Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF5279

Datum uitspraak2008-10-03
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1651 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking (volledige) WAO-uitkering. Aan door app. Ingebracht rapport van arts-medisch adviseur wordt geen betekenis toegekend omdat het algemene strekking heeft en niet is gebaseerd op eigen medisch onderzoek van app. Of diens medisch dossier. Beheersing technisch Duits is geen must. Slecht vereist dat men enig Duits moet kunnen spreken. Dit mag worden verondersteld, gelet op opleiding van app.


Uitspraak

07/1651 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 24 januari 2007, 06/1957 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 3 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Namens appellant heeft mr. W.F.C. van Megen, advocaat te Utrecht, de gronden van dit hoger beroep aangevoerd. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2008. Appellant is ter zitting verschenen bij mr. R.A. Severijn, kantoorgenoot van mr. W.F.C. van Megen. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.F. Bergman. II. OVERWEGINGEN 1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit op bezwaar van het Uwv van 7 maart 2006 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft bij het bestreden besluit zijn primaire besluit van 30 september 2005 gehandhaafd. Bij dit primaire besluit heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, op basis van een theoretische schatting met ingang van 29 november 2005 ingetrokken op de grond dat appellant per die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt is. 2. In hoger beroep heeft appellant zich evenals in beroep op het standpunt gesteld dat zijn uitkering ten onrechte is ingetrokken, aangezien zijn arbeidsbeperkingen wegens ziekte of gebrek door de operatie aan zijn rug op 14 oktober 2003 niet, althans niet substantieel zijn afgenomen en het Uwv zijn functionele mogelijkheden (dus) overschat. Verder heeft appellant opnieuw gesteld dat de functie van verkoper technische detailhandel/autoverkoper (SBC-code 3170013) hoe dan ook niet aan de onderwerpelijke schatting ten grondslag had mogen worden gelegd, omdat hij niet beschikt over de voor een aanstelling in die functie vereiste kennis van de Duitse taal en omdat die functie een bijzondere belasting kent op het onderdeel duwen en trekken die zijn functionele mogelijkheden overschrijdt. 3.1. De Raad overweegt als volgt. 3.2. Wat appellant ter onderbouwing van zijn hoger beroep heeft doen aanvoeren met betrekking tot de medische onderbouwing van het bestreden besluit vormt in de kern een herhaling van hetgeen ook reeds in beroep is aangevoerd. Wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht. Evenmin als in beroep heeft appellant in hoger beroep objectieve medische gegevens ingebracht die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden van appellant op de datum in geding. De beschouwingen van appellant inzake de ernst van de met zijn rugklachten samenhangende arbeidsbeperkingen vanuit de optiek van de kracht- en bewegingsleer zijn op zichzelf onvoldoende om met succes de medische onderbouwing van het bestreden besluit aan te vechten en aan de door appellant overgelegde verklaring van de arts-medisch adviseur J.H.C.M. Fouchier van 18 juli 2008 kent de Raad niet dezelfde betekenis toe als appellant, aangezien deze verklaring een algemene strekking heeft en niet is gebaseerd op eigen medisch onderzoek van appellant of van diens medisch dossier. De Raad onderschrijft derhalve de door de rechtbank ter zake van de medische onderbouwing van het bestreden besluit gebezigde overwegingen en gegeven oordelen en maakt deze tot de zijne. 3.3. Wat betreft de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit is de Raad op grond van dezelfde overwegingen als de rechtbank van oordeel dat het Uwv toereikend heeft gemotiveerd dat de werkzaamheden die ter vervulling van de (uiteindelijk) aan de schatting ten grondslag gelegde functies moeten worden verricht binnen de functionele mogelijkheden van appellant liggen. Daarbij merkt de Raad in aanvulling op wat reeds is overwogen in de aangevallen uitspraak enkel nog op dat uit de beschrijving van de geduide functie autoverkoper niet kan worden afgeleid dat - zoals appellant in hoger beroep heeft aangevoerd - de beheersing van ‘technisch Duits’ een ‘must’ is om die functie te kunnen vervullen. Blijkens de functiebeschrijving is slechts vereist dat men enig Duits moet kunnen spreken. Gelet op de opleiding van appellant mag worden verondersteld dat hij aan dit vereiste kan voldoen. 4. Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd. 5. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2008. (get.) G. van der Wiel. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. RB