Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF5130

Datum uitspraak2008-09-24
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1278 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het Uwv is met de nieuwe beslissing op bezwaar geheel aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen. Vergoeding wettelijke rente. Vergoeding kosten rechtsbijstand in hoger beroep.


Uitspraak

07/1278 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:73a en artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 januari 2007, 06/1911 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 24 september 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M.J. van Dijk, advocaat te Zevenaar, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Het Uwv heeft op 18 oktober 2007 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Bij brief van 20 november 2007 heeft mr. Van Dijk namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de schade, waaronder renteschade, en tot betaling van het griffierecht. Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een reactie te geven op het verzoek van appellante aan de Raad. Daarbij heeft het Uwv aangegeven dat de proceskosten in eerste aanleg zijn betaald aan de griffier van de rechtbank en dat de reiskosten en het griffierecht zijn betaald aan de gemachtigde van appellante. Voor wat betreft de kosten van de getuigedeskundige sluit het Uwv zich aan bij de overwegingen van de rechtbank. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten. II. OVERWEGINGEN Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep. De Raad stelt vast dat de gemachtigde van appellante het hoger beroep heeft ingetrokken aangezien het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 18 oktober 2007 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Nu aldus aan appellante is tegemoetgekomen, is er aanleiding het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de aan appellante verschuldigde wettelijke rente over die na te betalen uitkering dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, gepubliceerd in JB 1995, 314. De Raad overweegt dat, aangezien de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ten aanzien van de proceskosten in verband met de procedure in beroep heeft beslist, en zoals ook uit de brief van 27 december 2007 van het Uwv blijkt dat deze kosten in eerste aanleg zijn betaald aan de griffier van de rechtbank, de reiskosten en het griffierecht zijn betaald aan de gemachtigde van appellante, hier slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling staan. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. Voorts merkt de Raad nog op dat uit artikel 22, vijfde lid van de Beroepswet volgt dat appellante zich met een verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep tot het Uwv kan wenden. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van de wettelijke rente zoals in rubriek II van deze uitspraak aangegeven; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad. Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 september 2008. (get.) H. Bolt. (get.) C. Tersteeg. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. MH