
Jurisprudentie
BF4864
Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers191719 HA ZA 08-1162
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers191719 HA ZA 08-1162
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzetzaak; niet voldaan aan het vereiste van concentratie van verweer i.d.z.v. art. 128 lid 3 Rv in de verzetdagvaarding, zodat het recht vervalt om nadien - ter comparitie - alsnog principale verweren op te werpen. Reeds om die reden wordt het verzet ongegrond verklaard en het verstekvonnis bekrachtigd.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team Handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 191719 / HA ZA 08-1162
Vonnis in verzet van 1 oktober 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Onstwedde,
opposante,
advocaat mr. B.J. Visser,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HGM CONSULTANTS BV,
gevestigd te Breda,
geopposeerde,
advocaat mr. N. van Bruggen.
Partijen zullen hierna “[eiser]” en “HGM” worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 juli 2008 met de daarin reeds genoemde stukken,
- het proces-verbaal van comparitie van 22 september 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1 HGM heeft in de verstekprocedure gevorderd [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan HGM tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van eur 8.012,51, te vermeerderen met de contractuele rente over het verschuldigde factuurbedrag, zijnde 1,5 % per maand, vanaf 4 maart 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met eur 1.234,48 ter zake incassokosten, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
2.2 Bij het verstekvonnis d.d. 29 augustus 2007 zijn de vorderingen van HGM toegewezen en is [eiser] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van HGM gevallen, tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal eur 754,85.
2.3 [eiser] vordert in het verzet haar te ontheffen van de veroordeling, tegen haar uitgesproken bij vonnis door de rechtbank Breda op 29 augustus 2007 tussen HGM als eiseres en [eiser] als gedaagde bij verstek en HGM te veroordelen in de kosten van het verzet.
3. De beoordeling
3.1. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiser] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
3.2 Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de volgende feiten:
- Bij schriftelijke overeenkomst d.d. 6 april 2006 zijn partijen onder meer overeengekomen dat HGM - kort samengevat - werkzaamheden verricht met betrekking tot het verkrijgen van subsidies ten behoeve van [eiser], waarbij [eiser] bij toekenning van de subsidie een provisiebedrag van 15% over de toegekende subsidie aan HGM verschuldigd is.
- Op voornoemde overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van HGM van toepassing.
- Op 31 januari 2007 heeft Samenwerkingsverband Noord-Nederland een subsidie toegekend aan [eiser] h.o.d.n. Landgoed Barkelazathe.
- HGM heeft op 2 februari 2007 een factuur met het nummer 27042 ten bedrage van eur 8.012,51 aan [eiser] verzonden, welke factuur laatstgenoemde onbetaald heeft gelaten.
3.3 HGM heeft aan haar bij inleidende dagvaarding ingestelde vordering ten grondslag gelegd, dat zij uit hoofde van de tussen patijen gesloten overeenkomst aanspraak heeft op betaling van een bedrag in hoofdsom van eur 8.012,51 door [eiser], zijnde het provisiebedrag van 15% over de aan [eiser] toegekende subsidie.
3.4 [eiser] heeft daartegen in de verzetdagvaarding aangevoerd dat - bij gebrek aan kennis van oorzaak of titel van de vordering van HGM - haar niets bekend is omtrent een schuld aan HGM en dat zij evenmin bekend is met HGM, zodat zij zich niet gehouden acht een bedrag te betalen dat zij niet verschuldigd is aan HGM.
3.5 Op grond van artikel 147 Rv dient een exploot van verzet aangemerkt te worden als een conclusie van antwoord, zodat ook ten aanzien van de verzetdagvaarding geldt, dat deze moet voldoen aan het vereiste van concentratie van verweer, zoals verwoord in artikel 128 lid 3 Rv.
Dit vereiste betekent onder meer, dat ten minste enig principaal verweer moet worden aangevoerd, bij gebreke waarvan het recht vervalt om nadien nog principale verweren op te werpen. Nu [eiser] zich slechts op het standpunt stelt dat haar niets bekend is omtrent een schuld aan HGM en zij bij gebrek aan wetenschap betwist een bedrag aan HGM verschuldigd te zijn, hebben de stellingen van [eiser] geen betrekking op de grondslag van de bij inleidende dagvaarding ingestelde vordering van HGM en kan er aldus van enig principaal verweer geen sprake zijn.
Dit geldt temeer, nu [eiser] ter gelegenheid van de comparitie van partijen expliciet heeft erkend wel bekend te zijn met HGM en contact te hebben gehad met HGM in verband met het trachten te verkrijgen van subsidies. Het vorenstaande brengt met zich mee, dat - nu [eiser] heeft nagelaten bij verzetdagvaarding enig principaal verweer te voeren - het recht is komen te vervallen om later alsnog principale verweren op te werpen, zodat reeds om die reden het verzet ongegrond moet worden verklaard en de overige geschilpunten die nadien ter comparitie aan de orde zijn gesteld geen (nadere) bespreking en beslissing meer behoeven.
3.6 Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden bekrachtigd.
3.7 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van HGM begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 384,00 (1,0 punt × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 384,00
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. bekrachtigt het door deze rechtbank op 29 augustus 2007 onder zaaknummer / rolnummer 178426 / HA ZA 07-1306 gewezen verstekvonnis, inclusief de in dat vonnis uitgesproken proceskostenveroordeling,
4.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van HGM gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van eur 384,00 .
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2008.