Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF5179

Datum uitspraak2008-10-03
Datum gepubliceerd2008-10-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/920371-04 Rolnr. 0002
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ). De rechtbank is van oordeel dat thans niet meer, dan wel in onvoldoende mate, wordt voldaan aan de in de artikelen 77s Sr juncto 77t Sr gestelde voorwaarden voor verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.


Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN BESCHIKKING Parketnummer 09/920371-04 Rolnummer 0002 De rechtbank 's-Gravenhage, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, heeft de volgende beslissing gegeven op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank, ingekomen ter griffie op 18 juni 2008. De vordering De vordering strekt tot verlenging met één jaar van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opg[A] aan: [A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, thans geplaatst in het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, bij vonnis van deze rechtbank van 23 december 2004, onherroepelijk geworden op 7 januari 2005, laatstelijk verlengd bij beschikking van het Gerechtshof te Arnhem d.d. 17 september 2007 voor de duur van zes maanden. De maatregel zal eindigen op 3 augustus 2008, nu veroordeelde zich heeft onttrokken aan de behandeling van 28 januari 2007 tot 13 februari 2008. De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier waartoe voormeld vonnis behoort alsmede van na te melden advies. Het advies Het op grond van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht uitgebrachte advies d.d. 27 mei 2008 waarbij de in dat artikel bedoelde aantekeningen zijn overgelegd, strekt tot verlengen van de termijn van de maatregel voor de duur van één jaar. Het advies is ondertekend door de heer R.W.J. de Bruijn directeur van het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, en mede ondertekend door de heer drs. L.M. Dijkman, hoofd pedagogisch beleid en mevrouw drs. K. Lampe, gedragswetenschapper, beiden werkzaam bij het Forensisch Centrum Teylingereind. De behandeling in raadkamer De veroordeelde (ook te noemen [A]), bijgestaan door zijn raadsman mr. A.H. Westendorp, is op 19 september 2008 in raadkamer gehoord. De vader en de moeder van de minderjarige veroordeelde zijn gehoord. Mevrouw Lampe en mevrouw Pinkers, beiden als gedragswetenschapper verbonden aan Forensisch Centrum Teylingereind, zijn op 19 september 2008 als getuige-deskundigen gehoord. De veroordeelde heeft zich in raadkamer verzet tegen een verlenging van de maatregel. Hij heeft daarbij aandacht gevraagd voor de bedreigingen en mishandelingen die hij ondervindt op de groep. Ook heeft hij aangegeven dat weliswaar het contact met de groepsleiding goed is, maar dat de andere veroordeelden het hem in Teylingereind erg moeilijk maken. Tevens heeft veroordeelde gemeld dat hij heel goed is in de equiptraining en dat hij in Den Engh al in een vergevorderd stadium zat van de uitvoering van zijn maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De officier van justitie, mr. A.M.A. Keulen, heeft op 19 september 2008 in raadkamer gepersisteerd bij de vordering, zij het voor de duur van acht maanden. Zij heeft hierbij aangegeven dat het aan veroordeelde zelf te wijten is dat hij in Cadier en Keer niet met het resocialisatietraject kon beginnen, nu hij zich aan de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen heeft onttrokken. Gebleken is wel dat veroordeelde goed reageert op de geboden structuur in Teylingereind. De officier van justitie heeft voorts aangegeven dat, nu uit het deskundigenrapport blijkt dat er sprake is van een matig recidiverisico, gezien stress, impulsiviteit, het opzoeken van riskant gedrag en boosheid van veroordeelde, verdere behandeling van veroordeelde noodzakelijk is, terwijl de termijn van acht maanden voor het opstarten en volgen van een resocialisatietraject nodig is. De raadsman van veroordeelde heeft in raadkamer allereerst aandacht gevraagd voor de gevoelens van onveiligheid van de veroordeelde binnen Teylingereind. De veroordeelde heeft lichamelijk letsel opgelopen en ook afpersingen zijn aan de orde van de dag. De raadsman heeft zijn zorgen uitgesproken over de psychische klachten van veroordeelde, over zijn suïcidale neigingen en het feit dat hij inmiddels medicatie nodig heeft. De raadsman heeft benadrukt dat het onbestaanbaar is dat de veiligheid van veroordeelde niet kan worden gewaarborgd in Teylingereind. Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat de veroordeelde reeds vijftien maanden in Den Engh heeft verbleven, waar hij toe was aan de fase van proefverlof, nadat hij het stadium van dagverlof van zes maanden en weekendverlof van twee maanden naar tevredenheid had doorlopen. In verband met de aangescherpte eisen inzake brandveiligheid is de veroordeelde destijds overgeplaatst naar Cadier en Keer, alwaar hij geen behandeling heeft gekregen en er geen sprake was van een verlofregeling. Nadat de veroordeelde zich heeft bemoeid met een vechtpartij, is hij overgeplaatst naar Teylingereind, waar de zogeheten correctieplaatsing is omgezet in een definitieve plaatsing. Veroordeelde heeft geweigerd naar het Orthopedagogisch Centrum Brabant te gaan, toen bleek dat het wederom om een gesloten plaatsing zou gaan, terwijl de indruk was gewekt dat het om een KTC-traject zou gaan. Daarna heeft de veroordeelde zich een jaar onttrokken aan de maatregel, waarna hij opnieuw is geplaatst in Teylingereind, waar het voor de veroordeelde permanent gevaarlijk is, en waar het resocialisatietraject nog moet worden aangevraagd hetgeen in de praktijk minimaal een jaar zal duren. De raadsman heeft, gelet op het vorenstaande, primair afwijzing van de vordering bepleit nu zijns inziens niet wordt voldaan aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 77s lid 1 Wetboek van Strafrecht, nu de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet langer bijdraagt aan de ontwikkeling van de veroordeelde. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden voor een korte periode ten behoeve van het opstellen van rapportage toewerkend naar de beëindiging van de maatregel met tevens concrete toekomstplannen voor de periode na de beëindiging van de maatregel, zodat bij een eventuele overplaatsing duidelijk is wat de plannen zijn. Meer subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden voor de duur van maximaal drie maanden om de deskundigen de gelegenheid te geven de terugkeer van veroordeelde in de maatschappij te begeleiden en om aan de veroordeelde de gelegenheid te geven zich voor te bereiden op terugkeer in de maatschappij en alsdan de maatregel te beëindigen. De raadsman heeft hierbij opgemerkt dat het JIT zich schriftelijk bereid heeft verklaard veroordeelde te begeleiden. Beoordeling van de vordering De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd terzake van het (mede)plegen van diverse geweldsdelicten. Uit eerder genoemd advies van Forensisch Centrum Teylingereind komt - kort samengevat - onder meer het volgende naar voren: Het recidiverisico wordt volgens de SAVRY geschat als matig. Er blijven risico’s bestaan als het gaat om agressieregulatie en de mate van impulsiviteit. Op dit moment lijkt het accent meer verlegd te zijn naar internaliserende problematiek. [A] ervaart veel weerstand tegen zijn verblijf in Teylingereind en heeft moeite om de opgeroepen spanning onder controle te houden. [A] blijft vooralsnog aangewezen op intensieve begeleiding waarbij wel de vraag kan worden gesteld of en hoe hij te motiveren is voor een perspectief waarbij hij langzamerhand wordt blootgesteld aan meer vrijheden. De aandacht dient vooral uit te gaan naar de verhoging van zijn motivatie en de verhouding tussen draaglast en draagkracht. Onduidelijk is op dit moment ook in hoeverre een systeemplaatsing aangewezen zou zijn. Overwegende dat het recidiverisico nog steeds aanwezig is en de behandeling nodig blijft, de motivatie van [A] voor een opbouw in een resocialisatietraject evenmin duidelijk is afgetekend, de rol van het systeem onvoldoende in kaart is gebracht, wordt geadviseerd de PIJ-maatregel met een jaar te verlengen. Binnen dat jaar kan worden toegewerkt naar resocialisatie met als laatste fase een proefverlof. Er dient rekening te worden gehouden met een fasering in traject en het creëren van de voorwaarden en voorzieningen die voor een geslaagde afronding nodig zijn. Mevrouw Lampe, voornoemd, heeft in raadkamer als getuige-deskundige - in aanvulling op voormeld advies - verklaard, kort en zakelijk weergegeven: Er zal komende tijd worden toegewerkt naar resocialisatie van [A]. Er is al een resocialisatieopdracht afgegeven door het ministerie. Er zal goede begeleiding nodig zijn om [A] terug te laten keren in de maatschappij. Er is een jaar nodig om toe te werken naar resocialisatie en proefverlof. Mevrouw Pinkers, voornoemd, heeft in raadkamer als getuige-deskundige – in aanvulling op voormeld advies- verklaard, kort en zakelijk weergegeven: [A] zit in de resocialisatiegroep, maar we zijn steeds in afwachting geweest van deze zitting. Dat leverde onduidelijkheid op voor [A]. De eerste periode op de resocialisatiegroep leverde veel onrust en weerstand op bij [A]. Er zitten veel oudere jongens op de groep. De gemiddelde leeftijd is 24 jaar. Gezien de hechtingsproblematiek van [A] ervaart hij geen basisveiligheid. Het verblijf valt hem om die reden zwaar. Het is van belang dat we langzamerhand richting toekomst gaan kijken. Het lastige is dat er nog niet met verlof kan worden gestart omdat -gezien de onveiligheidsgevoelens van [A]- wordt gevreesd dat hij zich dan zal onttrekken. Voor [A] is op dit moment belangrijk dat hij weet waar hij aan toe is. Hij wordt momenteel overspoeld door dagelijkse beslommeringen. Het kost tijd een werkrelatie met hem op te bouwen. Als de maatregel verlengd zou worden, dan gaan we een opbouwend traject in richting buiten. Eerst zal onderzoek worden gedaan, op het gebied van aanvullende diagnostiek. De onveiligheid maakt het lastig. Wellicht is het beter dat een andere instelling de resocialisatie zal begeleiden. Als hij in Teylingereind zou blijven, dan kan de aanvraag voor proefverlof binnen zes weken worden gedaan. [A] zal dan verder worden begeleid op het gebied van het ontwikkelen van vaardigheden en bijvoorbeeld het volgen van een assertiviteitstraining. De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door het advies, de daarbij overgelegde aantekeningen en het verhandelde in raadkamer. De verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is op zijn plaats wanneer de bescherming van personen of goederen dat eist én de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde. Veroordeelde heeft in het kader van de onderhavige maatregel reeds een gunstige ontwikkeling doorgemaakt, getuige het feit dat hij in Den Engh de behandeling tot fase vijf met goed gevolg heeft doorlopen en bovendien de equiptraining diverse malen met goed gevolg heeft gevolgd. De gunstige ontwikkeling is gestagneerd op het moment van overplaatsing naar Cadier en Keer. Nadat de veroordeelde zich gedurende geruime tijd aan de maatregel heeft onttrokken, is hij geplaatst in Teylingereind. Na een redelijk positieve start is er thans sprake van een impasse in de behandeling. Veroordeelde ervaart de resocialisatiegroep waar hij momenteel in geplaatst is als zeer onveilig en geeft aan daar ook door groepsgenoten veroorzaakte verwondingen te hebben opgelopen. Mevrouw Pinkers heeft ter zitting aangegeven dat deze groep is samengesteld uit oudere jongens met een andere achtergrond. Voorts heeft zij aangegeven dat zij het in verband met de door veroordeelde ervaren onveiligheid het niet aandurft verlof aan te vragen gezien het hoge risico dat veroordeelde dan niet zal terugkeren naar de inrichting. Bovendien eist het dagelijkse bestaan op de groep zoveel aandacht en energie van veroordeelde op dat er momenteel weinig tot geen ruimte is voor een op de toekomst gerichte behandeling. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet gesproken kan worden van een gunstige ontwikkeling van de veroordeelde, terwijl het voorts zorgelijk wordt geacht dat thans geen zicht bestaat op de termijn waarop deze situatie ten goede zal zijn gekeerd en veroordeelde daadwerkelijk kan gaan beginnen aan resocialisatie en (proef-)verlof. De rechtbank is van oordeel dat deze situatie des te schrijnender is nu veroordeelde binnen Den Engh voortvarend aan zijn behandeling heeft gewerkt en aan het verblijf binnen die inrichting buiten zijn toedoen een einde is gekomen. Ten aanzien van de voorwaarde dat de maatregel moet dienen ter bescherming van personen en goederen overweegt de rechtbank dat de gedragsdeskundige op grond van de Savry het recidiverisico als matig heeft beoordeeld. Bovendien is veroordeelde gedurende de periode dat hij zich aan de maatregel heeft onttrokken, voor zover bekend, niet in contact geweest met de politie terwijl hij in die periode zelfstandig heeft gewoond, heeft gewerkt en een hobby heeft uitgeoefend. De rechtbank is van oordeel dat het recidiverisico aanvaardbaar moet worden geacht. Het geheel overziende is de rechtbank van oordeel dat thans niet meer, dan wel in onvoldoende mate, wordt voldaan aan de in de artikelen 77s Sr juncto 77t Sr gestelde voorwaarden voor verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt voldaan, zodat de rechtbank de daartoe strekkende vordering zal afwijzen. BESLISSING De rechtbank wijst de vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen af. Deze beslissing is gegeven te 's-Gravenhage door mrs. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter, B.M. Kortenhorst, kinderrechter, en H. Steenhuis, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.H.M. van Toor-van Essen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2008.