Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF6680

Datum uitspraak2008-09-24
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers173214 / HA ZA 07-6078
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aansprakelijkheid vervoerder. Geen limitering aansprakelijkheid ex artikel 23 CMR. De chauffeur heeft dezelfde vrachtwagen, die een jaar eerder van hetzelfde parkeerterrein is gestolen, met een vergelijkbare lading, geparkeerd op datzelfde parkeerterrein. Dat parkeerterrein moet vanwege het ontbreken van bewaking en vanwege ondeugdelijke beveiliging als een risicovolle locatie worden beschouwd. De vervoerder wist dit en heeft desalniettemin geen maatregelen getroffen om de veiligheid te verhogen. Evenmin heeft de vervoerder, alhoewel zij bekend was met de ksotbaarheid van de lading, opdracht gegeven om de vrachtwagen te parkeren op haar eigen naastgelegen en wel goed beveiligde parkeerterrein. Door tekortkomingen in de door de vervoerder getroffen maatregelen bestond een gevaar op diefstal als de onderhavige. De kans dat op een dag dezelfde vrachtwagen nogmaals zou worden gestolen van hetzelfde parkeerterrein was aanzienlijk groter dan dat dit niet zou gebeuren. De vervoerder kon er op wachten tot het (nog) een keer fout zou gaan. Aldus is sprake van bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 8:1108 BW en van met opzet gelijk te stellen schuld als bedoeld in artikel 29 CMR.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK BREDA Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 173214 / HA ZA 07-6078 Vonnis van 24 september 2008 in de zaak van 1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging TRAXYS EUROPE S.A., gevestigd te Bertrange, Luxemburg, 2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging INDUSTEEL BELGIUM N.V., gevestigd te Marchienne-au-Pont, België, 3. de naamloze vennootschap FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V., gevestigd te Amstelveen, 4. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging GERLING-KONZERN BELGIË N.V., gevestigd te Brussel, België, eiseressen, advocaat mr. R.A.H. Post, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TRANSPORTBEDRIJF A. MAAT B.V., gevestigd te Alblasserdam, gedaagde, advocaat mr. A.P.M. Jacobs. Partijen zullen hierna respectievelijk Traxys, Industeel, Fortis, Gerling, (en eiseressen gezamenlijk) Traxys c.s. en Maat genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de akte aan de zijde van eiseressen - de conclusie van antwoord - de conclusie van repliek - de conclusie van dupliek. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Op 25 mei 2005 heeft de rechtsvoorgangster van Traxys, Considar Europe S.A., aan Euro-Rijn International B.V. opdracht gegeven om 20 big bags molybdeen briketten vrij te stellen en af te leveren aan Industeel. 2.2. Deze lading vertegenwoordigt een waarde van USD 911.289,38 (inkoopsprijs) dan wel USD 974.385,80 (verkoopsprijs). 2.3. Bij faxbericht van 26 mei 2005 van Euro-Rijn aan Maat is opdracht gegeven tot het vervoer van de in overweging 2.1 bedoelde lading van Moerdijk (laden bij Associated Metal Services BV) naar Marchienne-au-Pont, België (lossen bij Industeel). 2.4. In voornoemde opdracht van Euro-Rijn aan Maat staat onder meer - omkaderd - vermeld: IN VERBAND MET DE HOGE WAARDE VAN DE GOEDEREN VERPLICHTEN WIJ U HIERBIJ UW AUTO(S) NIET ONBEWAAKT ACHTER TE LATEN. GAARNE ONTVANGEN WIJ VOOR BELADING HET KENTEKENNUMMER! 2.5. Maat heeft het feitelijke vervoer uitbesteed aan Van Houwelingen Transport B.V. (Van Houwelingen), van welke vennootschap Maat enig bestuurder is. 2.6. Een chauffeur van Van Houwelingen, [A], heeft de lading molybdeen op 26 mei 2005 opgehaald bij AMS in Moerdijk en diezelfde dag de door hem bereden trekker met oplegger met daarin de lading geparkeerd op een parkeerterrein van Van Vliet Taxi te Alblasserdam. 2.7. Het parkeerterrein van Van Vliet is omheind en afgesloten met een hek met een slot. Van dat slot zijn 31 sleutels in omloop, waarvan zeven bij chauffeurs van Van Houwelingen. Het terrein is vanaf de openbare weg niet zichtbaar. Er is geen cameratoezicht aanwezig. 2.8. In de nacht van 26 op 27 mei 2005 is de lading molybdeen gestolen. De trekker en lege oplegger zijn op 30 mei 2005 teruggevonden in Rotterdam. 2.9. Dezelfde trekker is een jaar eerder, in de nacht van 25 op 26 maart 2004, vanaf hetzelfde parkeerterrein van Van Vliet gestolen samen met een lading nikkel briketten. Toenmalig chauffeur op de trekker was [B]. De trekker is toen enkele weken nadien aangetroffen in de gemeente Maasdijk en was gekoppeld aan een containerchassis waarop een lege container stond. Het chassis en de container bleken van diefstal afkomstig te zijn, welke diefstal was gepleegd in Numansdorp, eveneens in de nacht van 25 op 26 maart 2004. De lading van de container bestaande uit 20 ton nikkel briketten was uit de container weggenomen. 2.10. [A] heeft tussen 2 en 30 mei 2005 zeven maal telefonisch contact gehad met [B], waaronder op 27 mei 2005 om 5.17 uur in de ochtend. 2.11. In opdracht van Traxys c.s. heeft EVH Surveys B.V. (hierna: EVH) een toedrachtsonderzoek ingesteld naar deze diefstal en daarover gerapporteerd bij rapport van 20 september 2005. Dit rapport houdt onder meer het volgende in: Gesteld kan worden dat het terrein, waarop de vrachtwagen met Molybdenum […] door de chauffeur van Van Houwelingen was geparkeerd, als een risicovolle locatie kan worden aangemerkt.” […]. Vermeld zij dat in 2004 van datzelfde terrein dezelfde vrachtwagen werd weggenomen. Ook toen waren er geen personen die iets omtrent de diefstal hadden gemerkt. […]. Tevens wordt gesteld dat de wijze waarop het toegangshek aan de Kelvinring werd afgesloten niet als deugdelijk kan worden betiteld. Proefondervindelijk werd vastgesteld dat op zeer eenvoudige en snelle wijze het hekwerk aan de Kelvinring kon worden geopend. Daarbij wordt uitgegaan van het gegeven dat na de diefstal er daadwerkelijk braakschade aan dat hek werd vastgesteld. De niet standaard bij dat hekwerk behorende borgplaat, die naar blijkt namens en/of door taxibedrijf Van Vliet was aangebracht, bleek na de eerste diefstal op provisorische wijze gerepareerd. De hele constructie op zich en met name de constructie na reparatie kan niet als deugdelijk worden aangemerkt. Er waren ter plaatse (bij dat hekwerk aan de Kelvinring) geen extra preventieve maatregelen getroffen teneinde een diefstal van een vrachtwagen te bemoeilijken of onmogelijk te maken. […] Er blijken, buiten personeel van Van Houwelingen, zeer vele onbekende personen (31!) te zijn die een sleutel van dat hekwerk in hun bezit hebben. Dat gegeven wordt als risicoverhogend aangemerkt. Er kan namelijk niet worden uitgesloten dat de dader(groep) met gebruikmaking van een in omloop zijnde sleutel het hek heeft geopend en braakschade heeft geënsceneerd. […] Ondanks het feit dat een jaar eerder, nota bene diezelfde vrachtwagen, van datzelfde terrein werd weggenomen, werd die vrachtwagen niet voorzien van een alarm- dan wel een startblokkeringssysteem. 2.12. In opdracht van (de verzekeraar van) Van Houwelingen heeft Hettema & Disselkoen een onderzoek ingesteld naar de onder 2.8 genoemde diefstal en daarvan een rapport d.d. 10 november 2005 opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in: Het parkingterrein is gelegen aan de achterzijde van het kantoor en de garagewerkplaats van deze taxi onderneming (rb: Van Vliet). Verzekerde huurt dit terrein en gebruikt dit als parking voor haar wagenpark. Het terrein is rondom afgesloten met een rasterhekwerk met een hoogte van ongeveer 1.80 meter met bovenop enkele rijen prikkeldraad. Toegang tot het terrein kan worden verkregen door twee toegangspoorten. Een toegangspoort bevindt zich aan de zijde van de Ohmweg. Deze bestaat uit een stalen rolpoort en kan uitsluitend gebruikt worden door chauffeurs van de taxi onderneming. De andere toegangspoort bevindt zich aan de zijde van de Kelvinring. Deze poort bestaat uit twee stalen draaihekken die van buiten naar binnen draaien. Eén hekdeel is aan de onderzijde met een stalen pin geborgd in een betonnen voet die zich in de grond bevindt. In het andere hekdeel is een deugdelijk slot geïntegreerd. In afgesloten toestand blokkeert de slotschoot en zware stalen borgplaat waardoor de hekken niet kunnen worden geopend. Wij hebben vastgesteld dat deze borgplaat is verbogen. Door de daders is vermoedelijk gebruik gemaakt van een zwaar breekvoorwerp bestaande uit een koevoet of vergelijkbaar gereedschap. De chauffeurs van verzekerde beschikken over een sleutel van de toegangspoort. Verzekerde is overigens niet de enige gebruiker. Af en toe wordt door een andere onderneming een voertuig op het terrein geparkeerd. Het parkingterrein wordt goed verlicht door een aantal op het terrein aanwezige straatlantaarns en een aantal lantaarns doe aan de gevel van de garagewerkplaats van Van Vliet bevestigd zijn. Een aanzienlijk aantal bedrijven op het industrieterrein Vinkenwaard, waaronder Transportbedrijf A. Maat, maken op collectieve basis gebruik van het bewakingsbedrijf Alert Security, die over het gehele industrieterrein surveilleert. Wij beschikken over een rapport van Alert Security, waaruit blijkt dat in de nacht van 26 op 27 mei door de surveillant is vastgesteld dat de poort van Van Vliet voor het zicht gesloten was. Vanwege het feit dat Van Vliet geen klant is van Alert Security wordt er niet op het terrein van Van Vliet gecontroleerd 2.13. De verzekeraars van Traxys, Fortis en Gerling-Konzern, hebben onder de desbetreffende polissen uitgekeerd en zijn gemachtigd om in naam van Traxys Maat aan te spreken tot vergoeding van de schade. 3. Het geschil 3.1. Traxys c.s. vordert samengevat - veroordeling van Maat tot betaling van USD 974.385,80 vermeerderd met CMR-rente en kosten. 3.2. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten legt Traxys c.s. aan haar vordering ten grondslag dat Maat als vervoerder volledig aansprakelijk is voor de schade die is geleden als gevolg van de diefstal van de lading. Traxys c.s. grondt die aansprakelijkheid op opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van Maat als bedoeld in artikel 29 CMR jo. 8:1108 BW. 3.3. Maat voert verweer. Primair betwist zij aansprakelijkheid op grond van overmacht als bedoeld in artikel 17 lid 2 CMR; subsidiair beroept zij zich op de beperking van haar aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 23 CMR. 4. De beoordeling 4.1. Gelijk partijen hebben betoogd is op de vervoersovereenkomst het verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) van toepassing. Ingevolge artikel 17 CMR is de vervoerder aansprakelijk voor onder meer verlies van de goederen tijdens het vervoer, behoudens – kort gezegd – overmacht. Deze aansprakelijkheid vindt in artikel 23 CMR een beperking tot een vast bedrag per kilogram verloren gewicht. Bedoelde limitering van de aansprakelijkheid geldt echter niet in geval van opzet of daarmee – naar in casu Nederlands recht – gelijk te stellen schuld van de vervoerder, aldus artikel 29 CMR. Artikel 8:1108 BW omschrijft opzet of daarmee gelijk te stellen schuld aldus dat geen beperking van de aansprakelijkheid geldt voor zover de schade is ontstaan uit handeling of nalaten, geschied hetzij met de opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien. Naar vaste rechtspraak is van bewuste roekeloosheid sprake, wanneer degene die zich aldus gedraagt het aan de gedraging verbonden gevaar kent en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich verwezenlijkt aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden. 4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat Maat als contractueel vervoerder in beginsel beperkt aansprakelijk is. Maat stelt evenwel dat haar een beroep op overmacht toekomt, omdat het verlies van de goederen niet is veroorzaakt door schuld van (de door Maat ingeschakelde feitelijk vervoerder) Van Houwelingen, maar door omstandigheden die Van Houwelingen niet (en Maat ook niet) heeft kunnen voorkomen en waarvan zij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. 4.3. Traxys c.s. daarentegen stelt zich op het standpunt dat Maat niet beperkt, maar volledig aansprakelijk is, omdat de schade opzettelijk of bewust roekeloos is veroorzaakt door (een ondergeschikte of hulppersoon van) Maat. Onder aanbieding van bewijs stelt Traxys c.s. in dit verband primair dat de chauffeur van de desbetreffende trekker met oplegger betrokken is geweest bij de diefstal. Subsidiair bepleit Traxys c.s. dat de gestelde omstandigheden waaronder de diefstal heeft plaatsgevonden dienen te leiden tot het voorshandse bewijs van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van Maat. Meer subsidiair betoogt Traxys c.s. dat op Maat een verzwaarde stelplicht rust ten aanzien van de oorzaak van de diefstal. 4.4. De rechtbank zal allereerst ingaan op het beroep op overmacht van Maat, dat door Traxys c.s. wordt bestreden. Waar in de navolgende overwegingen wordt gesproken over vervoerder wordt in voorkomende gevallen ook bedoeld de personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt. Naar vaste rechtspraak kan de vervoerder zich in geval van verlies van de lading tijdens het vervoer slechts met succes op de ontheffing van aansprakelijkheid ingevolge artikel 17 lid 2 CMR beroepen, indien hij aantoont dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldige vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen. Maat heeft in dit verband bij conclusie van antwoord de volgende feiten gesteld. a. De trekker met oplegger is omstreeks 16.15 uur aangekoppeld geparkeerd op een afgesloten parkeerterrein. b. Vrijwel alle voertuigen van Van Houwelingen keren aan het einde van de dag terug op dat parkeerterrein. c. Het terrein is rondom afgesloten met een rasterhekwerk van ongeveer 1.80 meter hoogte. Daarbovenop bevinden zich enkele rijen prikkeldraad. d. Het terrein is goed verlicht. e. De poorten die toegang bieden tot het terrein bestaan uit een combinatie van staal en beton. f. De chauffeurs van Van Houwelingen beschikken over een sleutel van één van de toegangspoorten. g. Van Houwelingen is niet de enige gebruiker van het terrein. Het terrein wordt soms door een andere onderneming gebruikt, die eveneens haar voertuigen op het terrein plaatst. h. De trekkers van Van Houwelingen beschikken over deugdelijke portiersloten en een stuur/contactslot. i. Op het parkeerterrein wordt gesurveilleerd door een bewakingsbedrijf. j. Een surveillant van dat bedrijf heeft in de nacht van 26 op 27 mei 2005 in zijn rapport gemeld dat de poorten van het terrein gesloten waren. k. De chauffeur heeft volgens de geldende bedrijfsregels de CMR vrachtbrief en de sleutels van de trekker in een locker op het kantoor van Van Houwelingen opgeborgen. 4.5. Traxys c.s. heeft (een deel van) de hiervoor opgesomde feiten bij conclusie van repliek betwist en onder meer betoogd dat het bewuste terrein niet bewaakt werd, dat op ongeveer 300 meter afstand een wel bewaakt terrein van Maat lag waar de trekkercombinatie geparkeerd had kunnen worden en dat Maat op de hoogte was van het feit dat de lading kostbaar was en instructies had de lading niet onbewaakt achter te laten. 4.6. In het door Maat overgelegde rapport van expertisebureau Van Hettema & Disselkoen d.d. 10 november 2005 wordt vermeld dat het bewakingsbedrijf Alert Security in opdracht van onder meer Maat surveilleert op het industrieterrein Vinkenwaard, alwaar het parkeerterrein van Van Vliet is gelegen, maar dat dit bewakingsbedrijf niet controleert op het terrein van Van Vliet, omdat Van Vliet geen klant is van Alert Security. Dit brengt mee dat uit de stukken blijkt dat de stelling van Maat dat op het parkeerterrein wordt gesurveilleerd niet juist is. 4.7. De overige door Traxys c.s. in dit verband gestelde en in overweging 4.5 weergegeven stellingen zijn door Maat bij conclusie van dupliek niet gemotiveerd weersproken, zodat de rechtbank deze stellingen als vaststaand aanneemt. Dat brengt mee dat tegen het standpunt van Maat kan worden ingebracht dat zij, ondanks haar wetenschap dat zij een kostbare lading vervoerde – Maat rept zelf over een lading van ruim 900.000,-- dollar –, de instructie om de vrachtwagen niet onbewaakt achter te laten heeft genegeerd en de vrachtwagen op een weliswaar afgesloten, maar niet bewaakt terrein heeft geparkeerd. Aan de omstandigheid dat op het industrieterrein waarop het parkeerterrein was gelegen wel bewaking aanwezig was kan in dit verband onvoldoende gewicht worden toegekend voor een andersluidend oordeel, mede in aanmerking genomen dat een bewaakt, aan Maat toebehorend parkeerterrein op korte afstand beschikbaar was. Bij die stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat Maat alle redelijkerwijs van haar als zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen, zodat het beroep op overmacht wordt verworpen. Hetgeen overigens over en weer is aangevoerd kan aan dit oordeel niet afdoen en wordt in dit verband verder onbesproken gelaten. 4.8. De rechtbank zal vervolgens ingaan op het standpunt van Traxys c.s. dat de aansprakelijkheidsbeperking behoort te worden doorbroken, omdat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van Maat. In dit verband heeft Traxys c.s. aangevoerd dat Maat bekend was met de onveilige situatie en bekend was met de zeer grote kans van diefstal en dat zij niets heeft gedaan om de situatie te beveiligen en diefstal te voorkomen en daarmee de bij haar bekende veiligheidsrisico’s voor lief heeft genomen. Traxys c.s. heeft ter onderbouwing van haar standpunt de volgende feiten gesteld. a. Het parkeerterrein van Van Vliet is niet bewaakt en is niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Van Vliet heeft geen contract met het bewakingsbedrijf Alert Security die surveilleert op het industrieterrein Vinkenwaard. b. Het slot van het toegangshek van het parkeerterrein van Van Vliet is beschadigd en aangetast door corrosie en eenvoudig te openen met een schroevendraaier. Van het hek zijn 31 sleutels in omloop. c. Dezelfde trekker, met kenteken BF-PN-96 en in eigendom van Van Houwelingen, met een oplegger met een lading nikkel briketten is een jaar eerder van hetzelfde parkeerterrein van Van Vliet gestolen. d. [A], de chauffeur van de trekker, heeft direct na ontdekking van de diefstal in de vroege ochtend telefonisch contact gehad met [B], de chauffeur van de trekker ten tijde van de vorige diefstal. Maat heeft hiervoor geen verklaring gegeven. e. Het slot van het toegangshek van het parkeerterrein is na de eerdere diefstal provisorisch gerepareerd. Er zijn geen maatregelen genomen om het terrein beter te bewaken of geen opdracht verstrekt aan chauffeurs van Van Houwelingen om nog slechts op het 300 meter verder gelegen, wel bewaakte, terrein van Maat te parkeren. f. De trekker is, benevens de portiersloten en het stuur-/contactslot, niet uitgerust met een anti-diefstalsysteem. g. Maat biedt zijn eigen bewaakte parkeerterrein te huur aan. Uit een advertentietekst blijkt dat Maat weet dat bewaakt parkeren van belang is: Verladers en vervoerders van goederen eisen steeds meer dat vrachtwagens met lading veilig geparkeerd worden. Ook de verzekeringsmaatschappijen gaan steeds meer en strengere eisen stellen aan het parkeren van voertuigen. h. Maat is op de hoogte gesteld van de waarde van de lading en heeft de instructie gekregen om de lading niet onbewaakt achter te laten. i. Pas na de onderhavige (tweede) diefstal zijn op het parkeerterrein bewakingscamera’s aangebracht. 4.9. Deze feiten zijn, behoudens de bewaking van het parkeerterrein, door Maat niet bestreden. Ten aanzien van de bewaking van het parkeerterrein van Van Vliet heeft Maat gesteld dat op het parkeerterrein wordt gesurveilleerd door het bewakingsbedrijf Alert Security. Zoals in het voorgaande reeds is overwogen (r.o. 4.6) blijkt echter uit het door Maat overgelegde rapport van expertisebureau Van Hettema & Disselkoen van 10 november 2005 dat die stelling onjuist is. Ten aanzien van het toegangshek heeft Maat onbetwist naar voren gebracht dat dit hek bestaat uit een combinatie van staal en beton, maar die omstandigheid heeft een betrekkelijke betekenis indien het hek is voorzien van ondeugdelijk slot. 4.10. Maat heeft ook de inhoud en conclusies van het rapport van EVH, zoals weergegeven hiervoor sub 2.11 niet gemotiveerd bestreden. Voor zover Maat met overlegging van het, in opdracht van (de verzekeraar van) Van Houwelingen, opgestelde rapport van Hettema & Disselkoen heeft beoogd de inhoud van het rapport van EVH te bestrijden, bevat het rapport van Hettema & Disselkoen geen aanknopingspunten die de conclusies van EVH weerleggen, voor zover daarin is geconcludeerd dat het parkeerterrein van Van Vliet als risicovol moet worden aangemerkt en dat na de eerdere diefstal in 2004 geen maatregelen zijn getroffen om de beveiliging van het terrein of van de vrachtwagen te verbeteren. 4.11. Vast staat dus dat de chauffeur dezelfde vrachtwagen, die een jaar eerder van hetzelfde parkeerterrein is gestolen, geladen met een vergelijkbare lading, heeft geparkeerd op het parkeerterrein van Vliet. Vast staat ook dat dat parkeerterrein vanwege het ontbreken van bewaking en vanwege ondeugdelijke beveiliging als een risicovolle locatie moet worden beschouwd en vast staat voorts dat Maat dit wist en dat zij desalniettemin geen maatregelen heeft getroffen om de veiligheid te verhogen; evenmin heeft Maat, alhoewel zij bekend was met de kostbaarheid van de lading, opdracht gegeven om de vrachtwagen te parkeren op haar eigen naastgelegen en wel goed beveiligde parkeerterrein. 4.12. Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat door tekortkomingen in de door Maat getroffen veiligheidsmaatregelen een gevaar bestond op diefstal als de onderhavige en dat de kans dat op een dag dezelfde vrachtwagen nogmaals zou worden gestolen van hetzelfde parkeerterrein aanzienlijk groter was dan de kans dat dit niet zou gebeuren. Maat kende het gevaar, een jaar eerder was de vrachtwagen immers ook reeds van dat terrein gestolen, en Maat moet zich bewust zijn geweest van het aanzienlijke risico dat dit gevaar zich zou verwezenlijken. Maat kon er, populair gezegd, op wachten tot het (nog) een keer fout zou gaan. Niettemin heeft Maat die veiligheidsmaatregelen niet getroffen. Aldus is sprake van bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 8:1108 BW en van met opzet gelijk te stellen schuld als bedoeld in artikel 29 CMR. 4.13. Maat heeft als verweer tegen de gestelde bewuste roekeloosheid aan haar zijde nog aangevoerd dat de chauffeur die het vervoer daadwerkelijk heeft uitgevoerd niet bij haar in dienst was en voorts dat van bewuste roekeloosheid pas sprake kan zijn, indien Traxys c.s. zou hebben gesteld en zonodig aangetoond dat de chauffeur in het complot zat en heeft meegewerkt aan de diefstal. 4.14. Dit verweer faalt. Nog daargelaten dat Maat op grond van artikel 3 van het CMR aansprakelijk is voor de daden en nalatigheden van de chauffeur, die als hulppersoon van Maat dient te worden gekwalificeerd, zodat het dienstverband van de chauffeur als irrelevant terzijde moet worden gesteld, blijkt uit het voorgaande dat het aan Maat gemaakte verwijt nalatigheid in het treffen van adequate veiligheidsmaatregelen betreft. Op die nalatigheid is de bewuste roekeloosheid gebaseerd, zodat in het midden kan blijven of en zo ja, in hoeverre de chauffeur bij de diefstal betrokken is geweest. Terzijde merkt de rechtbank op dat het wel op de weg van Maat had gelegen om ten minste een verklaring te geven voor het telefoongesprek dat de chauffeur om ongeveer kwart over vijf in de ochtend van de diefstal voerde met de chauffeur die de vrachtwagen in de periode van de eerdere diefstal bereed, welke verklaring Maat niet heeft gegeven. 4.15. Het oordeel dat Maat bewust roekeloos heeft gehandeld leidt ertoe dat zij zich op grond van artikel 29 CMR jo. artikel 8:1108 BW niet op limitering van haar aansprakelijkheid ex artikel 23 CMR kan beroepen. Maat is derhalve aansprakelijk voor de gehele schade die Traxys c.s. heeft geleden door het verlies van de lading. 4.16. Aangezien door Maat niet is bestreden dat de verkoopwaarde USD 974.385,80 bedraagt, en deze verkoopwaarde naar vaste rechtspraak in de schadebegroting kan worden betrokken, zal de rechtbank de vordering tot schadevergoeding tot dit bedrag toewijzen. Nu geen verweer is gevoerd ter zake de subrogatie door Fortis en Gerling en de machtiging van Traxys aan Fortis en Gerling en Maat evenmin heeft betoogd dat Industeel in plaats van Traxys materieel belanghebbende is, begrijpt de rechtbank de vordering van Traxys c.s. aldus dat wordt gevorderd Maat te veroordelen voornoemde schadevergoeding aan Traxys te betalen. De rechtbank zal de vordering in die zin toewijzen. 4.17. De rechtbank begrijpt dat Traxys c.s. de beslagkosten van Maat wil terugvorderen. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op EUR 1.033,26 voor verschotten en EUR 2.580,00 voor salaris procureur (1 rekest x EUR 2.580,00). 4.18. Maat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Traxys worden begroot op: - dagvaarding EUR 71,32 - vast recht 4.732,00 - salaris procureur 5.160,00 (2,0 punten × tarief EUR 2.580,00) Totaal EUR 9.963,32 5. De beslissing De rechtbank 5.1. veroordeelt Maat om aan Traxys te betalen een bedrag van USD 974.385,80 (negenhonderdvierenzeventig duizenddriehonderdvijfentachtig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de rente op grond van artikel 27 lid 1 CMR over het nog niet betaalde deel van het bedrag van USD 974.385,80 vanaf 27 mei 2005 tot de dag van volledige betaling, 5.2. veroordeelt Maat in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 3.613,26, 5.3. veroordeelt Maat in de proceskosten, aan de zijde van Traxys tot op heden begroot op EUR 9.963,32, 5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mrs. Röell, Sicking en De Vries en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2008.?