
Jurisprudentie
BF5055
Datum uitspraak2008-09-26
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1124 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1124 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Proceskostenvergoeding. Terecht verzoek om aanvullende vergoeding van kosten afgewezen. Instituut Psychosofia.
Uitspraak
07/1124 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 januari 2007, 06/2692 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij uitspraak van 16 april 2004 in de gedingen tussen partijen met zaaknummers 02/6085 WAO en 03/2674 WAO heeft deze Raad, voor zover thans van belang, het Uwv in de proceskosten van appellant in eerste aanleg en in hoger beroep veroordeeld, in beide instanties begroot op € 644,-.
2. Bij brief van 2 december 2004 heeft appellant – voor zover thans nog van belang – aan het Uwv verzocht een schadebesluit te nemen inzake de kosten van de in bovengenoemde gedingen ingeschakelde adviseur, te weten het Instituut Psychosofia. Bij besluit van 24 januari 2006 heeft het Uwv op dit verzoek afwijzend beslist. Bij het thans bestreden en op bezwaar genomen besluit van 23 mei 2006 heeft het Uwv deze afwijzing gehandhaafd.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 6 oktober 2006, (LJN: AY9651) als haar oordeel gegeven dat, gelet op het limitatieve en forfaitaire karakter van de – exclusieve – regeling van de proceskostenveroordeling zoals neergelegd in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht, niet op grond van artikel 8:73, eerste lid, van de Awb een (aanvullende) veroordeling in de proceskosten kan worden uitgesproken en dat voor een vergoeding van deze kosten via de weg van een verzoek om een zuiver schadebesluit evenmin plaats is. Uit de plaats en de strekking van artikel 8:75 van de Awb moet worden afgeleid dat hiermee een exclusieve mogelijkheid aan de bestuursrechter wordt geboden om een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.1. De Raad onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en maakt dit tot het zijne.
4.2. De Raad voegt hieraan toe dat hij in de in rechtsoverweging 1 genoemde gedingen al in hoogste instantie bij uitspraak van 16 april 2004 onherroepelijk heeft beslist over alle in die beroepsprocedure gevallen kosten. Het Uwv heeft derhalve terecht het verzoek om aanvullende vergoeding van kosten afgewezen.
5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht in dit geding geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 september 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
TM