
Jurisprudentie
BF5192
Datum uitspraak2004-11-29
Datum gepubliceerd2008-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers42 HLAR 16/04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers42 HLAR 16/04
Statusgepubliceerd
Indicatie
1) Een rolzitting is geen openbare behandeling in de zin van de Lar; aangezien partijen niet uitdrukkelijk hebben ingestemd met het achterwege laten van een openbare behandeling, is de aangevallen uitspraak niet op juiste wijze tot stand gekomen.
2) Beschikking waarin afwijzing verzoek om vergoeding is gehandhaafd is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel resp. het motiveringsbeginsel, nu het Uitvoeringsorgaan zich inmiddels zelf op het standpunt heeft gesteld dat de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, resp. niet is vermeld waarom de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Uitspraak
42 HLAR 16/04.
Datum uitspraak: 29 november 2004
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
het Uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 11 februari 2004 in het geding tussen:
[belanghebbende], wonend in Aruba,
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij brief van 18 oktober 2002 heeft [belanghebbende] verzocht om vergoeding van de kosten van de behandelingen van haar gebit en kaak door een tandarts en een anesthesist.
Bij beschikking van 5 augustus 2003 heeft appellant (hierna: het Uitvoeringsorgaan) het door [belanghebbende] tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 februari 2004 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door [belanghebbende] ingestelde beroep gegrond verklaard en de beschikking van 5 augustus 2003 vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft het Uitvoeringsorgaan bij brief van 23 maart 2004, bij het Gerecht ingekomen op de volgende dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 10 mei 2004 heeft [belanghebbende] van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2004, waar het Uitvoeringsorgaan, vertegenwoordigd door mr. A.F. Kuster, advocaat, en S. van Spall en R. Schouten, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door R.J. Beaujon, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Blijkens de aangevallen uitspraak zijn in deze zaak op een zogenoemde (rol)zitting van 19 november 2003 pleitnota’s overhandigd. Daarna hebben beide partijen op 3 december 2004 en heeft het Uitvoeringsorgaan vervolgens nogmaals op 14 januari 2004 een zogenoemde akte uitlating producties ingediend.
2.2. Het Hof overweegt dienaangaande ambtshalve het volgende.
De wijze van openbare behandeling van zaken als deze is voorgeschreven in paragraaf 4 van hoofdstuk III van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar). Daarin is onder meer bepaald dat de rechter getuigen of deskundigen kan oproepen, partijen en hun gemachtigden in de gelegenheid worden gesteld het woord te voeren en dat de rechter bevoegd is aan partijen en aan andere belanghebbenden of hun gemachtigden vragen te stellen. Verder worden partijen en andere belanghebbenden of hun gemachtigden in de gelegenheid gesteld het woord te voeren naar aanleiding van hetgeen door anderen naar voren is gebracht. Hieruit blijkt dat de rechter in beginsel een actieve rol vervult bij de openbare behandeling van de zaak en dat die behandeling bedoeld is om hoor en wederhoor van partijen te doen plaatsvinden.
De in deze zaak gehouden zogenoemde (rol)zitting heeft een ander karakter. Ter zitting kunnen in beginsel alleen bepaalde proceshandelingen worden verricht met uitsluiting van andere, zoals het overleggen van processtukken of stukken, waarin bij de rechter gerezen vragen worden beantwoord. Die zitting voldoet daarom niet als openbare behandeling in de zin van de Lar. Nu het Gerecht zodanige openbare behandeling voorts achterwege heeft gelaten en partijen daarmee niet uitdrukkelijk hebben ingestemd, als bedoeld in artikel 37, vijfde lid, van de Lar, moet worden geoordeeld dat de aangevallen uitspraak niet op juiste wijze totstandgekomen is. Het hoger beroep is daarom gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
2.3. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, beoordeelt het Hof thans het bij het Gerecht ingestelde beroep van [belanghebbende] tegen de beschikking van 5 augustus 2003 aan de hand van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden.
2.4. Bij de brief van 18 oktober 2002 heeft [belanghebbende] twee rekeningen gevoegd van onderscheidenlijk een tandarts en een anesthesist. Deze rekeningen hebben betrekking op het verwijderen van “flabby ridge” van haar bovenkaak, het aanbrengen van twee implantaten in haar onderkaak en van prothesen en twee zogenoemde drukknopsystemen. Zij heeft verzocht om vergoeding van deze rekeningen ten bedrage van Afl. 6.470,00.
2.5. Aan de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek is ten grondslag gelegd dat het Landsbesluit tandheelkundige hulp AZV een uitputtende opsomming geeft van de verrichtingen, waar verzekerden aanspraak op kunnen maken, dat implantaten geen onderdeel van deze opsomming vormen en dat er dus geen ruimte is om terzake een vergoeding toe te kennen, als verzocht.
2.6. Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (hierna: Lazv) heeft een verzekerde aanspraak op tandheelkundige en mondhygiënische hulp, naar de omvang te bepalen bij landsbesluit houdende algemene maatregelen.
2.6.1. Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, c en e, van het Landsbesluit tandheelkundige hulp AZV (hierna: het Landsbesluit) omvat tandheelkundige hulp:
b. de chirurgische tandheelkundige hulp van algemene aard op basis van de limitatieve indicatielijst, bedoeld in bijlage I;
c. de chirurgische tandheelkundige hulp van specialistische aard;
e. prothetische hulpmiddelen voor blijvend en continu gebruik.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, omvatten de prothetische hulpmiddelen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, een partiële of een volledige plaatprothese.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, heeft de verzekerde na voorafgaande schriftelijke machtiging van het Uitvoeringsorgaan eveneens aanspraak op andere tandheelkundige hulp dan de hulp, bedoeld in de artikelen 6 of 8, voorzover die andere hulp noodzakelijk is in verband met de behandeling van een zeer ernstige ontwikkelings- of groeistoornis, dan wel een zeer ernstige verworven afwijking van het tand-kaak-mondstelsel, en waarbij medediagnostiek en medebehandeling van andere disciplines noodzakelijk is.
2.7. [Belanghebbende] betoogt dat de kosten voor de verrichtingen aan haar gebit en kaak voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze verrichtingen tandheelkundige hulp, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c en e, van het Landsbesluit, betreffen. De kosten van de anesthesist komen volgens haar voor vergoeding in aanmerking, omdat narcose in het verzekeringspakket is vermeld.
Verder voert zij aan dat het Uitvoeringsorgaan vergoeding van de gemaakte kosten niet heeft mogen weigeren op grond van de motivering dat de behandeling niet in het verzekeringspakket is opgenomen, nu de uitgevoerde behandeling medisch noodzakelijk was en het afsluiten van een aanvullende ziektekostenverzekering vanwege haar leeftijd niet mogelijk is. Gelet hierop en gelet op haar geringe inkomsten - zij ontvangt een ouderdomspensioen van de Sociale Verzekeringsbank - had het volgens haar betoog op de weg van het Uitvoeringsorgaan gelegen om tenminste 75% van de kosten voor zijn rekening te nemen.
2.7.1. Het Uitvoeringsorgaan stelt zich inmiddels op het standpunt dat een prothese met kliksysteem, waarbij de prothese op een implantaat wordt vastgeklikt, moet worden gelijkgesteld met een plaatprothese, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Landsbesluit en dus alsnog voor vergoeding in aanmerking komt. De door de tandarts bij [belanghebbende] aangebrachte prothesen zijn reeds door het Uitvoeringsorgaan vergoed. Het door de tandarts in rekening gebrachte bedrag voor deze prothesen, te weten Afl. 400,00, betreft de door [belanghebbende] te betalen eigen bijdrage. Het kliksysteem zelf is volgens het Uitvoeringsorgaan ten onrechte niet vergoed. Het bedrag dat de tandarts daarvoor in rekening heeft gebracht, te weten Afl. 1.500,00, zal het Uitvoeringsorgaan alsnog, via de tandarts, aan [belanghebbende] terugbetalen.
Gelet hierop is de beschikking van 5 augustus 2003, voorzover daarbij de afwijzing van het verzoek om vergoeding van het kliksysteem is gehandhaafd, in strijd met het algemene rechtsbeginsel dat een bestuursorgaan een besluit zorgvuldig dient te nemen. De beschikking komt daarom in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
2.7.2. In de rekening van de tandarts is een bedrag van Afl. 225,00 vermeld met als omschrijving “verwijderen flabby ridge bovenkaak/hechten”. In de beschikking van 5 augustus 2003 is niet vermeld, waarom deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Die beschikking is aldus in zoverre onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd en komt daarom ook in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
2.7.3. Implantaten ten behoeve van een prothese met kliksysteem zijn geen prothetische hulpmiddelen in de zin van artikel 6, eerste lid, onder e, juncto artikel 7, eerste lid, van het Landsbesluit, nu het begrip “prothetische hulpmiddelen” daarin is beperkt tot een volledige of partiële plaatprothese. Hiervoor kan dan ook geen vergoeding worden verstrekt. Dat het aanbrengen van deze implantaten, naar [belanghebbende] stelt, een chirurgische ingreep vergt van algemene, dan wel specialistische aard, maakt dit niet anders. Het is immers de kennelijke bedoeling van de besluitgever dat implantaten niet worden vergoed. Dit kan alleen anders zijn, indien bijzondere tandheelkundige hulp in de zin van artikel 12 van het Landsbesluit is vereist. Daarvan is echter niet gebleken.
Het Uitvoeringsorgaan heeft zich, gelet hierop, op het standpunt kunnen stellen dat de kosten van anesthesie die samenhangen met het aanbrengen van de implantaten evenmin voor vergoeding in aanmerking komen.
Voorzover [belanghebbende] heeft aangevoerd dat het Uitvoeringsorgaan niettemin gehouden was tenminste 75% van deze kosten voor zijn rekening te nemen vanwege de klemmende omstandigheden waarin zij verkeert, overweegt het Hof dat voor dit betoog geen steun kan worden gevonden in de Lazv of het Landsbesluit.
Het beroep slaagt in zoverre niet.
2.8. De conclusie is dat het door [belanghebbende] bij het Gerecht ingestelde beroep gegrond is. De beschikking van 5 augustus 2003 wordt vernietigd, voorzover daarbij het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten voor het verwijderen van de ‘flabby ridge’ van de bovenkaak en het aanbrengen van het kliksysteem ongegrond is verklaard en die afwijzing is gehandhaafd. Het Uitvoeringsorgaan dient in zoverre een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht van 11 februari 2004 in zaak Lar nr. 151 van 2003;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak tegen de beschikking van het Uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering, van 5 augustus 2003, kenmerk 03/489, ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt die beschikking, voorzover de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten voor het verwijderen van de ‘flabby ridge’ van de bovenkaak en het aanbrengen van het kliksysteem daarbij is gehandhaafd;
V. draagt het Uitvoeringsorgaan op om binnen tien weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beschikking te geven;
VI. gelast dat het Land Aruba aan het Uitvoeringsorgaan het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.
w.g. Ter Berg, Voorzitter
w.g. Visser, griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2004.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,