Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7079

Datum uitspraak2008-10-06
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845644-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis-vonnis. Verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde (zware) mishandeling en openlijke geweldpleging. Uit het getoonde beeldmateriaal kan in onvoldoende mate van zekerheid worden afgeleid dat verdachte een schoppende beweging heeft gemaakt. De rechtbank ziet enkel een soort van overstappende beweging. Niet valt uit te sluiten dat verdachte daadwerkelijk, zoals verdachte heeft aangevoerd, de vechtende personen heeft willen scheiden.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/845644-07 Datum uitspraak: 06 oktober 2008 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats], [adres] thans uit andere hoofde gedetineerd te: PI Vught - Nieuw Vosseveld 1 VBA te Vught. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 september 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 mei 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 11 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer 1] tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art. 302/45 wetboek van strafrecht Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 11 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Stationsplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het schoppen tegen het hoofd, althans het lichaam van [slachtoffer 1] art. 141 wetboek van strafrecht meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 11 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) heeft geschopt (tegen het hoofd, althans het lichaam), waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art. 300 wetboek van strafrecht De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. Inleiding. Op 11 oktober 2007 vindt er op het Stationsplein te ’s-Hertogenbosch een vechtpartij plaats tussen de taxichauffeurs [slachtoffer] (aangever) en [persoon 1], waarbij zij op enig moment op de grond vallen. Verdachte staat op dat moment in de onmiddellijke nabijheid van genoemde personen en bemoeit zich met hen. De nog steeds op de grond liggende [slachtoffer] voelt op enig moment een klap tegen het hoofd. In het ziekenhuis wordt vervolgens een lichte hersenschudding bij hem geconstateerd. [slachtoffer] doet aangifte jegens verdachte nadat hij van collega’s heeft gehoord dat verdachte hem tegen het hoofd heeft geschopt. Getuigen [persoon 1], [getuige 1] en [getuige 2] verklaren dat verdachte twee keer tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft getrapt, waarbij (getuige 1) nog uitdrukkelijk verklaart dat verdachte hierbij een trappende beweging van boven naar beneden maakte. Het geweld-dadige incident is middels camera’s vastgelegd en het beeldmateriaal is door twee verbalisanten bekeken. De verbalisanten herkennen hierop verdachte als zijnde de persoon die een schoppende beweging maakt richting aangever. Verdachte heeft van aanvang af ten stelligste ontkend dat hij een schoppende beweging heeft gemaakt en verklaard dat hij enkel heeft getracht de vechtende mannen uit elkaar te halen. Volgens verdachte moet het beeldmateriaal hem dan ook vrijpleiten. Op verzoek van de verdediging is het beeld-materiaal van het onderhavige incident ter zitting van 22 september 2008 afgespeeld. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie vordert een algehele vrijspraak. Volgens de officier van justitie bevat het dossier weliswaar het wettige bewijs dat verdachte aangever [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geschopt, doch uit het getoonde beeldmateriaal van het incident kan dit in onvoldoende mate van zekerheid worden afgeleid. De officier van justitie stelt vast dat op de getoonde beelden een soort van overstappende beweging door verdachte over een op de grond liggende persoon is te zien en in ieder geval níet de trappende beweging van boven naar beneden waarover getuige (getuige 1) uitdrukkelijk verklaart. De officier van justitie sluit niet uit dat verdachte daadwerkelijk de vechtende personen uit elkaar heeft willen halen en acht dan ook niet overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft geschopt. Gelet op de gevorderde vrijspraak dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard. Het standpunt van de verdediging. De raadsman bepleit algehele vrijspraak nu op het getoonde beeldmateriaal geen trappende of schoppende beweging door verdachte is zien, doch enkel een zijwaarts overstappende beweging over een op grond liggende persoon. De vordering van de benadeelde partij dient niet ontvankelijk te worden verklaard. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het getoonde beeldmateriaal in onvoldoende mate van zekerheid worden afgeleid dat verdachte een schoppende beweging heeft gemaakt. Met de officier van justitie en de verdediging ziet de rechtbank enkel een soort van overstappende beweging van verdachte over een op de grond liggende persoon. Aldus valt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder twijfel uit te sluiten dat verdachte daadwerkelijk de vechtende personen heeft trachten te scheiden. Verdachte behoort dan ook te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde varianten. De vordering van de benadeelde partij. Nu verdachte van het hem tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden. DE UITSPRAAK t.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair: *Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. *Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer], in haar vordering. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door: mr. J.A. van Biesbergen, voorzitter, mr. J.H.P.G. Wielders en mr. P.J. Neijt, leden, in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier, en is uitgesproken op 6 oktober 2008.