenmerk 20071016jcb8 van meet af aan zijn geschorst tot zes weken na verzending van de nieuw te nemen besluiten op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek uitspraak is gedaan;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van in totaal € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Etten-Leur aan [appellante] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de gemeente Etten-Leur aan [appellante] het door haar voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 576,00 (zegge: vijfhonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008
325-578.