Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7042

Datum uitspraak2008-10-02
Datum gepubliceerd2008-10-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/97 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering AOW-ouderdomspensioen toe te kennen. Niet verzekerd geweest. Niet aangetoond dat betrokkene ingezetene is geweest of aannemelijk gemaakt dat hier te lande arbeid in dienstbetrekking is verricht, terzake waarvan hij aan loonbelasting onderworpen is geweest.


Uitspraak

07/97 AOW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko) (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 november 2006, 05/286 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 2 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld en heeft vervolgens diverse brieven aan de Raad gezonden. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2008. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant, geboren in 1936, heeft in mei 2001 een aanvraag om een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend bij de Svb. Daarbij heeft appellant aangegeven dat hij van 1970 tot en met 1974 in [vestigingsplaats] heeft gewoond en toen heeft gewerkt bij [bedrijfsnaam 1] te [vestigingsplaats]. Bij de aanvraag is een kopie overgelegd van een (internationaal) rijbewijs, waarop als adres van appellant is vermeld [adres] te [plaatsnaam]. De Svb heeft vervolgens informatie ingewonnen omtrent de gestelde werkzaamheden van appellant en omtrent zijn gestelde verblijf hier te lande bij [bedrijfsnaam 2] te [vestigingsplaats] en bij de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2]. Verder heeft de Svb aan appellant meer informatie gevraagd. 1.2. [bedrijfsnaam 2] heeft medegedeeld dat appellant niet werkzaam is geweest bij die onderneming. [gemeente 1] en [gemeente 2] hebben medegedeeld dat appellant niet opgenomen is geweest in het bevolkingsregister van die gemeenten. Appellant heeft aan de Svb bericht dat hij ook werkzaam is geweest in een tomatenbedrijf in de regio Utrecht. Nadien heeft appellant ook nog een adres in Utrecht opgegeven waarop hij zou hebben gewoond. 1.3. Bij besluit van 1 juli 2003 heeft de Svb geweigerd aan appellant een ouderdomspensioen krachtens de AOW toe te kennen, omdat niet is gebleken dat appellant verzekerd is geweest ingevolge die wet. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 18 november 2004 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft het standpunt van de Svb in de aangevallen uitspraak onderschreven, nadat de Svb op verzoek van de rechtbank bij de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2] had nagevraagd of appellant daar onder een andere naam wel bekend was. 3. In hoger beroep heeft de Svb medegedeeld dat blijkens inlichtingen verkregen uit het schakelregister appellant niet ingeschreven is geweest in enig bevolkingsregister in Nederland. Appellant heeft in hoger beroep een verklaring overgelegd van een aantal getuigen die verklaren dat appellant in Nederland heeft verbleven van 1970 tot en met 1974. 4. De Raad overweegt het volgende. 4.1. Tussen partijen is in geschil of appellant gedurende enig tijdvak verzekerd is geweest ingevolge de AOW op de grond dat hij in Nederland heeft gewoond - en toen ingezetene is geweest in de zin van artikel 2 van de AOW - of hier te lande heeft gewerkt en terzake daarvan aan de loonbelasting onderworpen is geweest. 4.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant zijn stelling, dat hij van 1970 tot en met 1974 in Nederland heeft gewoond en gewerkt, niet heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt. Daarbij wijst de Raad erop dat appellant geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt van werkzaamheden hier te lande of waaruit afgeleid kan worden dat appellant toen naar de omstandigheden beoordeeld het centrum van zijn maatschappelijk leven in Nederland had. De Svb heeft op grond van de door appellant verstrekte summiere gegevens nog geprobeerd meer informatie te verkrijgen bij [bedrijfsnaam 2] en de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2], maar deze pogingen hebben niet geleid tot gegevens welke de gestelde werkzaamheden en het gestelde verblijf hier te lande kunnen bevestigen. De Raad heeft voorts geen aanleiding gevonden nader onderzoek te verrichten naar het door appellant genoemde adres in Utrecht, nu uit de informatie van het schakelregister blijkt dat appellant nimmer ingeschreven is geweest in enig bevolkingsregister in Nederland. 4.3. Ten aanzien van de door appellant overgelegde getuigenverklaring merkt de Raad allereerst op dat daarin geen specifieke informatie is vermeld van de getuigen over eventuele werkzaamheden en verblijf van appellant hier te lande. Voorts kan blijkens vaste rechtspraak aan een dergelijke verklaring, bij gebrek aan andere gegevens die wijzen op werkzaamheden of verblijf van appellant hier te lande, in het algemeen geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. 4.4. De Raad is derhalve met de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat appellant van 1970 tot en met 1974 ingezetene is geweest van Nederland, dan wel toen ter zake van hier te lande verrichte arbeid in dienstbetrekking onderworpen is geweest aan de loonbelasting. Evenmin is gebleken van andere omstandigheden op grond waarvan appellant toentertijd als verzekerd aangemerkt zou kunnen worden. 4.5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 5. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2008. (get.) T.L. de Vries. (get.) W. Altenaar. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden. IJ