Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7198

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707794/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 31 augustus 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Strijen (hierna: het college) een verzoek van [appellanten] om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) door [belanghebbende] voor bloemenopslag en -verwerking afgewezen.


Uitspraak

200707794/1. Datum uitspraak: 8 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], beiden wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 06/332 van de rechtbank Dordrecht van 28 september 2007 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Strijen. 1. Procesverloop Bij besluit van 31 augustus 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Strijen (hierna: het college) een verzoek van [appellanten] om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) door [belanghebbende] voor bloemenopslag en -verwerking afgewezen. Bij besluit van 28 februari 2006 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 28 september 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 december 2007. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2008, waar [appellanten], bijgestaan door mr. R.F. Thunnissen, advocaat te 's-Gravenhage, en het college, vertegenwoordigd door A.M. Noteboom en L. Bos, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek bij brief van 27 juni 2008 heropend. Het college en [appellanten] hebben nadere stukken ingediend. Met toestemming van partijen is afgezien van een nieuwe behandeling van de zaak ter zitting, waarna het onderzoek is gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Niet in geschil is dat het perceel thans niet wordt gebruikt voor bloemenopslag en -verwerking. Ook anderszins is niet gebleken dat [appellanten] thans nog belang hebben bij het hoger beroep. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk. 2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Soede voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008 270-499.