
Jurisprudentie
BF5217
Datum uitspraak2008-10-03
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5877 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5877 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Toekenning WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Betrokkene was werkzaam bij twee werkgevers die waren aangesloten bij Cadans en USZO. Beoordeling door Uwv Cadans is terecht, omdat hij de bij Cadans aangesloten werkgever het hoogste loon verdiende.
Uitspraak
06/5877 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2006, 05/3170 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2008. Appellant - daartoe ambtshalve opgeroepen - is verschenen. Het Uwv - ambtshalve opgeroepen bij gemachtigde te verschijnen - heeft zich doen vertegenwoordigen door
mr. M.H.A.H. Smithuysen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank hieromtrent met juistheid in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. Hier volstaat de Raad met het volgende.
1.2. Bij besluit van 16 augustus 2002 heeft het Uwv aan appellant per 15 augustus 2001 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Bij besluit van 23 januari 2003 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van
16 augustus 2002 gegrond verklaard vanwege een motiveringsgebrek. Bij uitspraak van 17 juni 2004 heeft de rechtbank het beroep van appellant gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en het Uwv de opdracht gegeven een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Nadat appellant beroep had ingesteld tegen het uitblijven van een nieuwe beslissing op zijn bezwaarschrift, heeft het Uwv bij besluit van 4 oktober 2005 alsnog de bezwaren van appellant niet-ontvankelijk verklaard en het besluit van 16 augustus 2002 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 4 oktober 2005 ongegrond verklaard.
3.1. Het hoger beroep richt zich tegen laatstgenoemde beslissing van de rechtbank. Gelet op zijn hoger beroepsschrift en hetgeen appellant ter zitting van de Raad naar voren heeft gebracht, is appellant van oordeel dat het primaire besluit van 16 augustus 2002 door een daartoe niet bevoegde uitvoeringsinstelling is genomen en is hij van mening dat bij de vaststelling van (de hoogte van) zijn uitkering een onjuiste rekenmethodiek is gehanteerd. In de visie van appellant hadden de beleidsregels van de USZO moet worden toegepast, wat in dit geval door Uwv Cadans niet is gebeurd.
3.2. Ter zitting is namens het Uwv toegelicht dat de aanvraag van appellant terecht is beoordeeld door Uwv Cadans en niet door Uwv Uszo en voorts dat het overigens voor de bepaling van zijn mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO en voor de lengte van zijn loondervingsuitkering geen verschil zou hebben gemaakt, nu deze beide zijn gebaseerd op de WAO en niet op de specifieke beleidsregels van de betreffende uitvoeringsorganisatie. Voorts heeft het Uwv toegelicht dat appellant naast zijn WAO-uitkering als uitvloeisel van zijn rechtspositie als ambtenaar ook een suppletie heeft ontvangen van de USZO en dat hij aanspraak kan maken op een invaliditeitspensioen.
4. De Raad is van oordeel dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen en kan zich vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Ter aanvulling daarop overweegt de Raad dat naar zijn oordeel het Uwv voldoende overtuigend heeft toegelicht dat de WAO-aanspraken van appellant, die voor het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid werkzaam was bij twee werkgevers die respectievelijk waren aangesloten bij Cadans en USZO, terecht zijn beoordeeld door Uwv Cadans, nu hij bij de bij Cadans aangesloten werkgever het hoogste loon verdiende. Dit betoog van het Uwv is door appellant niet dan wel onvoldoende weersproken. Nog daargelaten dat het betoog van appellant naar het oordeel van de Raad ook geen doel had kunnen treffen, vloeit reeds uit de vorige overweging voort dat ook de tweede hoger beroepsgrond van appellant niet kan slagen.
5. Het vorenoverwogene leidt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter, en C.P.J. Goorden en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) W.R. de Vries.
RB