
Jurisprudentie
BF5200
Datum uitspraak2008-10-02
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4009 WUBO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4009 WUBO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing aanvraag. In onvoldoende mate is vast komen te staan dat appellante is getroffen door onder de Wet vallend oorlogsgeweld. Geen sprake van directe betrokkenheid bij Duitse bombardementen en dat van levensbedreigende omstandigheden hierbij niet is gebleken.
Uitspraak
07/4009 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (Israël) (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 2 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 13 april 2007, kenmerk
CR 2263/BJZ/2007, ten aanzien van haar genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet), verder: het bestreden besluit.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2008. Appellante is niet verschenen, zoals tevoren was gemeld, en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren [in] 1934 in Amsterdam, heeft in januari 2005 bij verweerster een aanvraag ingediend om als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet in aanmerking te komen voor onder meer een periodieke uitkering. Verweerster heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 23 februari 2005 op de grond dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat appellante is getroffen door onder de Wet vallend oorlogsgeweld. Dit standpunt heeft verweerster na door appellante gemaakt bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 oktober 2005.
1.2. Het door appellante tegen dit besluit ingestelde beroep is bij uitspraak van deze Raad van 26 oktober 2006, nummer 06/107 WUBO, gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen het door verweerster gegeven oordeel omtrent de door appellante meegemaakte bombardementen in Londen. Overwogen is dat verweerster ten onrechte geen historisch onderzoek had verricht naar de bombardementen tijdens de tweede helft van 1940 in Londen en in het bijzonder naar het bombardement tijdens het verblijf van appellante in Marylebone Road, waarbij het museum van Madame Tussaud is getroffen. Het besluit van 26 oktober 2006 is in zoverre wegens ontbreken van een deugdelijke motivering vernietigd, waarbij is bepaald dat verweerster een nieuw besluit neemt met in achtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
1.3. Het thans bestreden besluit is genomen ter uitvoering van de onder 1.2 vermelde uitspraak. Bij dit besluit is na nader onderzoek opnieuw geconcludeerd dat appellante niet is getroffen door oorlogsgeweld als bedoeld in de Wet.
2. Appellante heeft in beroep naar voren gebracht dat het appartementencomplex Berkeley Court waarin ze woonde zich op kortere afstand bevond van het museum van Madame Tussaud dan verweerster heeft aangenomen. Dit museum werd in september 1940 zwaar beschadigd door een torpedobom en aangevoerd is dat ook Berkeley Court op enig moment is getroffen. Verwezen is naar gedeelten uit het boek “Daar zaten wij” van [naam vader], de vader van appellante. Appellante heeft verder de situatie in de schuilkelders destijds beschreven.
3. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De Raad dient in dit geding de vraag te beantwoorden of verweerster met het thans bestreden besluit op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de onder 1.2 vermelde uitspraak van de Raad en of dit besluit in rechte stand houdt. De Raad beantwoordt beide vragen bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
4.1. Uit het door verweerster verrichte nader historisch onderzoek is gebleken dat op 9 september 1940 het museum van Madame Tussaud is getroffen door een torpedobom, die grote schade heeft veroorzaakt. Uit historische gegevens, waaronder informatie van de brandweer uit Londen, is gebleken dat het appartementencomplex waarin het gezin [naam gezin] verbleef redelijk ongeschonden is gebleven en dat de schuilkelders afdoende bescherming boden tegen de Duitse bombardementen. Ook uit de beschrijving door de vader van appellante in zijn onder 2 genoemde boek op blz. 72 en 73 blijkt dat het gezin bij luchtalarm op tijd de schuilkelders onder het gebouw kon bereiken, dat die schuilkelders “bomproof” waren en dat de schade aan het gebouw beperkt bleef. Dat er elders in het boek een beschrijving van dit bombardement wordt gegeven waarbij wel schade aan het gebouw zou zijn opgetreden komt niet overeen met de omschrijving eerder in dit boek en de overige historische gegevens. Het gezin heeft na het bombardement op Madam Tussaud ook nog twee maanden verbleven in Berkeley Court.
4.2. Gezien hetgeen onder 4.1 is overwogen heeft verweerster terecht geconcludeerd dat geen sprake was van directe betrokkenheid van appellante bij Duitse bombardementen en dat van levensbedreigende omstandigheden hierbij niet is gebleken. Het beroep van appellante dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
5. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2008.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M. van Berlo.
HD