
Jurisprudentie
BF7193
Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801169/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801169/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 9 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) [appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]) onder oplegging van een dwangsom gelast de permanente bewoning van de recreatiewoning op het perceel [locatie] te [plaats] te beëindigen en beëindigd te houden.
Uitspraak
200801169/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Apeldoorn,
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/2228 en 07/2229 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 6 februari 2008 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) [appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]) onder oplegging van een dwangsom gelast de permanente bewoning van de recreatiewoning op het perceel [locatie] te [plaats] te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 28 november 2007 heeft het college het door
[appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 februari 2008, verzonden op 7 februari 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. drs. R.T.M. Lagerweij, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.N. Sloote, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college zich ten onrechte, zonder daarnaar nader onderzoek te doen, op het standpunt heeft gesteld dat uit de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: GBA) en het verzoek om hypotheekrenteaftrek volgt dat hij de recreatiewoning permanent bewoont.
2.1.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Beekbergen" heeft het perceel, waarop de recreatiewoning staat, de bestemming "Verblijfsrecreatie" met de aanduiding "Rw".
Ingevolge artikel 2.15., eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
Ingevolge artikel 2.15., tweede lid, aanhef en onder d, voor zover thans van belang, mogen, waar op de plankaart de aanduiding "Rw" voorkomt, uitsluitend vrijstaande recreatiewoonverblijven worden gebouwd.
Ingevolge artikel 3.1., eerste lid, is het verboden grond en opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming en de daarbij in deze voorschriften gegeven gebruiksbepalingen.
2.2. Niet in geschil is dat het niet is toegestaan recreatiewoningen op gronden met de bestemming "Verblijfsrecreatie" permanent te bewonen in de zin dat die recreatiewoning tot hoofdverblijf dient.
Ter zitting is door het college toegelicht dat handhavend wordt opgetreden in geval sprake is van bewoning van een recreatiewoning gedurende meer dan vier maanden aaneen, ervan uitgaande dat alsdan niet langer sprake is van verblijfsrecreatie in de zin van het bestemmingsplan, maar van wonen. Daartoe heeft het college aansluiting gezocht bij artikel 65, eerste lid, van de Wet op de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, dat, voor degenen die naar redelijke verwachting tenminste twee derde van de tijd gedurende een half jaar in Nederland zullen verblijven, inschrijving in de GBA op het woonadres verplicht stelt. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] gedurende circa vijf maanden per jaar vrijwel aaneengesloten in de recreatiewoning verblijft en zich welbewust op het adres van die recreatiewoning heeft ingeschreven in de GBA. Zoals namens [appellant] in het kader van de bezwaarschriftprocedure uitdrukkelijk is verklaard, beschouwt hij de recreatiewoning ook als zijn woonadres en als zijn hoofdverblijf. Voorts staat vast dat [appellant] voor deze woning de Belastingdienst om hypotheekrenteaftrek heeft verzocht, hetgeen ingevolge de Wet Inkomstenbelasting 2001 uitsluitend is toegestaan ten aanzien van de eigen woning, die de verzoeker als hoofdverblijf ter beschikking staat. Gelet hierop, heeft de voorzieningenrechter terecht voldoende aannemelijk geacht dat [appellant] wanneer hij in Nederland is de recreatiewoning als hoofdverblijf en derhalve in strijd met de bestemming "Verblijfsrecreatie" gebruikt. De omstandigheid dat hij gedurende ongeveer zeven maanden van het jaar in Frankrijk verblijft en aldaar een kleinschalig toeristisch bedrijf uitoefent, maakt dit niet anders. De voorzieningenrechter heeft voorts terecht mede belang toegekend aan de omstandigheid dat [appellant] de recreatiewoning gedurende zijn verblijf in Frankrijk niet verhuurt.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. G.J. van Muijen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008
392.