Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7175

Datum uitspraak2008-10-02
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
ZaaknummersAWB 08/354
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vervoersbehoefte en forfataire vergoedingen. Verweerder heeft nagelaten te motiveren dat de forfataire taxivergoeding toereikend is.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Bestuursrecht Procedurenummer: AWB 08 / 354 Uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen [naam], wonend te [plaats], eiseres, en het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Maastricht, verweerder. Datum bestreden besluit: 22 januari 2008 Kenmerk: 16527800 1. Procesverloop Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 22 januari 2008. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van eiseres gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift. Bij brief van 11 juni 2008 heeft de gemachtigde van eiseres stukken in geding gebracht. Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 24 juni 20008, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde F.W. Oehlen, advocaat te Beek. Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door P. Kalmar, werkzaam bij de gemeente Maastricht. 2. Overwegingen Eiseres, die tijdens haar studie gebruik maakte van een vervoersregeling van het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), heeft een vervoersvoorziening gevraagd voor lokaal vervoer en het onderhouden van sociale contacten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: WMO). Naar aanleiding van haar bezwaar tegen de aanvankelijke toekenning van Vervoer op Maat (collectief taxi-vervoer) met begeleiding, heeft verweerder in het betreden besluit een voorziening toegekend in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een taxi ad € 950,42 per jaar. Verweerder gaat uit van dit forfaitaire bedrag, omdat eiseres niet heeft onderbouwd dat dit bedrag onvoldoende is voor haar vervoersbehoefte. Het bedrag wordt adequaat geacht in het kader van het leven van alledag. Er is sprake van de goedkoopst adequate oplossing. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de door eiseres gevraagde pendel (rolstoelscooter) niet onder haar zorgplicht valt, zoals bedoeld in de WMO. In beroep wordt door eiseres – onder verwijzing naar het bezwaarschrift en de aanvullende e-mails – aangevoerd dat • de forfaitaire vergoeding niet adequaat is gezien de kosten van een (commerciële) taxirit van haar woning naar bijvoorbeeld de binnenstad van Maastricht; • vervoer per gewone taxi niet mogelijk is gelet op de huidige status van haar aandoening, als er ondeskundige tilhulp wordt verleend; • het maken van afspraken over tilvaardige chauffeurs in een commerciële setting niet mogelijk is; • een taxi-vergoeding geen adequate (passend/geschikt) oplossing is gelet op het individu van eiseres; • een pendel haar in staat stelt zonder begeleiding of hulp zich onbeperkt lokaal te verplaatsen; • de pendel gestald kan worden in de daartoe gehuurde en aangepaste garage. Het geding spitst zich toe op de vraag of de toegekende taxi-kostenvergoeding, gelet op de persoonskenmerken en behoeften van eiseres, alsmede gelet op haar capaciteit om vanuit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien, eiseres compenseert in de beperkingen die zij ondervindt in haar zelfredzaamheid en haar maatschappelijke participatie en haar in staat stelt zich lokaal te verplaatsen. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Verweerder heeft zich in het kader van de aanvraag diverse malen laten adviseren door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). In het advies van 5 oktober 2007 wordt geconcludeerd dat een vervoerskostenvergoeding per taxi een adequate oplossing is, mits er adequate hulp geboden kan worden bij de transfer. Opgemerkt wordt in dit advies dat als aan deze voorwaarde is voldaan met deze vervoerskostenvergoeding slechts een beperkt aantal kilometers kan worden afgelegd. Door de adviseur wordt de vraag opgeworpen wat de goedkoopst adequate oplossing is over meerdere jaren, waarbij de kosten van een pendel moeten worden afgezet tegen de vervoerskostenvoorziening. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter onderbouwing van de toekenning leunt op de wijze waarop eiseres in het verleden per taxi heeft gereisd. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank evenwel aannemelijk gemaakt dat gelet op haar huidige medische toestand in een commerciële setting een geoefende en deskundige til- en transferhulp niet gegarandeerd kan worden. Nu uit de advisering door de arts van het CIZ blijkt dat sprake is van een noodzakelijke voorwaarde zonder welke vervoer per gewone taxi niet adequaat is, is de rechtbank van oordeel dat de toegekende voorziening onvoldoende is onderbouwd, mede gelet op het advies van het CIZ. In de toelichting op de WMO-verordening van de gemeente Maastricht (pag. 45) wordt aangegeven dat een vervoersvoorziening de mogelijkheid moet bieden om op jaarbasis 1.500 tot 2.000 kilometer af te leggen. De rechtbank stelt vast dat eiseres zich op het standpunt stelt dat de forfaitaire vergoeding niet toereikend is voor het leven van alledag. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres deze stelling nader heeft onderbouwd, zodat in beginsel uit mag worden gegaan van een vervoersbehoefte tot 2.000 kilometer per jaar (CRvB, 12-03-2002, LJN AE1865). Het had evenwel op de weg van verweerder gelegen, in het licht van het feit dat de WMO niet uitgaat van een zorgplicht, zoals onder de Wet voorzieningen gehandicapten het geval was, maar van compensatie, ter zorgvuldige voorbereiding van het besluit, gelet op de persoon en de omstandigheden, nader gelegenheid te geven de vervoersbehoefte te expliciteren. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat de forfaitaire vergoeding, mede gelet op de door de staatssecretaris per 1 februari 2008 bepaalde maximum taxitarieven, toereikend is voor dit kilometertal. Gelet op artikel 26 van de WMO is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet alleen tekort is geschoten in de motivering van de beslissing te vermelden op welke wijze de genomen beslissing bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van eiseres, maar dat verweerder ook heeft nagelaten alle relevante feiten en omstandigheden te onderzoeken. Op grond van bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het beroep voor gegrond moet worden gehouden en het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de kosten, die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Het bedrag van de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt daarbij vastgesteld overeenkomstig het tarief, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank kent ter zake twee punten met elk een waarde van € 322,-- toe voor de indiening van het beroepschrift en de verschijning ter zitting en bepaalt het gewicht van de zaak, gelet op de aard en de inhoud van het geschil, op gemiddeld (wegingsfactor 1). Het te vergoeden bedrag voor verleende rechtsbijstand bedraagt derhalve 2 x € 322,-- x 1 = € 644,--. Nu aan eiseres ter zake van het beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient het bedrag van de kosten ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden betaald aan de griffier van deze rechtbank. Gelet op de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Awb wordt als volgt beslist. 3. Beslissing De rechtbank: 1. verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; 2. draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres; 3. bepaalt dat aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,00 wordt vergoed door de gemeente Maastricht; 4. veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 644,00 wegens de kosten van rechtsbijstand, te betalen door de gemeente Maastricht aan de griffier van de rechtbank Maastricht. Aldus gedaan door E.V.L. Heuts in tegenwoordigheid van E.J.H.G. van Binnebeke als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2008 w.g. E. van Binnebeke w.g. Heuts Voor eensluidend afschrift, de griffier, Verzonden: 2 oktober 2008 Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak. Bij een spoedeisend belang bestaat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, tevens de mogelijkheid om de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.