Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF5168

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-10-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 103.008.950
Statusgepubliceerd


Indicatie

Werkgever besluit tot reorganisatie uit bedrijfseconomische overwegingen. In de nieuwe organisatie resteren 8 formatie- plaatsen voor de functie “Quality Engineer”. Vier van deze acht plaatsen worden zonder meer toegewezen aan medewerkers van de oude afdeling QMPP, waaronder [W.]. De resterende vier plaatsen worden op basis van anciënniteit toegewezen aan de in aanmerking komende personeelsleden. Werknemer viel daar net buiten. Op verzoek van werkgever heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met werknemer ontbonden. Werknemer heeft herroeping verzocht van die uitspraak op de grond dat is gebleken dat [W.] niet op de hem toegewezen formatieplaats is gaan werken. [W.] heeft van functie geruild met [V.] die derhalve in de plaats van [W.] op de beschikbare formatieplaats is benoemd. [V.] werkte echter niet op de afdeling QMPP en had een lagere anciënniteit dan werknemer. Het hof heeft daarop het geding dat tot de ontbindingsbeschikking heeft geleid heropend op de grond dat de informatie over de functieruil mogelijk tot een ander en voor werknemer gunstig oordeel had kunnen leiden indien die informatie aan de kantonrechter bekend was gemaakt. Na toelichting door de werkgever stelt hof vast dat [W.] de hem toegewezen formatieplaats slechts heeft kunnen verlaten door te ruilen met [V.], die op dat moment al verzekerd was van het behoud van diens functie. Om die reden kan ook geen sprake zijn van schending van de door werkgever toegepaste anciënniteitregel die immers slechts ziet op werknemers die een onderling uitwisselbare functie vervullen en voor wie in de nieuwe organisatie een onvoldoende aantal functies beschikbaar bleef. Evenmin is juist geoordeeld het standpunt van werknemer dat de benoeming van [V.] op de functie van Quality Engineer heeft geleid tot vermindering van het aantal voor hem beschikbare functies omdat de betreffende formatieplaats al was toegewezen aan [W.] en [W.] die plaats slechts wilde verlaten door van functie te ruilen met [V.]. De ruil heeft derhalve niet geleid tot het verlies van een vacature voor werknemer.


Uitspraak

rekestnr. HV 103.008.950 BESCHIKKING VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH, achtste kamer, 6 augustus 2008, gegeven in de zaak van: NETHERLANDS CAR BV, gevestigd te [vestigingsplaats], verzoekster na heropening als bedoeld in de beschikking van dit gerechtshof van 20 december 2007 (R07/00670), verder te noemen: Nedcar, procureur: mr. W.P. de Leeuw, tegen: [X.], wonende te [woonplaats], verweerder na genoemde heropening, verder te noemen: [geïntimeerde], procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann, 1. Procesverloop 1.1 Bij hiervoor genoemde beschikking van dit hof van 20 december 2007 heeft het hof op verzoek van [geïntimeerde] het geding heropend, dat tussen Nedcar en [geïntimeerde] heeft geleid tot de onder zaak/repnr. 216438 EJ VERZ 06-818 gewezen beschikkingen van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen (hierna: de kantonrechter) van 26 april 2006 en 24 mei 2006 (hierna gezamenlijk aangeduid als: de ontbindingsbeschikking) tussen Nedcar als verzoekster en [geïntimeerde] als verweerster. Het hof heeft daarbij partijen de gelegenheid geboden bij nader verzoekschrift respectievelijk verweerschrift hun stellingen aan te vullen of te wijzigen als in die beschikking in overweging 4.5.7 was overwogen. 1.2 Voor het verloop van het geding dat heeft geleid tot de ontbindingsbeschikking waarvan herroeping wordt verzocht, verwijst het hof naar de inhoud daarvan en naar de in hoger beroep van die beschikking door dit gerechtshof gegeven beschikking van 20 december 2006 (rekestnr. R06/00957). 1.3 Bij aanvullend verzoekschrift, ter griffie van het hof binnengekomen op 16 juni 2008, heeft Nedcar, kort gezegd, aangegeven dat zij volhardt in haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] en dat zij zich terzake de hoogte van de vergoeding refereert aan het oordeel van het hof. 1.4 De mondelinge behandeling bij het hof heeft plaatsgevonden op 25 juni 2008. Verschenen zijn [Y.] en [Z.] voor Nedcar, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.L.W.G. Houtakkers en [geïntimeerde], bijgestaan door zijn advocaat mr. R.R.F.J. Palmen. Mr. Palmen heeft verweer gevoerd aan de hand van een door hem ter zitting overgelegd aanvullend verweerschrift. Partijen hebben vervolgens hun standpunten toegelicht. 2. De gronden van het verzoek Voor de gronden van het verzoek verwijst het hof naar het als productie 1 overgelegd verzoekschrift van Nedcar van 24 februari 2006 (zoals overgelegd bij het door [geïntimeerde] bij dit hof op 19 juni 2007 ingediende verzoekschrift tot herroeping van de ontbindingsbeschikking) alsmede naar het aanvullend verzoekschrift van 13 juni 2008 dat thans door Nedcar bij het hof is ingediend. Het hof stelt vast dat zowel in het door [geïntimeerde] tegen het verzoekschrift van 24 februari 2006 ingediend verweerschrift als in de beschikking van de kantonrechter van 26 april 2006 wordt verwezen naar een aanvullend verzoekschrift van Nedcar, welk aanvullend verzoekschrift evenwel niet door partijen in dit geding tot herroeping is overgelegd. 3. De beoordeling 3.1 Bij verzoekschrift van 24 februari 2006 heeft Nedcar de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] te ontbinden op grond van een gewichtige reden, bestaande uit een verandering van omstandigheden. Deze verandering was het gevolg van een bedrijfseconomische beslissing om te komen tot een personeelsreductie. Dit heeft geleid tot een reorganisatie van de onderneming in 2005, waarbij onder meer het aantal werknemers dat werkzaam was in de functie van “Quality Engineer II” werd teruggebracht. Nedcar heeft aangevoerd dat in het kader van de herstructurering per 1 juli 2005 nog acht formatieplaatsen beschikbaar waren voor de functie van Quality Engineer II met het aandachtsgebied c.q. werkgebied Supply in de nieuwe afdeling Supply Operations Line Complaints. Van die acht formatieplaatsen werden er vier ingevuld door medewerkers die met een zogenoemde ‘carry-over’ in hun functie overgaan van de op te heffen afdeling QMPP. Nedcar heeft toegelicht dat ‘carry-over’ betekent dat de functie van de betreffende werknemer ongewijzigd in de nieuwe organisatie terugkeert. Voor de overige vier formatieplaatsen werd volgens de toelichting van Nedcar een selectie toegepast op grond van het anciënniteitsbeginsel, door Nedcar aangeduid met de term “ranking”. Die ranking vond plaats tussen medewerkers in wederzijds uitwisselbare functies. Het hof heeft in zijn beschikking van 20 december 2007 (hierna aangeduid als de beschikking tot heropening) vastgesteld dat het standpunt van Nedcar in de ontbindingsprocedure er op neer kwam dat de betreffende medewerkers van de oude afdeling QMPP van Nedcar, waaronder [W.], zonder meer - ongeacht anciënniteit - overgingen naar de nieuwe afdeling SO Line Complaints zodat er nog slechts vier plaatsen op die nieuwe afdeling te vervullen waren. Met toepassing van het anciënniteitbeginsel viel [geïntimeerde] daar net buiten. 3.2 Het hof heeft in de beschikking tot heropening vervolgens overwogen dat daaruit volgt dat het al dan niet ‘carry-over’ overgaan van [W.] naar de nieuwe afdeling cruciaal was voor de vooruitzichten van [geïntimeerde]: indien [W.] niet zou overgaan naar de nieuwe afdeling, zou alsnog een formatieplaats beschikbaar komen. Het hof heeft daarbij relevant geoordeeld dat tussen partijen niet in geschil is dat in dat geval [geïntimeerde] als eerste in aanmerking komt (hij was de eerstvolgende in anciënniteit in aanmerking komende Quality Engineer II supply). 3.3 Daarop heeft het hof in de beschikking tot heropening vastgesteld dat reeds voorafgaand aan de voorgenomen plaat-sing van [W.] op de nieuwe afdeling bij Nedcar bekend was dat [W.] niet op die afdeling zou gaan werken en zou worden vervangen door [V.]. [V.] had echter een andere functie (“Quality engineer I”) en zou bij toepassing van de “ranking” - anders dan [geïntimeerde] - niet in aanmerking zijn gekomen voor de functie van [W.] op de nieuwe afdeling. Het hof heeft geoordeeld dat deze informatie mogelijk tot een ander en voor [geïntimeerde] gunstiger resultaat had kunnen lei-den, indien de rechter en [geïntimeerde] daarmee niet onbekend waren gelaten. Het geding dat heeft geleid tot de beschikking waarbij de arbeidsovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Nedcar werd ontbonden is daarop heropend voor zover het de informatie rond [W.] betreft en de gevolgen die dat moet hebben voor de gevraagde ontbinding en de ontbindingsvergoeding (overweging 4.5.7 van de beschikking van 20 december 2007). 3.4 In het aanvullend verzoekschrift heeft Nedcar bestreden dat de vervanging van [W.] door [V.] voor de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] relevant is. Zij heeft er op gewezen dat zowel [W.] als [V.] bij brief van 15 februari 2005 van haar de bevestiging hadden gekregen dat zij in hun functie aangesteld bleven, waarbij het in het geval van [W.] ging om de functie van Quality Manager II in de nieuwe afdeling Supply Operations Line Complaints en in het geval van [V.] om de functie van Quality Manager I. Zowel [W.] als [V.] waren derhalve verzekerd van het be-houd van hun baan na de reorganisatie. De beide functies waren niet uitwisselbaar omdat er twee salarisgroepen verschil tussen zaten: de functie van [W.] was geplaatst in functiegroep 10 gebaseerd op MBO+/HBO-niveau en die van [V.] in functiegroep 12 gebaseerd op academisch niveau. Na haar brief van 15 februari 2005 ontving Nedcar het verzoek van [V.] om van functie te mogen ruilen met [W.]. Ter zitting heeft mr. [Z.]namens Nedcar desgevraagd verklaard dat de afdeling, waarin [V.] werkzaam was, niet betrokken was bij de reorganisatie. Hij heeft desgevraagd bevestigd dat het verzoek van [V.] in feite een degradatie betrof, maar dat [V.] behoefte had aan meer praktisch gericht werk. Hij behield zijn functie-aanduiding van Quality Manager I, maar zat op de functie van een Quality Manager II. Hij behield zijn oude salaris. Voor Nedcar maakte het (financieel, hof) weinig verschil omdat [W.] als gevolg van zijn carrièreverloop voorafgaand aan zijn indiensttreding bij Nedcar al in een hogere salarisgroep was ingedeeld dan waarop hij als Quality Manager II recht had: [W.] zat weliswaar in functiegroep 10, maar ontving het salaris behorende bij groep 11. Hij is na een doorgroeiperiode van één jaar terecht gekomen in salarisgroep 12, dezelfde salarisgroep als [V.]. Het komt er op neer, aldus [Z.], dat iemand met een hogere functie op een lagere functie is terecht gekomen met behoud van salaris, terwijl [W.] de mogelijkheid kreeg om door te groeien. De achtergrond van de medewerking van Nedcar aan deze ruil was dat [V.] een gewaardeerd medewerker was en door de leiding zo goed werd gevonden dat men dit voor hem over had. Anderzijds had [W.] goed gefunctioneerd in de periode van een half jaar dat hij ten behoeve van bepaalde projecten was uitgeleend aan Line Complaints. 3.5 [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd. Hij heeft allereerst aangevoerd dat Nedcar, met hetgeen zij onder 5 tot en met 22 in het aanvullend verzoekschrift heeft gesteld, is getreden buiten de door het hof in de beschikking tot heropening gegeven instructie aan partijen. Dit zou om die reden buiten de beoordeling door het hof dienen te blijven. 3.5.1 Het hof verwerpt dit standpunt nu de heropening van het geding betrekking heeft op de informatie rond [W.] en de gevolgen die dat moet hebben voor de gevraagde ontbinding en de ontbindingsvergoeding (overweging 3.3 hiervoor) en Nedcar in de genoemde alinea’s de omstandigheden beschrijft rond de ruil tussen [V.] en [W.]. Dit is zonder meer rele-vant voor de beoordeling van de verzochte herroeping van de beslissing tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. 3.6 Voorts heeft [geïntimeerde] bestreden dat er tussen [V.] en [W.] een ruil kon plaatsvinden, omdat de functies niet onderling uitwisselbaar zijn en, als dat wel het geval was geweest, [V.] in de ranking had moeten zijn opgenomen en dan een lagere anciënniteit zou hebben gehad dan [geïntimeerde]. [geïntimeerde] zou dan door het wegvallen van [W.] een plek zijn opgeschoven en dus recht hebben gekregen op de formatieplaats, aldus [geïntimeerde]. 3.6.1 Het hof verwerpt het standpunt van [geïntimeerde]. Hij ziet in zijn redenering over het hoofd dat het door [W.] verlaten van de “formatieplaats” slechts mogelijk werd door diens ruil met [V.]. [V.] had op dat moment reeds de zeker-heid van het behoud van de eigen functie, die niet onderling uitwisselbaar was met de functie van [geïntimeerde] of [W.]. [V.] behoorde derhalve niet tot de groep van werknemers waaruit een selectie moest plaatsvinden voor de resterende formatieplaatsen. De positie van [V.] was aldus niet vergelijkbaar met die van [geïntimeerde]. De door Nedcar gehanteer-de anciënniteitregel hield in dat een collega van [geïntimeerde], die een met [geïntimeerde] vergelijkbare (uitwisselbare) functie vervulde, die óók de onzekerheid had over het behoud van zijn baan na de reorganisatie en die minder anciënniteit had dan [geïntimeerde], niet ten nadele van [geïntimeerde] kon worden benoemd in één van de schaarse voor [geïntimeerde] beschikbare formatieplaatsen. Die situatie deed zich in het geval van [W.] en [V.] echter niet voor. Evenmin deed zich de situatie voor (wat daar verder van zij) dat de benoeming van [V.] op het functieniveau van Quality Manager II tot gevolg heeft gehad dat het aantal op het functieniveau van [geïntimeerde] beschikbare vacatures werd verminderd tegenover het ontstaan van vacatures op een hoger en dus voor [geïntimeerde] op dat moment niet bereikbaar - functieniveau. [W.] had immers al de zekerheid van het behoud van de functie van Quality Manager II, zodat van een vacature geen sprake meer was. Dat [W.] die functie uiteindelijk niet is gaan bekleden, is uitsluitend het gevolg van de ruil met [V.]. Zou, zoals [geïntimeerde] ter zitting heeft betoogd, de ruil niet hebben mogen plaatsvinden dan zou voor [geïnti-meerde] evenmin een vacature zijn ontstaan aangezien [W.] zeker was van het behoud van zijn functie van Quality Manager II. Ook voor [V.] zou het niet doorgaan van de ruil geen gevolg hebben gehad, aangezien ook hij al verzekerd was van het behoud van zijn arbeidsplaats. 3.6.2 Het hof concludeert dat de ruil tussen [W.] en [V.] zonder schending van de door Nedcar gehanteerde anciënniteitregel heeft kunnen plaatsvinden en niet tot gevolg heeft gehad dat een voor [geïntimeerde] beschikbare functie is verloren gegaan. 3.7 Aldus behoeft geen behandeling meer het standpunt van Nedcar dat in het geval de ruil wél in strijd zou zijn met de anciënniteitregel [geïntimeerde] evenmin in aanmerking was gekomen voor een functie van Quality Manager II omdat in dat geval zijn collega [U.], met wie de arbeidsovereenkomst eveneens als gevolg van de reorganisatie was ontbonden, als eerste voor benoeming op die functie in aanmerking was gekomen gelet op diens anciënniteit. 3.8 Hetgeen [geïntimeerde] overigens in het verweerschrift heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hof ziet gelet op de verkregen toelichting van Nedcar geen grond voor herroeping van de beschikking van 24 mei 2006 waarbij de arbeidsovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Nedcar is ontbonden onder toekenning van een vergoeding van € 98.000,- bruto aan [geïntimeerde] ten laste van Nedcar. Het hof wijst derhalve het verzoek tot herroeping af. 3.9 Het hof compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt, zowel voor wat betreft de kosten verbonden aan de proceshandelingen die tot de heropening van het geding hebben geleid als de nadien gemaakte kosten. Het hof oordeelt daarvoor van belang dat weliswaar het verzoek tot heropening is toegewezen, maar dat het verzoek tot herroeping is afgewezen. Daarbij komt dat de grond voor heropening weliswaar ‘bedrog’ is in de zin van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering maar dat is gebleken dat geen sprake is van een opzettelijk bedrieglijk handelen van Nedcar. 5. De uitspraak Het hof: wijst af het verzoek tot herroeping van de tussen partijen onder zaak/repnr. 216438 EJ VERZ 06-818 op 24 mei 2006 gewezen beschikking van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen. compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt, zowel van de procedure die heeft geleid tot de heropening van dat geding als van de procedure nadien. Deze beschikking is gegeven door mrs. Spoor, Slootweg en Van Griensven en uitgesproken ter openbare terecht¬zitting van dit hof van 6 augustus 2008.