
Jurisprudentie
BF7165
Datum uitspraak2008-05-22
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers92629 / KG ZA 08-81
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers92629 / KG ZA 08-81
Statusgepubliceerd
Indicatie
Kort geding. Omgangsregeling tussen vader en kind bij moeder thuis. Moeder werkt niet meer mee aan omgangsregeling. Vordering vader om moeder te veroordelen mee te werken aan de omgangsregeling wordt afgewezen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 92629 / KG ZA 08-81
Vonnis in kort geding van 22 mei 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Zutphen,
eiser,
procureur mr. F.E. van Nisselrooij,
tegen
[gedaagde],
wonende te Zutphen,
gedaagde,
procureur mr. H.J. Scholten.
Partijen zullen hierna de man (eiser) en de vrouw (gedaagde) genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 19 mei 2008
- de pleitnota van de vrouw.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben gedurende ongeveer 15 jaar een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is geboren: [naam], geboren op [2002] te Zutphen.
2.2. Begin 2005 is een einde gekomen aan de relatie van partijen waarna het kind bij de vrouw is blijven wonen. De man heeft het kind niet erkend.
2.3. Bij beschikking van 28 januari 2008 van de rechtbank Zutphen is, nadat mediation tussen partijen over een omgangsregeling tussen de man en het kind niet was geslaagd, bepaald dat de man voor de periode gedurende welke de rechtbank nog geen definitieve beslissing heeft gegeven, iedere zaterdagmiddag van 13.00 tot 16.00 uur het kind bij de vrouw thuis kan bezoeken. Daarnaast heeft de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek in te stellen naar de vraag welke omgangsregeling het meest in het belang is van het kind.
2.4. Op 9 en 16 februari 2008 heeft omgang tussen de man en het kind plaatsgevonden in het bijzijn van de vrouw. Bij brief van 17 februari 2008 heeft de vrouw naar aanleiding van deze bezoeken medegedeeld dat zij, uit lijfsbehoud van [naam] en haarzelf, in afwachting van het onderzoek door de Raad, per direct afziet van elke vorm van contact met of namens de man.
3. Het geschil
3.1. De man vordert bij vonnis, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:
1. de vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar medewerking aan de uitvoering van de omgangsregeling zoals bepaald in de beschikking van 28 januari 2008 van de rechtbank Zutphen, op straffe van een dwangsom van € 100,--, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag voor ieder keer dat de vrouw in gebreke blijft na betekening van dit vonnis;
2. de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. De man legt, zakelijk weergegeven, aan zijn vorderingen ten grondslag dat de omgangsregeling sinds de beschikking van 28 januari 2008 moeizaam verloopt. De vrouw houdt zich volgens de man niet aan de afspraken door onder andere op de omgangstijdstippen familie van haar uit te nodigen of in de nabijheid van de woning aanwezig te laten zijn. De man ervaart dit als bedreigend. Daarnaast beslist de vrouw eenzijdig dat omgang niet kan doorgaan ten gevolge van andere afspraken op zaterdagmiddag zonder een alternatief omgangsmoment in de week, bijvoorbeeld op zondag, te accepteren. De man stelt (spoedeisend) belang te hebben bij zijn vorderingen nu de vrouw de afgelopen tijd heeft nagelaten om mee te werken aan de vastgestelde omgangsregeling en te kennen heeft gegeven de regeling in de toekomst niet te zullen nakomen.
3.3. De vrouw voert ten verwere aan dat de omgangsregeling gedoemd was te mislukken. In afwijking van hetgeen in de beschikking van 28 januari 2008 is opgenomen, stelt de vrouw dat van overeenstemming tussen partijen over omgang bij haar thuis geen sprake was. De vrouw heeft slechts aangeboden dat de man het kind bij haar thuis mocht bezoeken maar daarbij is geen dag of frequentie ter sprake gekomen en bovendien heeft de man haar aanbod afgewezen. De regeling van iedere zaterdag bij de vrouw thuis maakt een grote inbreuk op haar leven. Desondanks stelt zij zich te hebben ingezet voor het doen slagen van de regeling. Volgens de vrouw is het gedrag van de man echter dusdanig dat omgang niet in het belang van het kind is. Daarom wenst zij niet langer mee te werken aan de omgangsregeling.
4. De beoordeling
4.1. Indien in kort geding moet worden beslist nadat de bodemrechter reeds een beslissing in de hoofdzaak heeft gegeven, dient het kort geding-vonnis in beginsel te worden afgestemd op het oordeel van de bodemrechter. Uitgangspunt in deze dient te zijn dat een bij rechterlijke beschikking vastgestelde omgangsregeling tussen een niet met de dagelijkse zorg belaste ouder en zijn minderjarig kind moet worden nagekomen. In bijzondere omstandigheden kan van die hoofdregel worden afgeweken. Die omstandigheden doen zich voor als aangenomen moet worden dat onverkorte handhaving van de omgangsregeling in strijd met de zwaarwegende belangen van het kind zal zijn.
4.2. In de beschikking van 28 januari 2008 heeft de rechtbank bij de bepaling van de omgangsregeling, voor de periode dat het onderzoek door de Raad nog niet is afgerond, als uitgangspunt genomen dat de vrouw kan instemmen met een omgangsregeling tussen de man en het kind bij haar thuis en in haar aanwezigheid. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de Raad deze voorlopige omgangsregeling te allen tijde kan beperken dan wel uitbreiden in het kader van zijn onderzoek.
4.3. Ter terechtzitting is gebleken dat de spanningen tussen partijen dusdanig zijn dat van normaal contact en de voor omgang noodzakelijke communicatie tussen partijen geen sprake (meer) is. Ten opzichte van het uitgangspunt van de rechtbank in de beschikking van 28 januari 2008 is de situatie gewijzigd doordat de vrouw ten gevolge van de gebeurtenissen niet langer bereid de man bij haar thuis te ontvangen. Daarbij is gebleken dat omgang bij de vrouw thuis en in haar bijzijn, gelet op de spanningen tussen partijen, niet in het belang van het kind is. Daarbij is van belang dat de omgangsregeling niet alleen inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw maar dat bij handhaving van de omgangsregeling het risico bestaat dat de veilige thuissituatie van het kind wordt aangetast. Handhaving van de omgangsregeling wordt dan ook in strijd met de zwaarwegende belangen van het kind geacht. Nu de Raad nog niet is gestart met onderzoek en daardoor nog geen aanleiding heeft gezien in te grijpen in de omgangsregeling zoals is overwogen in de beschikking van 28 januari 2008, ziet de voorzieningenrechter in het voorgaande aanleiding om aldus in de situatie in te grijpen dat het door man gevorderde wordt afgewezen.
4.4. Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2008.