
Jurisprudentie
BF5082
Datum uitspraak2008-09-02
Datum gepubliceerd2008-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers08/3160 VV
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers08/3160 VV
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Arbeidsverplichtingen, intrekking bijstand, niet vervullen arbeidsovereenkomst, redelijkerwijs kunnen beschikken over inkomsten. Betrokkene kan 20 uur werken, sluit arbeidsovereenkomst voor 40 uur, bijstanduitkering geheel ingetrokken.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 08 / 3160 WWB VV
uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde mr. F.H.M. van Oorschot,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
1. Procesverloop
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder 31 maart 2008, inzake de vaststelling van arbeidsverplichtingen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB).
Verzoeker heeft voorts bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 19 mei 2008 (bestreden besluit I), inzake de intrekking van zijn uitkering krachtens de WWB.
Tevens heeft hij op 11 juli 2008 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 15 juli 2008 (bestreden besluit II) heeft verweerder verzoekers bezwaren tegen het besluit van 31 maart 2008 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit II.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 28 augustus 2008, waarbij aanwezig waren verzoeker en zijn gemachtigde en namens verweerder [medewerker verweerder].
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker ontving van verweerder een WWB-uitkering.
Op 25 februari 2008 is hij onderzocht door een arts van Reaned. Deze heeft verzoeker na 25 februari 2008 in staat geacht re-integratiewerkzaamheden te gaan verrichten in een stapsgewijze opbouw van het aantal uren. Op basis van de rapportage van deze arts van 12 maart 2008 heeft verweerder bij besluit van 31 maart 2008 de op verzoeker rustende arbeidsverplichtingen vastgesteld, rekening houdend met een urenopbouw waarbij in de eerste maand 14 uur per week wordt gewerkt, in de tweede maand 20 uur per week, in de derde maand 28 uur per week, in de vierde maand 32 uur per week en per de vijfde maand 40 uur per week. Verzoeker zal worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek voor de werkfabriek.
Verzoeker heeft tegen het besluit van 31 maart 2008 een bezwaarschrift ingediend. Hij meent dat verweerder heeft miskend dat hij ongewijzigd arbeidsongeschikt is. Hij is vanaf januari 2007 onder behandeling van de GGZ Westelijk Noord-Brabant en vanaf maart 2007 bij het VU medisch centrum te Amsterdam. De Reaned-arts heeft, volgens verzoeker, ten onrechte nagelaten ruggespraak te houden met de GGZ en met het VU medisch centrum.
Op 29 april 2008 heeft verzoeker met WorkstaR Roosendaal BV (Workstar) een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van 12 maanden gesloten. Volgens deze overeenkomst treedt verzoeker met ingang van 13 mei 2008 in dienst van Workstar. Hij dient onmiddellijk werk te aanvaarden en te verrichten als het hem door Workstar wordt aangeboden in een van haar productielocaties of bij derden. In artikel 8 van de overeenkomst is bepaald: “Werknemer werkt op basis van een 40-urige werkweek, tenzij anders is overeengekomen.” Het salaris is vastgesteld op € [maandbedrag],- per maand.
Verzoeker is geen werkzaamheden voor Workstar gaan verrichten. Bij brief van 9 mei 2008 heeft zijn gemachtigde aan Workstar meegedeeld dat verzoeker door arbeidsongeschiktheid niet in staat is te gaan werken. Op 12 mei 2008 is verzoeker met psychische klachten opgenomen in het ziekenhuis, waar hij korte tijd heeft verbleven.
Bij bestreden besluit I heeft verweerder verzoekers WWB-uitkering met ingang van 13 mei 2008 beëindigd (de voorzieningenrechter leest: ingetrokken) omdat verzoeker over voldoende inkomsten uit arbeid beschikt.
2.2 Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat hij niet in staat is arbeid te verrichten. De ernst van zijn problematiek blijkt volgens verzoeker uit de door hem overgelegde verklaringen van een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige van de GGZ en een medisch psycholoog bij het Zorgcentrum voor Genderdysforie van het VU medisch centrum. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht de bestreden besluiten te schorsen.
2.3 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Voorzover de beoordeling van dit verzoek meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2.4 In artikel 11, eerste lid, van de WWB is bepaald dat iedere Nederlander, die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege.
In artikel 19, eerste lid, van de WWB is bepaald dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op algemene bijstand indien:
a. het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm; en
b. er geen in aanmerking te nemen vermogen is.
In artikel 31, eerste lid, van de WWB is bepaald dat tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen worden gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
In artikel 54, derde lid, aanhef en onder b, van de WWB is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een besluit tot toekenning van bijstand en ter zake van weigering van bijstand kan herzien of intrekken indien de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend anders dan door schending van een verplichting door betrokkene.
2.5 Verweerder heeft, nadat een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, bij bestreden besluit II een beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift tegen het besluit van 31 maart 2008. Verzoeker heeft tegen bestreden besluit II beroep ingesteld. Met het oog op artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb zal de voorzieningenrechter het verzoek, voor zover het betrekking heeft op het besluit van 31 maart 2008, behandelen alsof het is gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
2.6 Met betrekking tot bestreden besluit II overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder de arbeidsverplichtingen heeft vastgesteld op basis van de rapportage van 12 maart 2008 van een arts van Reaned. Deze arts heeft verzoeker op het spreekuur gezien en hij heeft overleg gepleegd met de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige van de GGZ bij wie verzoeker in behandeling is. Hij heeft de beperkingen en de belastbaarheid van verzoeker neergelegd in een functionele mogelijkhedenlijst.
De Reaned-arts heeft beschreven dat verzoeker structureel functionele beperkingen heeft ten gevolge van ziekte of gebrek. Volgens de arts kampt verzoeker met objectiveerbare psychische klachten. Hij is niet direct inzetbaar in reguliere arbeid maar hij is wel inzetbaar in een werkplaats of in vrijwilligerswerk. Daarbij dient enigszins rekening te worden gehouden met verzoekers psychische kwetsbaarheid. Een begripvolle benadering is gewenst.
Volgens de arts kan verzoeker medisch gezien fulltime werken. Hij heeft een tijdelijke urenbeperking geadviseerd omdat het verstandig is verzoeker bij het inzetten in een traject geleidelijk te belasten met een stapsgewijze opbouw van het aantal uren: de eerste maand 20 uur per week, de tweede maand 28 uur per week, de derde maand 32 uur per week en per de vierde maand 40 uur per week. Met het oog op verzoekers duurzame beperkingen heeft de arts een medisch heronderzoek in september 2008 geadviseerd omdat onzeker is wat het beloop zal zijn in de toekomst.
Verzoeker heeft in de bezwaarprocedure een brief van 12 juni 2008 overgelegd waarin de behandelend sociaal-psychiatrisch verpleegkundige van de GGZ verzoekers psychische gesteldheid beschrijft.
Verzoeker heeft voorts een brief van 7 juli 2008 overgelegd van een medisch psycholoog bij het Zorgcentrum voor Genderdysforie van het VU medisch centrum.
De Reaned-arts heeft in de informatie van de psycholoog geen aanleiding gezien om zijn visie op de mogelijkheden van verzoeker te wijzigen. De arts zegt de betreffende medische problematiek voldoende te hebben meegewogen in zijn oordeel. Verzoeker moet na 25 februari 2008 in staat worden geacht re-integratiewerkzaamheden te gaan verrichten.
Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter worden aangenomen dat de arts van Reaned verzoekers belastbaarheid juist heeft vastgesteld. De informatie die verzoeker in bezwaar heeft overgelegd was de arts bekend en hij heeft bij de vorming van zijn oordeel met die informatie rekening gehouden.
De voorzieningenrechter kent betekenis toe aan het feit dat verweerder het advies met betrekking tot de stapsgewijze opbouw van het aantal uren heeft opgevolgd, en aan die opbouw nog een stap heeft toegevoegd. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat tegen de achtergrond van het advies van de Reaned-arts de urenopbouw aldus opgevat moet worden dat de verplichting om 20 uur te werken eerst ontstaat nadat verzoeker daadwerkelijk een maand 14 uur belast is geweest met werk, en dat ook de volgende stappen pas aan de orde zijn nadat de voorafgaande stap is gerealiseerd.
Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat de arts op termijn van zes maanden een heronderzoek heeft geadviseerd.
Nu naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestreden besluit II in rechte stand zal kunnen houden is er geen aanleiding ten aanzien van dat besluit een voorlopige voorziening te treffen.
2.7 Met betrekking tot bestreden besluit I overweegt de voorzieningenrechter allereerst dat de constatering in dat besluit, dat verzoeker over voldoende inkomsten uit arbeid beschikt, niet juist is. Workstar heeft verzoeker geen salaris betaald. Ter zitting is echter gebleken dat verweerder bedoelt dat verzoeker redelijkerwijs kan beschikken over inkomsten uit arbeid, zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de WWB.
Omtrent dit standpunt van verweerder overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
2.7.1 Vaststaat dat op verzoeker vanaf 13 mei 2008 de verplichting rustte om 14 uur te werken en dat het door de Reaned-arts onverstandig werd geacht om verzoeker meer uren, althans meer dan 20 uur per week te laten werken. Toch heeft verzoeker met Workstar een arbeidsovereenkomst gesloten waarin hij zich verbindt 40 uur per week te werken. Op de zitting heeft verzoeker verklaard dat hem van de zijde van verweerder te verstaan was gegeven dat zijn uitkering zou worden stopgezet als hij weigerde deze overeenkomst met Workstar aan te gaan. Reeds toen achtte hij zich niet in staat op 13 mei 2008 te gaan werken, maar op 12 mei 2008 is hij ook met psychische klachten in het ziekenhuis opgenomen.
Verweerder heeft ter zitting uiteengezet dat hij met Workstar afspraken heeft gemaakt die er op gericht zijn dat Workstar volledige arbeidsovereenkomsten aanbiedt aan mensen die beperkingen bij de inzetbaarheid ondervinden. Workstar betaalt salaris naar een 40-urige werkweek doch houdt bij het opdragen van werkzaamheden rekening met vastgestelde beperkingen. Als een urenbeperking geldt wordt die, volgens verweerder, door Workstar gerespecteerd, terwijl ook dan het volledige salaris wordt uitbetaald.
Volgens verweerder had Workstar de beschikking over de rapportage van de Reaned-arts. Het aanbod van werkzaamheden zou daarop worden afgestemd. Eén en ander zou ook met verzoeker zijn besproken.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker volgens artikel 8 van de arbeidsovereenkomst werkt op basis van een 40-urige werkweek, tenzij anders is overeengekomen. Dat tussen verzoeker en Workstar ‘anders is overeengekomen’, blijkt niet uit de stukken.
Omtrent afspraken die tussen verweerder en Workstar zijn gemaakt over volledige betaling bij onvolledige vervulling van de arbeidsovereenkomst is uit de stukken evenmin gebleken. Ook is niet gebleken dat die afspraken met verzoeker zijn besproken. Verweerder heeft in het geheel geen rapportage overgelegd waaruit blijkt dat verzoekers rechtspositie bij Workstar met hem is besproken.
Ter zitting heeft verweerders gemachtigde verklaard dat Workstar beschikte over het advies van de Reaned-arts. Volgens dat advies kon verzoeker 20 uur werken. Volgens verweerders gemachtigde wist Workstar waarschijnlijk niet dat bij aanvang van de overeenkomst op verzoeker een arbeidsverplichting van 14 uur rustte.
Het voorgaande overziende constateert de voorzieningenrechter dat de arbeidsovereenkomst tussen verzoeker en Workstar volstrekt niet aansloot bij verzoekers mogelijkheden en verplichtingen om arbeid te verrichten. Reeds daarom kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gezegd dat verzoeker redelijkerwijs kon beschikken over een inkomen uit de arbeidsovereenkomst met Workstar.
2.7.2 De voorzieningenrechter overweegt voorts het volgende.
In artikel 7 van de WWB is verweerder een tweeledige opdracht gegeven. Hij dient personen die een bijstandsuitkering ontvangen te ondersteunen bij het verkrijgen van arbeid, en hij dient bijstand te verlenen aan personen die in zodanige omstandigheden verkeren dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
De Reaned-arts heeft geconstateerd dat bij verzoeker sprake is van psychische kwetsbaarheid, dat een begripvolle benadering gewenst is en dat het verstandig is hem bij aanvang van werkzaamheden voor beperkte duur te belasten. Dan moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden vastgesteld dat verzoeker in ieder geval in belangrijke mate behoorde tot de kring van personen die in de omstandigheden verkeren dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Als verzoeker een arbeidsovereenkomst zou zijn aangegaan op grond waarvan hij 14 uur kan werken, brengt dat geen verandering in die positie van verzoeker. Verweerder bleef daarom, met het oog op artikel 7 van de WWB, gehouden hem (aanvullende) bijstand te verlenen.
Ter zitting is namens verweerder verklaard dat de salariskosten die Workstar aan verzoeker verschuldigd zou zijn door verweerders gemeente worden gedragen. De voorzieningenrechter vraag zich af of verweerder, door het opzetten van een dergelijke constructie, niet een situatie heeft gecreëerd waarin de bijstandverlening wordt uitbesteed aan een privaatrechtelijke werkgever, waarbij de bepalingen van de WWB buiten werking worden gesteld en waarbij de bijstandbehoevende onder het regime van de bepalingen van de arbeidsovereenkomst wordt geplaatst. De vraag of zo’n situatie zich voordoet, en of die niet in strijd is met de bepalingen van de WWB, leent zich niet voor beantwoording in het kader van deze voorlopige voorzieningprocedure.
2.7.3 Voorts staat de voorzieningenrechter stil bij de gevolgen waar verweerders opvatting, naast de intrekking van de bijstandsuitkering, toe leiden kan.
Verzoeker heeft met Workstar een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van 12 maanden gesloten. Ter zitting is namens verweerder verklaard dat verzoeker daarom geacht wordt gedurende 12 maanden redelijkerwijs over inkomsten van Workstar te kunnen beschikken. Bij gelijkblijvende omstandigheden zal een nieuwe bijstandsaanvraag gedurende die tijd worden afgewezen.
Deze consequentie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter moeilijk te aanvaarden. Als verzoeker had geweigerd een arbeidsovereenkomst met Workstar aan te gaan had dat volgens de in verweerders gemeente geldende Afstemmings- en handhavingsverordening geleid tot een verlaging van de uitkering gedurende 3 maanden met 100%. Nu verzoeker wel een arbeidsovereenkomst heeft ondertekend en hij de werkzaamheden niet aanvangt wordt hij 12 maanden uitgesloten van bijstandsverlening. Verweerder heeft de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat een dergelijk groot verschil in consequenties van vergelijkbare gedragingen gerechtvaardigd is.
2.8 De voorzieningenrechter staat stil bij de vraag of verzoeker er mogelijk voor had kunnen kiezen, en er mogelijk nog steeds voor kan kiezen, Workstar in rechte aan te spreken tot loonbetaling. Volgens verzoeker heeft Workstar geen loon betaald, is op de ziekmelding niet gereageerd, en is verzoeker niet benaderd door een arbo-dienst.
De voorzieningenrechter acht aannemelijk, dat Workstar de loonvordering van verzoeker niet zal erkennen. Indien het tot een procedure komt, bestaat de gerede kans dat de kantonrechter aan de brief van verzoekers gemachtigde van 9 mei 2008, het daaropvolgende gedrag van Workstar (geen reactie) en de daaropvolgende inactiviteit van verzoeker, de conclusie zal verbinden dat verzoeker en Workstar stilzwijgend met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst hebben beëindigd vóór de aanvangsdatum van 13 mei 2008, zodat een loonvordering wordt afgewezen. Mocht verweerder daar gemotiveerd anders over denken, dan kan hij aan de bijstandverlening de voorwaarde verbinden dat verzoeker zich inspant om loonaanspraken te realiseren. De voorzieningenrechter ziet in mogelijke loonaanspraken van verzoeker jegens Workstar geen beletsel een voorlopige voorziening te treffen.
2.9 Gelet op de in overweging 2.7.1 bereikte conclusie dat niet kan worden gezegd dat verzoeker redelijkerwijs kon beschikken over een inkomen uit de arbeidsovereenkomst met Workstar, alsmede gelet op hetgeen daarna is overwogen, is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat bestreden besluit I in rechte stand zal houden. Nu verzoeker door dat besluit in financiële nood is geraakt, is er aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verweerder zal worden opgedragen bij wijze van voorlopige voorziening aan verzoeker bijstand te verlenen naar de voor hem geldende norm met ingang van de datum van deze uitspraak. De voorziening zal niet ingaan op de datum waarop de bijstandsuitkering werd ingetrokken, nu niet valt uit te sluiten dat verweerder met betrekking tot de sindsdien verstreken periode een maatregel zal treffen die in rechte stand kan houden.
2.10 Nu het verzoek wordt toegewezen dient het griffierecht aan verzoeker te worden vergoed.
Tevens zal de voorzieningenrechter verweerder veroordelen in de proceskosten van verzoeker, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag. Aangezien verzoeker met een toevoeging procedeert moeten die kosten worden betaald aan de griffier, waarvoor een acceptgiro zal worden toegezonden.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe in die zin dat het besluit van verweerder van 19 mei 2008 met ingang van de datum van deze uitspraak wordt geschorst;
bepaalt dat verweerder bij wijze van voorlopige voorziening met ingang van de datum van deze uitspraak aan verzoeker bijstand verleent naar de voor verzoeker geldende norm;
gelast dat de gemeente Roosendaal aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 39,- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 644,-, te betalen door de gemeente Roosendaal aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, en in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 september 2008.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: 15 september 2008