Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF5221

Datum uitspraak2008-10-02
Datum gepubliceerd2008-10-03
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers406801 / KG ZA 08-1680 WT/PvV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kort geding. Verzoek om gedeeltelijke opheffing van beslag. Beslaglegger is woonachtig in Duitsland en betwist op grond van artikel 2 EEX-Verordening dat de Nederlandse rechter bevoegd is. Voorzieningenrechter acht zich op grond van artikel 5 van de EEX-Verordening wel bevoegd. Beslag wordt vervolgens gedeeltelijk opgeheven omdat de waarde van het overige beslag voldoende zekerheid voor de vordering van de beslaglegger in de bodemprocedure biedt.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht, voorzieningenrechter, zaaknummer / rolnummer: 406801 / KG ZA 08-1680 WT/PvV Vonnis in kort geding van 2 oktober 2008 in de zaak van EISERES, wonende te Amsterdam, eiseres bij dagvaarding 11 september 2008, advocaat mr. F. Swart, tegen GEDAAGDE, wonende te Osnabrück, Duitsland, gedaagde, advocaat mr. E. Focke. 1. De procedure Ter terechtzitting van 19 september 2008 heeft eiseres, verder te noemen eiseres, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, verder te noemen gedaagde, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. eiseres heeft producties en een pleitnota in het geding gebracht. Gedaagde heeft een pleitnota in het geding gebracht. Daarnaast is van de zijde van gedaagde bij fax van 17 september 2008 om aanhouding van het kort geding verzocht. Ter terechtzitting heeft mr. Focke verklaard dat de fax van 17 september 2008 als niet beschreven dient te worden beschouwd. Ter terechtzitting waren namens partijen mr. Swart en mr. Focke aanwezig. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. 2. De feiten 2.1. In 1995 heeft gedaagde aan eiseres een bedrag van DM 200.000,00 (EUR 102.258,38) geleend tegen een rente van 7,5%. 2.2. Op 20 november 2006 is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank aan gedaagde verlof verleend voor het, ten laste van eiseres, leggen van conservatoir beslag op de volgende onroerende zaken: - het appartementsrecht aan de Passeerdersstraat 132 te Amsterdam, - het appartementsrecht aan de Passeerdersstraat 134 te Amsterdam, - het appartementsrecht aan de Koningsstraat 13 te Amsterdam en - het erfpachtsrecht terzake de Copernicusstraat 71 H, 1 tot en met 3 te Amsterdam, uit hoofde van een vordering van gedaagde op eiseres met betrekking tot de leveringen van goederen aan eiseres en de in 1995 aan haar verstrekte geldlening. In het verzoekschrift heeft gedaagde zijn vordering op eiseres, met inbegrip van rente en kosten, begroot op EUR 244.000,00. Vervolgens heeft gedaagde op 22 november 2006 conservatoir beslag gelegd. 2.3. De vorderingen waarvoor gedaagde deze conservatoire beslagen had gelegd, heeft hij ingesteld bij wijze van reconventionele vordering in een door eiseres tegen hem aanhangig gemaakte procedure bij de kantonrechter te Amsterdam. In die procedure heeft de kantonrechter enkele tussenvonnissen gewezen, waarin onder meer is beslist dat een deel van de vordering van gedaagde op eiseres ten bedrage van EUR 61.000,00 is verjaard en alleen nog kan fungeren in de conventie voor zover gedaagde zich tegen eiseres op verrekening beroept. 2.4. Bij (tussen)vonnis van 28 augustus 2008 heeft de kantonrechter in reconventie, voor zover hier van belang, onder meer ten aanzien van de door gedaagde aan eiseres in 1995 verstrekte geldlening het volgende overwogen: “6. (…) In rechte wordt daarom als vaststaand aangenomen dat op de onderhavige geldlening per 30 januari 1997 nog DM 165.000,00 (EUR 84.363,16 vzr.) openstond en dat eiseres daar in mei 1997 nog Hfl 123.913,09 (EUR 56.229,31 vzr.) op heeft afgelost. Gedaagde wordt gelegenheid gegeven zich uit te laten over hetgeen eiseres thans terzake in euro’s dient te betalen. 7. Vervolgens is nu aan de orde de vordering van gedaagde terzake van servicekosten op de huurwoning, waarom het gaat in conventie. Gedaagde heeft zijn vordering op dit punt vermeerderd tot € 7.499,58. Het betreft kosten voor gas, water en electra. (…). 8. (…) Dit bestandsdeel van de vordering van gedaagde is mitsdien toewijsbaar.” 2.5. Op 31 januari 2008 heeft de gemeente Amsterdam, Dienst Belastingen, in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) de waarde van Passeerdersstraat 132 te Amsterdam op EUR 85.000,00 getaxeerd, de waarde van Passeerdersstraat 134 te Amsterdam op EUR 72.500 en de waarde van Koningsstraat 13 te Amsterdam op EUR 120.000,00 getaxeerd. 2.6. In rapporten van 17 april 2008 heeft F. van Ekeren, makelaar-taxateur o.z., de verkoopwaarde van Passeerdersstraat 132 te Amsterdam op EUR 97.000,00 in onverhuurde staat en op EUR 87.000,00 in verhuurde staat getaxeerd, de verkoopwaarde van Passeerdersstraat 134 te Amsterdam op EUR 97.000,00 in onverhuurde staat en op EUR 87.000,00 in verhuurde staat en de verkoopwaarde van Koningsstraat 13 op EUR 180.000,00 in onverhuurde staat en op EUR 162.000,00 in verhuurde staat getaxeerd. 3. Het geschil 3.1. Eiseres vordert samengevat - de opheffing van het door gedaagde op de onroerende zaak Copernicusstraat 71 te Amsterdam gelegde beslag, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding. 3.2. Eiseres stelt daartoe dat er tussen partijen bij de kantonrechter een bodemprocedure loopt die voortvloeit uit een tweetal geschillen omtrent de huur van een woonruimte door Eiseres in de Haarlemmerstraat te Amsterdam werd gehuurd. Eiseres is op grond van een vonnis van de kantonrechter uit die woonruimten ontruimd, welk vonnis in hoger beroep is vernietigd. Als gevolg van de ontruiming heeft eiseres schade geleden die Gedaagde weigert te vergoeden. Eiseres heeft gedaagde daarom op 27 april 2006 in een bodemprocedure gedagvaard. Gedaagde heeft in die procedure een vordering in reconventie ingediend. De totale vordering van gedaagde in reconventie bedraagt ruim EUR 175.000,00. Ter verzekering van zijn reconventionele vordering heeft gedaagde op 22 november 2006 conservatoir beslag laten leggen op een aantal panden van eiseres. Eiseres wenst thans een van de panden waarop door gedaagde conservatoir beslag is gelegd aan haar dochter te verkopen (het pand Copernicusstraat 71 te Amsterdam). Er is volgens eiseres voor gedaagde geen reden om het beslag op dat pand te handhaven omdat de waarde van de overige panden de nog resterende reconventionele vordering van gedaagde ver overstijgt. Volgens de taxatie van makelaar Van Ekeren bedraagt de gezamenlijke waarde van de overige panden namelijk EUR 336.000,00. Wordt uitgegaan van de WOZ-taxatie dan bedraagt de gezamenlijke waarde van die panden EUR 277.000,00. De waarde van de overige panden ligt dus ruim boven de vordering van gedaagde. Daar komt bij dat de kantonrechter reeds heeft geoordeeld dat een bedrag van EUR 61.000,00 van de vorderingen van gedaagde verjaard is en dat uit het vonnis van de kantonrechter van 28 augustus 2008 volgt dat van de geldvordering van gedaagde nog slechts een bedrag van ongeveer EUR 23.000,00 resteert. Indien dat wordt vermeerderd met de ruim EUR 7.500,00 aan servicekosten bedraagt de schuld van eiseres aan gedaagde nog slechts een bedrag van ongeveer EUR 30.500,00. Ook hierom is het onrechtmatig dat gedaagde weigert medewerking te verlenen aan de opheffing van het beslag op het pand Copernicusstraat 71 te Amsterdam, aldus gedaagde. 3.3. Gedaagde voert verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Gedaagde heeft voor alle weren aangevoerd dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank onbevoegd is, omdat de Nederlandse rechter op grond van Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de EEX-verordening) geen rechtsmacht zou hebben om over de onderhavige vordering van Eiseres te oordelen. Gedaagde stelt namelijk woonachtig te zijn in Duitsland alsmede in Frankrijk. Volgens gedaagde dient hij daarom op grond van artikel 2 van de EEX-verordening opgeroepen te worden voor de bevoegde rechter in Duitsland of Frankrijk. 4.2. Naar Nederlands intern bevoegdheidsrecht is volgens artikel 705 Rv. de voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft verleend, steeds bevoegd om dat beslag op vordering van elke belanghebbende op te heffen. Daarmee is de rechtsmacht van de Nederlandse rechter tegenover gedaagde nog niet komen vast te staan. Gedaagde heeft terecht aangevoerd dat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter te Amsterdam niet kan worden gebaseerd op art. 31 EEX-Verordening (hierna: EEX-VO). De opheffing van een conservatoir beslag is immers naar zijn aard geen voorlopige of bewarende maatregel. Voor zover de rechtsmacht van de verlofrechter al niet zou voortvloeien uit artikel 22 lid 5 EEX-VO, kan deze gevonden worden in het volgende. De grondslag van de onderhavige vordering is dat het volgens eiseres onrechtmatig is van gedaagde om geen medewerking te verlenen aan de gedeeltelijke opheffing van het beslag. Het betreft hier derhalve een vordering uit onrechtmatige daad. Ingevolge artikel 5, aanhef en tweede lid, sub 3, van de EEX-VO kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien van een verbintenis uit onrechtmatige daad in een ander lidstaat worden opgeroepen en wel voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit heeft voorgedaan of zich kan voordoen. In het onderhavige geval zijn de panden gelegen in Amsterdam en ook eiseres is woonachtig in Amsterdam. Het door eiseres gestelde schadebrengende feit doet zich derhalve in Amsterdam voor, zodat gedaagde op grond van artikel 5, aanhef en tweede lid, sub 3, van de EEX-VO voor de rechter in Amsterdam kan worden opgeroepen. Reeds hieruit volgt dat gedaagde voor het juiste gerecht is opgeroepen, zodat de voorzieningenrechter in Amsterdam bevoegd is. 4.3. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. 4.4. Vastgesteld wordt dat de gezamenlijke waarde van de onroerende zaken Passeerdersstraat 132 en 134 en Koningsstraat 13 te Amsterdam, zowel volgens de taxatie van Van Ekeren als de WOZ-taxatie, hoger ligt dan het bedrag van EUR 244.000,00 waarvoor ter zekerheid door Gedaagde conservatoir beslag is gelegd, respectievelijk EUR 336.000,00 (taxatie Van Ekeren) en EUR 277.500 (WOZ-taxatie). Hoewel gedaagde de juistheid van beide taxaties heeft betwist, is door hem geen eigen taxatierapport ten aanzien van voormelde onroerende zaken overgelegd. Bij gebreke daarvan is er op dit moment geen aanleiding om een van de door eiseres overgelegde taxatierapporten voor onjuist te houden. Gelet hierop is het voldoende aannemelijk dat gedaagde met een conservatoir beslag op de onroerende zaken Passeerdersstraat 132 en 134 en Koningsstraat 13 te Amsterdam voldoende zekerheid is gesteld voor diens reconventionele geldvordering in de bodemprocedure. Het is voorshands dan ook onrechtmatig van gedaagde om geen medewerking aan de gedeeltelijke opheffing te verlenen. Nu daarnaast voldoende aannemelijk is dat eiseres, gezien de voorgenomen verkoop een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde opheffing van het beslag op het pand Copernicusstraat 71 te Amsterdam, zal die vordering daarom worden toegewezen. 4.5. Peters zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vos worden begroot op: - dagvaarding EUR 71,80 - vast recht 254,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.141,80 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. heft op het door gedaagde op 22 november 2006 ten laste van eiseres op de onroerende zaak Copernicusstraat 71 te Amsterdam gelegde beslag, 5.2. veroordeelt Peters in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op EUR 1.141,80, 5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.4. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2008.?