Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF4802

Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers97085 KG ZA 266 van 2008
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verbod ontruiming camping Pooksbelten Almelo afgewezen. Ruim de tijd gehad om vervangende woonruimte te zoeken en te vinden. Dat eiser dakloos wordt door ontruiming was reeds sinds lange tijd voor een ieder een voorzienbaar gevolg. Geen acute noodsituatie. Geen aanleiding om aan te nemen dat in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter tot ontruiming wordt vernietigd.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 97085 KG ZA 266 van 2008 datum vonnis: 1 oktober 2008 (h) Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, verder te noemen [eiser], advocaat: mr. G.J. Hollema, tegen het publiekrechtelijk lichaam de gemeente Almelo, zetelend te Almelo, gedaagde, verder te noemen de gemeente, advocaat: mr. R.W.A. Kroon. Het procesverloop [eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter zitting van 1 oktober 2008. Ter zitting zijn partijen (de gemeente in de persoon van [X], [Y] en [Z]) en de advocaten verschenen. De standpunten zijn toegelicht. Vonnis is bepaald op heden. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing 1. In deze zaak staat het navolgende vast: a. [eiser] woont sinds maart 2004 in een niet verplaatsbare stacaravan op camping “De Pooksbelten” te Almelo, dit op basis van een mondelinge huurovereenkomst met de toenmalige exploitant, de heer Van ’t Hag; b. de gemeente was en is eigenaar van het campingterrein. Sinds 1973 was op dat terrein een erfpachtrecht gevestigd ten behoeve van Van ’t Hag. Bij akte van 23 februari 2007 heeft Van ’t Hag afstand gedaan van dit erfpachtrecht en heeft de gemeente de opstallen, infrastructuur, inventarissen, bedrijfsmiddelen en klantenbestanden van hem gekocht; c. na de aankoop heeft de gemeente de camping gesloten. Bij brief van 17 april 2007 heeft zij de huurovereenkomst aan [eiser] opgezegd tegen 31 december 2007; d. de gemeente heeft [eiser] in rechte betrokken en de ontruiming van diens staanplaats gevorderd. De kantonrechter heeft [eiser] bij vonnis in kort geding van 8 juli 2008 ver-oordeeld tot ontruiming van zijn staanplaats per 1 oktober 2008, met machtiging van de gemeente om de ontruiming desnoods zelf te bewerkstelligen, dit op voorwaarde dat de gemeente hem een vergoeding betaalt van € 3.000,- en de kosten van ontruiming, afbraak en afvoer voor eigen rekening neemt; e. de gemeente is voornemens de staanplaats van [eiser] op 2 oktober 2008 te ontruimen. 2. [eiser] heeft betoogd dat hij appèl heeft ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. In dat appèl vordert hij dat als voorwaarde voor ontruiming tevens wordt bepaald dat de gemeente hem een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten zal betalen van € 5.135,88 en dat hij over passende vervangende woonruimte moet beschikken. [eiser] is er tot op heden nog niet in geslaagd passende vervangende woonruimte te vinden. Ondanks het feit dat de gemeente heeft toegezegd om voor elke situatie een passende oplossing te vinden, heeft de gemeente niets voor hem gedaan. De gemeente wilde pas helpen, als [eiser] een standaardovereenkomst zou tekenen, waarin stond dat hij bemoeizorg moest dulden. Hij heeft de standaardovereenkomst niet getekend, omdat hij de garantie wilde dat de gemeente de in de overeenkomst genoemde bedragen ook werkelijk zou betalen en dat hij een woning zou krijgen en wilde weten wat de bemoeizorg zou inhouden: die garantie en duidelijkheid wilde de gemeente niet geven. Bij brief van 24 september 2008 heeft hij de gemeente verzocht voorlopig niet tot ontruiming over te gaan zolang hij nog niet over vervangende woonruimte beschikt, althans zolang niet door het gerechtshof te Arnhem (hierna: het hof) op zijn appèl is beslist. De gemeente heeft dat echter geweigerd. Op grond van het vorenstaande heeft [eiser] gevorderd dat de voorzieningenrechter de gemeente zal verbieden het vonnis van de kantonrechter van 8 juli 2008 ten uitvoer te leggen voordat [eiser] over passende vervangende woonruimte beschikt, althans voordat het hof onherroepelijk zal hebben beslist op het door hem ingestelde appèl, met handhaving van de water- en electriciteitsvoorzieningen gedurende die termijn. 3. De gemeente heeft de vordering van [eiser] gemotiveerd betwist. In het navolgende zal de voorzieningenrechter voor zover nodig nader op dat verweer ingaan. 4.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeente niet heeft betwist dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Mitsdien kan daarvan worden uitgegaan. 4.2. De ontruiming is gebaseerd op het vonnis van de kantonrechter van 8 juli 2008. Het is gesteld noch gebleken dat dat vonnis een feitelijke of juridische misslag bevat. 4.3. Bij haar brief van 17 april 2007 heeft de gemeente de huurovereenkomst met [eiser] opgezegd tegen 31 december 2007. Dit betekent dat [eiser] in feite op laatstgenoemde dag zijn staanplaats al ontruimd had moeten hebben. Bij vonnis van 8 juli 2008 heeft de kanton-rechter in kort geding de vordering van de gemeente tot ontruiming toegewezen en bepaald dat die uiterlijk op 1 oktober 2008 moet hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat [eiser] in totaal anderhalf jaar de tijd heeft gehad om vervangende huisvesting te zoeken en te vinden. Het mag aangenomen worden dat de kantonrechter bij de vaststelling van de uiterlijke ont-ruimingsdatum rekening heeft gehouden met het feit dat [eiser] elders onderdak moest zien te vinden. Vooralsnog is de voorzieningenrechter van oordeel dat van [eiser] verwacht mocht en mag worden dat hij in staat was om binnen de termijn van anderhalf jaar passende vervangende huisvesting te vinden. Voorts geldt dat, indien geoordeeld zou worden dat de ontruiming pas dan plaats kan vinden als [eiser] passende woonruimte elders gevonden heeft, de ontruimingstermijn de facto slechts door [eiser] wordt bepaald, hetgeen, gezien ook in het licht van het oordeel van de kantonrechter (zie ook rechtsoverweging 4.4.) dat de gemeente een spoedeisend belang heeft bij ontruiming, als onwenselijk en onredelijk moet worden aangemerkt. Dat [eiser] dakloos zou worden als hij niet voor de ontruimingsdatum elders woonruimte zou hebben gevonden, was een voor ieder voorzienbaar gevolg van het ontruimingsvonnis en maakt niet dat er nu een (acute) noodsituatie is ontstaan, op grond waarvan de executie van het ontruimingsvonnis voorlopig zou moeten worden verboden. Voorts geldt in dit verband dat [eiser] zijn kansen op de woningmarkt aanzienlijk heeft beperkt door slechts te zoeken naar een woning met bedrijfsruimte: dit komt voor zijn rekening en risico. De voorzieningenrechter verwerpt het verweer dat de gemeente zich onvoldoende heeft inge-spannen om passende woonruimte te vinden voor [eiser]. De gemeente heeft zich bereid verklaard te bemiddelen en heeft daartoe een standaardovereenkomst ter ondertekening aan-geboden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit gerechtvaardigd is. Er zijn geen valide redenen aangevoerd waarom van [eiser] niet gevergd kon worden dat hij die over-eenkomst zou tekenen. 4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er evenmin aanleiding om de gemeente te verbieden het vonnis van de kantonrechter van 8 juli 2008 ten uitvoer te leggen totdat het hof onherroepelijk op het appèl van [eiser] zal hebben beslist. De kantonrechter heeft zijn vonnis mede gebaseerd op een arrest van het hof in een vergelijkbare zaak, waarnaar in het vonnis wordt verwezen. Die zaak betreft, zo is gebleken, het geschil tussen mevrouw H.R. [A] en de gemeente. Aanleiding tot deze procedure was een vonnis van de kantonrechter in kort geding van 20 december 2007, waarbij [A] was veroordeeld tot ontruiming van haar staanplaats op camping “De Pooksbelten”, uiterlijk op 30 april 2008 en zonder toekenning van enige vergoeding. In het arrest van 10 juni 2008 heeft het hof overwogen: “ .. Allereerst is de vraag aan de orde of er sprake was van een spoedeisend belang bij de door de gemeente gevorderde voorlopige voorziening in eerste aanleg. .. Naar het oordeel van het hof is daarom ook in hoger beroep sprake van een spoedeisend belang. .. Ook de stelling van [A] dat de gemeente geen (spoedeisend) belang heeft bij volledige ontruiming van de camping omdat de gemeente nog geen concrete plannen voor de camping heeft, kan hieraan niet afdoen. .. Het hof stelt voorop, dat het besluit van de gemeente om de camping te sluiten en de huur-overeenkomsten met de zich aldaar bevindende huurders op te zeggen, ook uit oogpunt van het algemeen belang gerechtvaardigd is. .. Naar het oordeel van het hof is het echter, gelet op de volgende omstandigheden, onaanvaardbaar als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW als de gemeente de huurovereenkomst met [A] opzegt zonder daarbij de schade die [A] lijdt als gevolg van dit -op zichzelf rechtmatig- privaatrechtelijk overheidshandelen, te ver-goeden. .. Op de eerste plaats staat vast, dat [A] en haar familie op geen enkele wijze hebben bijgedragen aan de onveilige en onrechtmatige toestanden op de camping. .. Ten tweede heeft de gemeente de huurovereenkomst met [A] opgezegd, terwijl de gemeente wist dat de stacaravan van [A] niet verplaatsbaar was. Hierdoor zou [A] niet alleen haar stacaravan kwijtraken, maar zou zij zelfs kosten moeten maken om de stacaravan af te breken of aan de gemeente de kosten van sloop en verwijdering moeten vergoeden, zonder dat zij hiervoor enige redelijke vergoeding van de gemeente krijgt. Dit klemt temeer nu [A] een uitkering op bijstandsniveau heeft. 5.18 Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. De gemeente mag, gelet op alle om-standigheden, zonder dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaard-baar moet worden geacht, de huurovereenkomst met [A] opzeggen als zij daar een schadevergoeding van € 3.000,-, zoals door haar eerder is aangeboden, tegenover stelt en de kosten van sloop en verwijdering van de stacaravan voor haar rekening neemt. .. ”. [eiser] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan aannemelijk is dat het hof in zijn appèl de beslissing van de kantonrechter tot ontruiming zal vernietigen. Ook als het hof zou oordelen dat een hogere vergoeding dan € 3.000,- op zijn plaats is, doet dat niets af aan de beslissing tot ontruiming. Er bestaat dan ook geen grond tot het opleggen van het door [eiser] gevorderde verbod. 4.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient de vordering van [eiser] afgewezen te worden. Als de in het ongelijk gestelde partij dient hij in de proceskosten van de gemeente te worden veroordeeld. De beslissing De voorzieningenrechter: I. wijst de vordering af; II. veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 254,- aan verschotten en € 527,- aan salaris van de advocaat. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Haarhuis, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.