Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF5536

Datum uitspraak2008-09-30
Datum gepubliceerd2008-10-06
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08 / 33243 & AWB 08 / 33240
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Asielaanvraag / 48 procesuren
Verzoeker voert aan dat het onderzoek naar de asielaanvraag niet binnen de 48 procesuren is uitgevoerd. Uit de gedingstukken blijkt dat verweerder op 11 september 2008 om 9.00 uur het lopen van de procestijd heeft stilgezet in verband met het vervoer van verzoeker naar de rechtbank om de behandeling van zijn beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel bij te wonen. Niet valt in te zien waarom de afwezigheid van verzoeker een objectieve belemmering vormde om de resumptie te doen plaatsvinden. Verweerder heeft ten onrechte de procedure stilgezet en het besluit is derhalve niet binnen 48 procesuren uitgereikt.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 08 / 33243 (voorlopige voorziening) AWB 08 / 33240 (beroep) uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 september 2008 in de zaak van: [naam] alias [naam], geboren op [geboortedatum] alias [geboortedatum], van gestelde Irakese nationaliteit, verblijvende in het Detentiecentrum [plaatsnaam], verzoeker, gemachtigde: mr. M.J. van Basten Batenburg, advocaat te 's-Gravenhage, tegen: staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. J.W. Kreumer, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te 's-Gravenhage. 1. Procesverloop 1.1 Verzoeker heeft op 6 september 2008 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 11 september 2008, uitgereikt op 12 september 2008, afgewezen. Verzoeker heeft tegen het besluit op 12 september 2008 beroep ingesteld. 1.2 Verzoeker heeft op 12 september 2008 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist. 1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 23 september 2008. Verzoeker is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het onderzoek is ter zitting nog niet gesloten om verweerder gelegenheid te geven nadere informatie over te leggen. Verweerders gemachtigde heeft de informatie op 24 september 2008 aan de rechtbank toegezonden. Vervolgens is het onderzoek, met toestemming van partijen zonder het houden van een nadere zitting gesloten en uitspraak bepaald op heden. 2. Overwegingen 2.1 Indien tegen een besluit beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.2 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. 2.3 In de hoofdzaak toetst de voorzieningenrechter het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde. 2.4 De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen in het kader van de zogenoemde aanmeldcentrumprocedure (verder te noemen AC-procedure). Een aanvraag kan in dat kader worden afgewezen, indien dit zonder schending van eisen van zorgvuldigheid binnen 48 proces-uren kan geschieden. 2.5 Verweerder heeft verzoekers asielaanvraag in het kader van de AC-procedure afgewezen. 2.6 Verzoeker voert aan dat het onderzoek naar de asielaanvraag niet binnen 48 proces-uren is uitgevoerd. Verweerder heeft op 11 september 2008 "de klok stilgezet" terwijl er geen reden was waarom deze uren niet voor het onderzoek naar de asielaanvraag benut konden worden. Verzoeker betwist dat er omstandigheden bestonden, die als een vorm van overmacht voor verweerder kunnen worden gekwalificeerd. Verweerders argument dat verzoeker op die datum naar de rechtbank vervoerd moest worden om zijn beroep tegen de maatregel van bewaring bij te wonen, is niet valide omdat verweerder dit had kunnen voorzien en zijn planning, daarmee rekening houdend, overeenkomstig had moeten inrichten. Het bestreden besluit had ook aan verzoeker uitgereikt kunnen worden terwijl hij op de rechtbank aanwezig was, zodat ook met het oog op die uitreiking de klok niet behoefde te worden stilgezet. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. 2.7 Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) bedraagt de beroepstermijn één week, indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 Vw, binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren is afgewezen. 2.8 Ingevolge artikel 3.117, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb) wordt, indien verweerder voornemens is de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, als bedoeld in artikel 28 Vw, binnen 48 proces-uren af te wijzen, het schriftelijke voornemen daartoe aan de vreemdeling uitgereikt. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder f, Vb, wordt onder proces-uren verstaan de uren die voor het onderzoek naar de aanvraag in het aanmeldcentrum beschikbaar zijn, waarbij de uren van 18.00 uur tot 08.00 uur niet meetellen. 2.9 Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 25 februari 2002 in zaak no. 200200319/1; JV 2002/123), zijn in beginsel alle uren die sedert de aanvang van het onderzoek tot de uitreiking van de beschikking verstrijken, als proces-uren, als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder f, Vb, aan te merken. Niet als proces-uren zijn slechts aan te merken de uren die ten gevolge van door verweerder aan te voeren en aannemelijk te maken feiten en/of omstandigheden redelijkerwijs niet konden worden benut voor het onderzoek naar de aanvraag. Dit kan gelegen zijn in het niet beschikbaar zijn van voor het uitvoeren van het onderzoek noodzakelijke faciliteiten, tengevolge van omstandigheden die de minister niet zijn toe te rekenen, zoals bijvoorbeeld het incidenteel ontbreken van een tolk. 2.10 Niet in geschil is dat verzoeker op 6 september 2008 om 14.40 uur bij het aanmeldcentrum is aangemeld en dat het onderzoek toen een aanvang nam. Ook is niet in geschil dat het bestreden besluit op 12 september 2008 om 11.33 uur aan verzoeker is uitgereikt. Dit is, de uren tussen 18.00 uur en 8.00 uur niet meegerekend, 56 uur en 53 minuten na de aanvang van het onderzoek. Voorts blijkt uit de gedingstukken, dat verweerder op 11 september 2008 om 9.00 uur het lopen van de proceduretijd heeft stilgezet, omdat verzoeker op dat tijdstip is opgehaald om te worden vervoerd naar de rechtbank in verband met de behandeling van zijn beroep tegen de maatregel op grond van artikel 59 Vw. Dit tijdstip komt overeen met het tijdstip dat is genoemd op de door verweerder nader ingezonden stukken en is door verzoeker niet (langer) betwist. Door verzoeker is evenmin betwist dat hij, zoals blijkt uit de door verweerder ingezonden stukken, op 11 september 2008 om 18.42 uur van de rechtbank in het AC is teruggekeerd. 2.11 Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de uren, gedurende welke verzoeker niet op het AC aanwezig was in verband met de behandeling van zijn bewaringszaak bij de rechtbank, niet zijn aan te merken als procesuren. 2.12 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat die uren niet als procesuren zijn aan te merken, omdat de beschikking alleen nog diende te worden uitgereikt en zulks door de afwezigheid van verzoeker, welke omstandigheid niet aan verweerder is toe te rekenen, niet mogelijk was. De voorzieningenrechter overweegt dat, indien dit standpunt feitelijk juist zou zijn, verweerder het gelijk aan zijn zijde heeft. Verwezen wordt naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 17 juni 2008 (AWB 08/19374). 2.13 De situatie in de onderhavige zaak is een andere. Uit het overzicht inzake de voortgang van de procedure op AC-Schiphol blijkt dat op het moment van het stilzetten van de procedure op 11 september 2008 om 9.00 uur niet slechts nog de beschikking diende te worden uitgereikt, maar ook nog, daaraan voorafgaande, resumptie van de reeds geslagen beschikking diende te worden verricht. De voorzieningenrechter vermag niet in te zien waarom verzoekers afwezigheid voor verweerder op 11 september 2008 om, of op enig moment na, 9.00 uur een objectieve belemmering vormde om die resumptie te doen plaatsvinden. Verweerders verklaring ter zitting dat ook daarbij aanwezigheid van verzoeker op het aanmeldcentrum vereist is, omdat een resumptie ertoe aanleiding kan geven hem nader te horen, acht de voorzieningenrechter niet afdoende. De noodzaak voor dat nader horen zou immers pas na het resumpteren van de beschikking aan het licht zijn gekomen en vormde dan ook geen beletsel om die resumptie te doen verrichten. 2.14 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat op 11 september 2008 om 9.00 uur geen sprake was van een situatie waarin verweerder, door omstandigheden welke niet aan hem zijn toe te rekenen, het onderzoek naar de aanvraag niet heeft kunnen voortzetten. Verweerder heeft dan ook ten onrechte op dat moment de procedure stilgezet. Nu verweerder pas op 12 september 2008 om 8.30 uur is overgegaan tot resumptie, kan niet geoordeeld worden dat de uren op 11 september 2008 tussen 9.00 uur en 18.00 uur niet voor onderzoek naar de aanvraag beschikbaar waren. Deze uren zijn dan ook aan te merken als procesuren. De conclusie luidt dat het bestreden besluit niet binnen 48 procesuren is uitgereikt. 2.15 Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag ten onrechte in het kader van de AC-procedure afgewezen. De voorzieningenrechter zal het beroep gegrond verklaren. 2.16 De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. 2.17 Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen. 2.18 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de door verzoeker gemaakte kosten en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) en € 322,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, moeten deze bedragen ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb worden betaald aan de griffier. 3. Beslissing 3.1 De voorzieningenrechter: 3.1 verklaart het beroep gegrond; 3.2 vernietigt het bestreden besluit; 3.3 draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van verzoeker met inachtneming van deze uitspraak; 3.4 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af; 3.5 veroordeelt verweerder in de kosten in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening ad € 644,- en in verband met het beroep ad € 322,- en draagt de Staat der Nederlanden op deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, te voldoen. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, voorzieningenrechter en op 30 september 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.H. de Vries, griffier. Afschrift verzonden op: Coll: Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Het hoger beroep moet worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak. Van deze uitspraak staat, voor zover deze de voorlopige voorziening betreft, geen hoger beroep open.