Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7003

Datum uitspraak2008-10-07
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801342-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is veroordeeld voor poging zware mishandeling van een collega. De rechtbank legt op een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van 2 jaren en een een werkstraf van honderdzestig (160) uren, te vervangen door tachtig (80) dagen hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de benadeelde partij een bedrag van € 250,- (immateriële schadevergoeding) toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/801342-07 Uitspraak d.d.: 7 oktober 2008 tegenspraak/ dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] (Tunesië) op [1965], wonende te [adres en plaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2008. De tenlastelegging Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 03 mei 2007 te Warnsveld en/of in de gemeente Zutphen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet: -meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schroevendraaier, althans een hard en/of puntig voorwerp, in de richting van de keel van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schroevendraaier, althans een hard en of puntig voorwerp, (met een neerwaartse beweging) in/tegen de schouder, althans in/tegen de arm, van die [slachtoffer] heeft gestoken/geslagen en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schroevendraaier, althans een hard en/of puntig voorwerp, (met kracht) in/tegen de (linker) zij, althans in/tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 287 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 03 mei 2007 te Warnsveld en/of in de gemeente Zutphen, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in de linkerschouder, waarbij een pees is beschadigd), heeft toegebracht, door deze opzettelijk: - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schroevendraaier, althans een hard en of puntig voorwerp, (met een neerwaartse beweging) in/tegen de schouder, althans in/tegen de arm, van die [slachtoffer] te steken/slaan; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 03 mei 2007 te Warnsveld en/of in de gemeente Zutphen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet: -meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schroevendraaier, althans een hard en/of puntig voorwerp, in de richting van de keel van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schroevendraaier, althans een hard en of puntig voorwerp, (met een neerwaartse beweging) in/tegen de schouder, althans in/tegen de arm, van die [slachtoffer] heeft gestoken/geslagen en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schroevendraaier, althans een hard en/of puntig voorwerp, (met kracht) in/tegen de (linker) zij, althans in/tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 03 mei 2007 te Warnsveld en/of in de gemeente Zutphen, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer]: - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schroevendraaier, althans een hard en of puntig voorwerp, (met een neerwaartse beweging) in/tegen de schouder, althans in/tegen de arm, van die [slachtoffer] heeft gestoken/geslagen en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schroevendraaier, althans een hard en/of puntig voorwerp, (met kracht) in/tegen de (linker) zij, althans in/tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak 1. De officier van justitie heeft aangevoerd dat onvoldoende bewijs aanwezig is voor het oordeel dat er richting de keel van aangever is gestoken. De officier van justitie heeft dan ook geconcludeerd dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. 2. De raadsman is het eens met de officier van justitie dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. 3. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig is om tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag te komen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte richting de keel van aangever heeft gestoken. Enkel aangever heeft dit verklaard. Voor het overige is geen bewijs voorhanden dat de verklaring van aangever in zoverre ondersteunt. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het primair ten laste gelegde. De bewijsmotivering Bewijsmiddelen 4. Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid. (voetnoot 1) 5. Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij in de ochtend van 3 mei 2007 tijdens de uitoefening van zijn functie in Warnsveld ruzie met zijn collega, verdachte, heeft gehad.(voetnoot 2) Aangever had verdachte telefonisch aangesproken op het feit dat verdachte te laat op het werk was verschenen. Nadat deze kwestie enige tijd later in een gesprek tussen aangever en verdachte opnieuw aan de orde kwam, raakte verdachte zo opgefokt, dat hij een schroevendraaier uit zijn rechterbroekzak pakte en hiermee aangever wilde steken en hij [slachtoffer] schampte bij de linkerzijde ter hoogte van diens ribben. Aangever probeerde weg te komen en op dat moment stak verdachte opnieuw en raakte hem in aangevers linkerschouder. Verdachte stak met kracht, door van boven zijn hoofd naar beneden te steken. Daarna stak verdachte aangever nog een keer onder diens schouderblad en halverwege diens rug. Aangever heeft verklaard dat de schroevendraaier waarmee verdachte hem heeft gestoken, een rode kleur had, met een lengte van ongeveer 25 cm inclusief het handvat.(voetnoot 3) 6. [Getuige] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 3 mei 2007 heeft gezien dat verdachte een rood/paarse schroevendraaier had gepakt en deze in een lange zak van diens broek, een soort timmermansbroek, had gestoken.(voetnoot 4) 7. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 3 mei 2007 een uur of anderhalf uur voor het incident een schroevendraaier heeft gepakt om een lamp te repareren. 8. Uit de medische informatie van 4 mei 2007 van Van Kimmenaede (voetnoot 5) blijkt dat aangever op 4 mei 2007 een (kleine) steekopening in zijn linkerschouder, een onderhuidse zwelling en beperkte beweeglijkheid in zijn linkerschouder had. In de letselomschrijving bij de aangifte is opgenomen dat aangever op een drietal plaatsen in de schouder en de bovenzijde van de rug is gestoken en dat tevens een schaafplek zichtbaar is. (voetnoot 6) 9. Uit de door aangever bij diens vordering benadeelde partij overgelegde medisch informatie van J. Frejlach (voetnoot 7), orthopeed, blijkt dat er sprake is van een schouder impingement aan de linkerzijde en dat aangever op 15 februari 2008 een operatie heeft ondergaan, te weten Arthroscopische Neer Acromioplastiek. Bijzonderheid: Kleine letsel infraspinatus wordt met de VAPR genettoyeerd. 10. Aangever heeft op 19 maart 2008 bij de politie verklaard dat hij tot 7 of 8 januari 2008 regelmatig heeft kunnen werken, maar dat hij vanaf begin januari 2008 definitief in de ziektewet is gegaan vanwege zijn letsel. Aangever heeft op 15 februari 2008 een kijkoperatie ondergaan en daaruit is gebleken dat er sprake was van verklevingen en ontstekingen op de plek van de verwonding. (voetnoot 8) Het standpunt van het openbaar ministerie 11. De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling. Gelet op de verklaring van aangever, de verklaring van [getuige] en het aard van het letsel, acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het gebruik van een schroevendraaier door verdachte. Het standpunt van de verdachte/verdediging 12. Verdachte ontkent dat hij aangever met een schroevendraaier heeft gestoken. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een schroevendraaier heeft gepakt, maar dat hij deze heeft teruggelegd, voordat hij aangever ontmoette, omdat hij de schroevendraaier niet meer nodig had. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat de sleutels uit diens broekzak zijn gevallen en dat hij aangever vervolgens met de sleutels in zijn handen kan hebben gestoken. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van (poging tot) zware mishandeling dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat onvoldoende is aangetoond dat het letsel van aangever te wijten is aan het gedrag van verdachte. Overweging van de rechtbank 13. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het slachtoffer met een schroevendraaier heeft gestoken. Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte wel een schroevendraaier heeft gepakt, maar dat hij deze heeft teruggelegd, omdat hij de schroevendraaier niet meer nodig had. Bovendien zou het niet prettig zijn om met een schroevendraaier in de broek te zitten. De raadsman heeft hieraan toegevoegd dat verdachte zeker weet dat hij de schroevendraaier heeft teruggelegd, omdat een schroevendraaier in de broek verdachte zou belemmeren bij diens werkzaamheden. Deze door de verdediging geschetste gang van zaken acht de rechtbank niet aannemelijk, mede gelet op de verklaring van getuige Berendsen inhoudende dat hij heeft gezien dat verdachte een rood/paarse schroevendraaier had gepakt en deze in een lange zak van een soort timmermansbroek had gestoken (voetnoot 9). De rechtbank acht het door de raadsman op dit punt aangevoerde evenmin aannemelijk op grond van het bij het slachtoffer aan diens linkerschouder aangetroffen letsel, de medische verklaringen daaromtrent en de zich in het dossier bevindende foto's van de steekwond.(voetnoot 10) Verdachte heeft bij de politie verklaard, dat hij aangever met de sleutels in de hand sloeg en dat hij probeerde aangever te raken, maar dat deze te groot voor hem was en verdachte niet goed bij hem kon komen.(voetnoot 11) Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij aangever met de sleutels in de handen kan hebben gestoken en dat hij niet weet of de sleutels uit zijn hand staken. Deze verklaringen van verdachte bieden geen verklaring voor de verwondingen van aangever, alsmede de aard van de verwondingen. Gelet ook op de getuigenverklaring van Berendsen en de ernst en aard van het letsel van aangever, hecht de rechtbank meer waarde aan de verklaring van aangever dat hij met een schroevendraaier is gestoken, dan aan de ontkennende verklaring van verdachte. 14. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling dient naar het oordeel van de rechtbank vrijspraak te volgen. De rechtbank acht daartoe redengevend dat in de medische stukken niet (door een arts) wordt verklaard dat de schouderklachten van het slachtoffer, die noopten tot verder operatief ingrijpen, het gevolg zijn van de door verdachte toegebrachte steekwond. Evenmin kan een dergelijk causaal verband, zonder nadere medische toelichting die thans ontbreekt, zonder meer uit die stukken worden afgeleid. Hoewel uit de stukken wel blijkt, dat het slachtoffer een litteken op de schouder heeft overgehouden aan de door verdachte toegebrachte steekwond, acht de rechtbank een dergelijk litteken op die plaats onvoldoende om te concluderen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel in wettelijke zin (artikel 82 Wetboek van Strafrecht). Deze juridische kwalificatie laat natuurlijk onverlet dat het litteken het slachtoffer ontsiert en voor hem een blijvende - onaangename - herinnering aan het voorval vormt. De meer subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven en overweegt voorts dat verdachte, door tijdens een conflict met diens collega, een schroevendraaier uit zijn (verdachtes) broekzak te pakken, die collega vervolgens met die schroevendraaier aan te vallen en daarbij met kracht stekende bewegingen richting het bovenlichaam, waarin zich vitale organen bevinden, van die collega te maken, opzettelijk geprobeerd heeft die collega zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Bewezenverklaring 15. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 03 mei 2007 in de gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet: - met kracht met een schroevendraaier, met een neerwaartse beweging in de schouder van die [slachtoffer] heeft gestoken en - meermalen, met een schroevendraaier, in of tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde 16. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 17. Het bewezene levert op het misdrijf: Poging tot zware mishandeling Strafbaarheid van de verdachte 18. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 19. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering is doorgebracht, en met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een werkstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht. Zij heeft de hoogte van haar eis enerzijds gebaseerd op de ernst van het strafbare feit en de gevolgen die dit feit voor het slachtoffer heeft gehad. Anderzijds heeft zij in aanmerking genomen het tijdsverloop, dat op het strafblad van verdachte de laatste tien jaar geen geweldsdelict voorkomt en voorts de mate waarin verdachte is gestraft door de inverzekeringstelling en het verlies van verdachtes baan. 20. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 21. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer met een schroevendraaier in de linkerschouder en het lichaam te steken. Door zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft door verdachtes handelen lichamelijk letsel opgelopen. Naar de ervaring leert, kan een dergelijk feit voor een slachtoffer bovendien ingrijpende psychische gevolgen hebben. Een dergelijk ernstig feit rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zo er al sprake zou zijn van provocaties door het slachtoffer jegens verdachte, hetgeen de rechtbank niet (in de gestelde omvang) heeft kunnen vaststellen, doet dit niet af aan de strafbaarheid van verdachtes handelen. 22. De rechtbank houdt tevens rekening met de hiervoor door de officier van justitie vermelde omstandigheden. 23. De rechtbank weegt voorts het volgende mee. Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering van 25 juni 2006 blijkt dat verdachte vanwege gebeurtenissen in het verleden snel geraakt (gekwetst) kan worden in onverwerkte gevoelslagen van deze gebeurtenissen. Verdachte lijkt bovendien door deze gebeurtenissen al jarenlang somber en zonder vertrouwen in het vrouwelijke geslacht, maar ook in de mensheid in het algemeen. Ondanks dat de kans op recidive laag is, is de reclassering van mening dat het opstellen van een plan van aanpak voor het voorkomen van recidive op zijn plaats is. Wanneer betrokkene de emotionele pijn van deze genoemde teleurstellingen leert hanteren en een plaats weet te geven zal dit hem minder kwetsbaar maken voor mogelijke krenkingen door anderen. Binnen een op te leggen reclasseringscontact zou een zekere vertrouwensband met verdachte kunnen worden opgebouwd, waardoor hij mogelijk gemotiveerd en doorverwezen zou kunnen worden voor een verwerkingstherapie. De reclassering denkt hierbij aan de mogelijkheid van een ambulant hulpverleningscontact bij Kairos. Verdachte heeft echter bij de reclassering aangegeven niet mee te willen werken aan het bovenstaande plan van aanpak en niet op de afspraken bij de reclassering te zullen komen. De reclassering concludeert dat het opleggen van een verplicht reclasseringscontact op grond van het voorgaande niet geïndiceerd is. 24. Alles overwegende is in het onderhavige geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - in aansluiting op de tijd die door verdachte reeds in verzekering is doorgebracht - niet geïndiceerd. In de omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie, in die zin dat een kortere voorwaardelijke vrijheidsstraf en werkstraf dan geëist, zal worden opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat zij tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie. De rechtbank zal de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee (2) maanden, met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van honderdzestig (160) uren, te vervangen door tachtig (80) dagen hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht. De werkstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. 25. Een voorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank op teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. De rechtbank ziet geen reden voor het opleggen van bijzondere voorwaarden, nu voor een behandelingstraject de motivatie van verdachte van belang is voor het slagen daarvan en die motivatie bij verdachte ontbreekt. Vordering tot schadevergoeding 26. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.996,58 (€ 2.841,58 inkomstenderving, € 255,-- verlies no-claim en € 900,-- immateriële schade), gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. 27. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot het gevraagde bedrag van € 3.996,58, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. 28. Namens verdachte is gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard, nu deze niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafproces. 29. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding van de immateriële schade gevraagd tot een bedrag van € 900,--. Gelet op het letsel van de benadeelde partij acht de rechtbank toewijzing van een bedrag van € 250,-- redelijk en billijk. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum van het schadetoebrengend feit, derhalve 3 mei 2007. 30. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Schadevergoedingsmaatregel 31. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafvordering. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende honderdzestig (160) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van tachtig (80) dagen. Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres en plaats], gironummer: [nummer], van een bedrag van € 250,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende moment en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 250,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aldus gewezen door mrs. Draisma, voorzitter, Van der Hooft en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2008. Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Voetnoten: 1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijk opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0631/07-203708, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 7 mei 2007. 2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 17. 3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 18. 4 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, p. 28. 5 Medische informatie van R.J.M. van Kimmenaede, huisarts, van 4 mei 2007, p. 22. 6 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 19 en 21 7 Ongedateerd operatieverslag van 15 februari 2008 van J. Frejlach, verbonden aan Gelre Ziekenhuizen, Locatie Zutphen, maatschap Orthopedie. 8 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], aanvullend dossier, p. 6. 9 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, p. 28. 10 Fotobijlage bij het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], p. 23 en 24. 11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 41.