Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF5730

Datum uitspraak2008-09-17
Datum gepubliceerd2008-10-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers375362/ CV EXPL 08-2584
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Reisovereenkomst. Eiser heeft bij gedaagde via internet een vliegticket business class Amsterdam – Rome – Buenos Aires – Rome – Amsterdam geboekt voor in totaal € 4.554,33. Volgens de bevestiging van de boeking diende het traject Buenos Aires – Rome economy class te worden afgelegd. Ondanks toezegging heeft gedaagde eiser geen gewijzigde bevestiging gestuurd. Om de gehele reis business class te kunnen vliegen, heeft eiser onder protest een bedrag van € 1.246,00 bijbetaald. Eiser vordert thans terugbetaling van dit bedrag. De kantonrechter is van oordeel dat de met gedaagde gesloten overeenkomst een volledig business class reis betrof en dat eiser het bedrag van € 1.246,00 onverschuldigd heeft betaald. De vordering wordt toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 375362/ CV EXPL 08-2584 datum uitspraak: 17 september 2008 (bij vervroeging) VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake [eiser] te [woonplaats] eisende partij hierna te noemen [eiser] gemachtigde mr. M.C. Lips (ARAG) tegen de buitenlandse vennootschap Società per azioni ALITALIA LINEE AEREE ITALIANA S.P.A. gevestigd te Rome, Italië, kantoorhoudend te Luchthaven Schiphol gedaagde partij hierna te noemen Alitalia gemachtigde mr. R. van der Woude De procedure [eiser] heeft Alitalia gedagvaard op 22 februari 2008. Alitalia heeft schriftelijk geantwoord. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 21 mei 2008 een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 2 september 2008 en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht. Partijen hebben ter zitting nog producties in het geding gebracht. De vordering [eiser] vordert (samengevat) veroordeling van Alitalia tot betaling van € 1.246,00 aan hoofdsom en € 178,50 voor buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente. [eiser] stelt daartoe onder meer het volgende. [eiser] heeft op 21 mei 2007 geprobeerd via internet een business class ticket te boeken voor het traject Amsterdam – Rome – Buenos Aires – Rome – Amsterdam bij Alitalia vanaf 9 juni 2007. Vanwege een storing lukte dat niet, maar hij heeft toen wel op de website van Alitalia zijn reis samengesteld. Op 22 mei 2007 heeft [eiser] dat ticket alsnog bij Alitalia geboekt, waarvoor als prijs € 4.554,33 werd opgegeven. [eiser] heeft voor de betaling desgevraagd zijn creditcardnummer aan Alitalia opgegeven. Op 22 mei 2007 heeft [eiser] per e-mail een bevestiging van dat ticket gekregen voor een bedrag van € 4.544,33, maar daarin stond een fout; op het traject Buenos Aires – Rome werd geen business class ticket aangeboden maar een economy class ticket, terwijl voor het hele traject business class was overeengekomen. Bovendien was sprake van een onjuiste aankomsttijd. [eiser] heeft die dag nog op de website van Alitalia gekeken, waar te zien was dat de door hem verlangde business class combinatie die dag via internet € 4.518,33 kostte. [eiser] heeft direct bij Alitalia gereclameerd over de economy class in plaats van de geboekte business class. Alitalia heeft toegezegd dat [eiser] alsnog een correcte bevestiging zou ontvangen maar dat dat wel enige tijd zou kunnen duren. Op 24 mei 2008 heeft [eiser] persoonlijk bij de Alitalia-desk op Schiphol geïnformeerd of de correctie al was verwerkt. De deskmedewerker heeft bevestigd dat dat het geval was en [eiser] is hiervan een print uit het systeem van Alitalia overhandigd. Desondanks heeft [eiser] op 7 juni 2007 opnieuw een deels foutieve boekingsbevestiging ontvangen. Op 8 juni 2007 heeft [eiser] van Alitalia vernomen dat [eiser] alleen business class op het traject Buenos Aires – Rome kon vliegen als hij € 1.246,00 zou bijbetalen. Omdat de omstandigheden het [eiser] niet toelieten de vlucht te annuleren, heeft hij dat bedrag betaald, zij het onder protest. [eiser] stelt dat op 22 mei 2008 per telefoon een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan Alitalia gehouden was [eiser] een business class ticket voor het hele traject te verstrekken voor de prijs van € 4.554,33 en hem daadwerkelijk business class te vervoeren. Het bedrag van € 1.246,00 is daarom door hem onverschuldigd betaald aan Alitalia en [eiser] vordert dat bedrag nu terug. Omdat Alitalia nalatig is gebleven om dat bedrag terug te betalen, heeft [eiser] buitengerechtelijke kosten moeten maken welke hij nu door Alitalia vergoed wil hebben. Het verweer Alitalia betwist de vordering. Zij voert daartoe onder meer het volgende aan. De bij dagvaarding overgelegde print van de website van Alitalia dateert van 22 mei 2007. De informatie op de website betreft in zijn algemeenheid geen onherroepelijk en persoonlijk aanbod, zo ook niet in dit geval. Het aanbod kan van minuut tot minuut verschillen. Via internet boeken was die dag niet mogelijk en ook in het contact tussen [eiser] en het callcenter van Alitalia op 22 mei 2008 is geen overeenkomst tot stand gekomen. [eiser] heeft daarbij slechts een opdracht tot boeking gegeven. De boeking zelf komt pas tot stand bij de persoonlijke bevestiging daarvan, bij ontvangst van het (e-)ticket, in dit geval eveneens op 22 mei 2007. Alitalia wijst in dat verband naar de algemene vervoersvoorwaarden. Daarin staat onder meer: The ticket constitutes the documental proof of stipulation of the contract of carriage between the Carrier and the passenger indicated on the ticket. Alitalia heeft geen fout gemaakt die zij had moeten herstellen. De print van de desk van Alitalia op Schiphol is alleen voor intern gebruik en slechts de bevestiging dat de wens van [eiser] door de desk in het systeem is geregistreerd. [eiser] kan daaraan geen rechten ontlenen. Die registratie heeft zijn boeking niet veranderd. [eiser] had ervoor kunnen kiezen nakoming te vorderen of de reis te annuleren, maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft zijn oorspronkelijke boeking gewijzigd en het daarvoor verschuldigde bedrag heeft hij Alitalia betaald. [eiser] kan geen aanspraak maken op enige terugbetaling. De beoordeling van het geschil 1. Op de voet van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie (de EEX-verordening) en artikel 1: 14 BW is de Nederlandse rechter en in dit geval de kantonrechter te Haarlem bevoegd van de vordering kennis te nemen. Nu niet blijkt van enige rechtskeuze houdt de kantonrechter het ervoor dat Nederlands recht van toepassing is. 2. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen op grond van de volgende vaststellingen en overwegingen. 3. Anders dan Alitalia betoogt houdt de door haar aangehaalde bepaling in haar algemene voorwaarden niet in dat de overeenkomst pas tot stand komt met de uitgave van het ticket. Die bepaling geeft slechts aan dat dat ticket als bewijs geldt van de overeenkomst. Tegenover bewijs kan echter tegenbewijs worden geleverd en naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] dat tegenbewijs geleverd. 4. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij op 21 mei 2007 via de website al een confirmation number namelijk LSIQGV had gekregen, dat hij dat nummer ook tegenover het callcenter van Alitalia heeft genoemd, dat dat nummer daarna telkens door Alitalia is gebruikt en vermeld, dat Alitalia niet één maar twee fouten in het e-ticket had gemaakt, namelijk ook met de aankomsttijd in Amsterdam, en dat die laatste fout wel door Alitalia was hersteld. [eiser] heeft zijn stellingen gestaafd met de bij dagvaarding overgelegde producties en met een uitdraai van de website van Alitalia gedateerd 21 mei 2007 waarop de door [eiser] verlangde business class combinatie staat vermeld inclusief bestemmingen en vertrek- en aankomsttijden alsook het confirmation number LSIQGV. Dat nummer staat ook op de door Alitalia uitgegeven e-tickets en op de uitdraai van de desk van Alitalia op Schiphol. Op die laatste print is niet alleen het herstel te zien ten aanzien van de business class, maar ook van de aankomsttijd in Amsterdam. Die zou volgens de uitdraai van 21 mei 2007 om 12.00 uur moeten zijn maar volgens het eerste e-ticket om 13.00 uur. Op het tweede e-ticket is dat 12.00 uur geworden, zoals ook al aangegeven op de print van de desk. Énig herstel is dus wel in de organisatie van Alitalia tot stand gekomen. 5. Desgevraagd heeft Alitalia ter zitting niet kunnen aangeven wat volgens haar op 22 mei 2007 de prijs zou zijn geweest voor het door [eiser] verlangde ticket voor de combinatie in plaats van het door Alitalia bevestigde ticket met een economy class vlucht erin. Volgens Alitalia was dat niet meer te bepalen omdat daarvoor toen al geen stoel meer beschikbaar was. Echter bij dagvaarding heeft [eiser] een uitdraai overgelegd van 22 mei 2007 waarin die combinatie nog wel staat opgenomen en daarvan heeft Alitalia niet gemotiveerd betwist dat die is gemaakt nadat [eiser] zijn boeking telefonisch had doorgegeven aan het callcenter van Alitalia. Ook is [eiser] uiteindelijk gewoon met die betreffende vluchten business class meegegaan na een herstelboeking van de zijde van Alitalia van latere datum. Daarmee heeft Alitalia de stelling van [eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiser] ook vanwege de in rekening gebrachte prijs ervan uit mocht gaan dat de overeenkomst tot stand was gekomen met de door hem verlangde combinatie. Dit geldt eens te meer nu Alitalia zelf van meet af aan gebruik heeft gemaakt van het door [eiser] opgegeven confirmation number LSIQGV, dat blijkens de uitdraai van 21 mei 2007 zag op een volledig business class reis. 6. Al deze omstandigheden in aanmerking genomen, kan Alitalia in deze procedure dan ook niet volstaan met verwijzing naar de e-tickets. Het had op haar weg gelegen om tenminste aannemelijk te maken dat het callcenter uitdrukkelijk met [eiser] had besproken dat één gedeelte van de reis economy class zou worden. Alitalia heeft hieromtrent echter in het geheel niets gesteld of feitelijk toegelicht. Aangenomen moet dan ook worden dat de met Alitalia gesloten overeenkomst een volledig business class reis betrof tegen betaling van € 4.554,33. 7. Anders dan Alitalia heeft betoogd heeft [eiser] wel degelijk nakoming van die overeenkomst gevorderd, maar Alitalia heeft nog vóór de vlucht meermaals te kennen gegeven dat zij de door [eiser] verlangde prestatie niet zou leveren. Daarmee is Alitalia zonder dat nog een ingebrekestelling nodig was in verzuim gekomen. Vervolgens heeft zij [eiser] voor het blok gezet en nog een betaling gevorderd, welke [eiser] onder protest heeft verricht waarna [eiser] zijn reis kon beginnen. Op die betaling had Alitalia geen enkel recht; [eiser] had immers al voor dat ticket betaald. [eiser] heeft dat bedrag van € 1.246,00 dus onverschuldigd betaald en Alitalia moet dat terugbetalen. 8. De kosten verbonden aan de door [eiser] gestelde - en door Alitalia niet betwiste - buitengerechtelijke werkzaamheden zijn aan te merken als redelijke kosten die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen, en wel voor een bedrag overeenkomstig het in rapport Voorwerk II vastgelegde geldende tarief van € 178,50. 9. De conclusie luidt dat de vordering zal worden toegewezen. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden. 10. De proceskosten komen voor rekening van Alitalia omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Beslissing De kantonrechter: - veroordeelt Alitalia tot betaling aan [eiser] van € 1.424,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.246,00 vanaf 26 oktober 2007 en over € 178,50 vanaf 22 februari 2008, alles tot aan de dag van de algehele voldoening; - veroordeelt Alitalia tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd: dagvaarding € 85,44 vastrecht € 201,00 salaris gemachtigde € 300,00; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Boom en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.