Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF4772

Datum uitspraak2008-09-22
Datum gepubliceerd2008-10-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/670213-08 (promis)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling wegens poging doodslag. Voorwaardelijk opzet. Eis 36 maanden gevangenisstraf waarvan 12 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Raadsman pleit voor lagere straf. Oordeel rechtbank 18 maanden gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging conform advies.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht parketnummer: 18/670213-08 (promis) datum uitspraak: 22 september 2008 op tegenspraak raadsman: mr. E.P. Groot V O N N I S van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [Verdachte], geboren te Nador (Marokko) in 1979, wonende te [woonplaats], thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2008. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 29 mei 2008 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een (stuk) glas, althans scherp en/of puntig voorwerp, tegen/in diens hals en/of nek heeft geslagen, althans getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij op of omstreeks 29 mei 2008 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een (stuk) glas, althans scherp en/of puntig voorwerp, tegen/in diens hals en/of nek heeft geslagen, althans getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij op of omstreeks 29 mei 2008 in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een (stuk) glas, althans scherp en/of puntig voorwerp, tegen/in diens hals en/of nek heeft geslagen, althans getroffen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 2. hij op of omstreeks 29 mei 2008 in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer2]), glas tegen de grond heeft gegooid, althans laten vallen, en/of een tafel met glazen heeft omgegooid/getrapt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer2] door (een) glas(scherf) werd geraakt/getroffen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; Vrijspraak De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Bewijsvraag Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het hem onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Standpunt van de verdediging Namens verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet kan worden bewezen nu er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte met een glas heeft geslagen. De gehoorde getuigen leggen daarover geen eenduidige verklaringen af. Volgens de raadsman kan de verwonding van het slachtoffer veroorzaakt zijn door rondvliegend glas of doordat het slachtoffer op de grond is gevallen waar glas lag. De raadsman heeft gesteld dat slechts het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Oordeel van de rechtbank Verdachte heeft in de nacht van 28 op 29 mei 2008 in café De Troubadour (Shadrak) het slachtoffer [slachtoffer] geslagen. Er zijn, naast de verklaring van de aangever en die van verdachte, meerdere getuigen die hebben gezien dat verdachte heeft geslagen. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte daarbij een glas in zijn hand hield. De door de raadsman voorgestelde gang van zaken -het vallen van het slachtoffer in glas dan wel geraakt zijn door rondvliegend glas, waardoor de geconstateerde verwonding in combinatie met het daarbij optredende bloedverlies ontstaan zou zijn- is naar het oordeel van de rechtbank onverenigbaar met de door de rechtbank te hanteren volgende bewijsmiddelen. De getuige [getuige] verklaart dat hij, nadat verdachte het slachtoffer had geslagen, zag dat het slachtoffer na de slag hevig bij zijn hals begon te bloeden. Aangever [slachtoffer] verklaart dat hij zag dat verdachte een glas in zijn hand had, voordat deze hem sloeg, terwijl getuige Nalander verklaart dat ze (een man met het signalement van) verdachte met een kapot glas in zijn hand zag staan. Uit de medische verklaring die omtrent de verwondingen is opgemaakt blijkt dat het gaat om snijwonden. Een dergelijke verwonding en daarmee gepaard gaand bloedverlies acht de rechtbank wel mogelijk indien geslagen is met een scherp voorwerp, zoals een (gebroken) glas, doch niet door een val op de grond waarop stukken glas liggen of door rondvliegend glas, zodat de rechtbank bewezen acht dat verdachte door met een glas te slaan het slachtoffer heeft verwond. Door iemand met een glas in de halsstreek te slaan heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de door met het glas toegebrachte verwondingen deze daardoor zou komen te overlijden. Met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen: De verklaring van verdachte ter terechtzitting, zakelijk weergegeven: Ik ben die avond in Shadrak geweest. Het slachtoffer duwde mij en ik viel op de grond. Ik heb hem gelijk een klap gegeven. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 29 mei 2008, opgenomen op pagina 17 e.v. van dossier nr. 08-004552 d.d. 9 juni 2008, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven: Ik was met [getuige], [slachtoffer2] en nog een Fins meisje in uitgaansgelegenheid Shadrak in Groningen. Ik kwam terug bij m'n vrienden en was nog in stemming van de dansvloer en duwde een voor mij onbekende jongen weg. Vervolgens werd ik direct door die jongen geslagen met een glas. Het bierglas brak in mijn nek. Hierdoor voelde ik pijn. Vervolgens zag ik allemaal bloed op mijn shirt. En ook stukjes glas. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 29 mei 2008, opgenomen op pagina 29 e.v. van dossier nr. 08-004552 d.d. 9 juni 2008, inhoudende de verklaring van [slachtoffer2], zakelijk weergegeven: Ik was met [slachtoffer], [betrokkene] en [getuige] in Shadrak in Groningen. Ik was op de dansvloer en zag opeens een jongen met een kapot glas in de hand: hij is heel donker, langer dan 1.73 m. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 mei 2008, opgenomen op pagina 20 e.v. van dossier nr. 08-004552 d.d. 9 juni 2008, inhoudende de verklaring van [getuige2], zakelijk weergegeven: Ik ben assistent-bedrijfsleider in Shadrak. De verdachte is een bekende van Shadrak, hij komt hier bijna wekelijks. Hij wordt [bijnaam1] of [bijnaam2] genoemd. Ik zag ineens dat de Marokkaanse verdachte naar het slachtoffer liep en hem sloeg. Ik heb gezien dat hij iemand een keer heeft geslagen. Hij heeft iemand geslagen op hoofdhoogte. Ik zag dat de verdachte bewust met kracht heeft geslagen. Vervolgens zag ik dat het mannelijke slachtoffer hevig bloedde. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 29 mei 2008, opgenomen op pagina 27 e.v. van dossier nr. 08-004552 d.d. 9 juni 2008, inhoudende de verklaring van [getuige], zakelijk weergegeven: Eén van mijn vrienden, [slachtoffer] kreeg problemen met een voor mij onbekende man. Ik zag dat deze man [slachtoffer] ineens een klap gaf. Ik zag dat gelijk hierop [slachtoffer] hevig bij zijn hals begon te bloeden. De man die geslagen heeft is een lange dunne man met een Arabisch uiterlijk. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 29 mei 2008 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een glas tegen diens hals en/of nek heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Kwalificatie Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op: Poging tot doodslag Strafbaarheid van verdachte Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 21 augustus 2008, opgemaakt door B.T. Takkenkamp, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 25 augustus 2008, opgemaakt door M.G.J. Nijhuis-Quanjel, klinisch psycholoog. De conclusie van het psychiatrische rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt en ten tijde van het delict leed aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens, het best te kwalificeren als periodieke explosieve stoornis (zeer waarschijnlijk mede als gevolg van de hersenbeschadiging na het auto-ongeluk in 1998). Er kan op dit moment gesproken worden van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijk-heidsstoornis n.a.o. De conclusie van de psychologische rapportage luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt en ten tijde van het delict leed aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale kenmerken en een ziekelijke stoornis in de vorm van een hersenorganische stoornis, alsmede een ernstige verslaving aan alcohol en weed. Beide gedragsdeskundigen constateren dat het overmatige alcoholgebruik een rol heeft gespeeld, doch zij verschillen van mening over de mate. De psycholoog concludeert dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht terwijl de psychiater vanwege de culpa in causa-gedachte met betrekking tot het alcoholgebruik concludeert tot volledige toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank kan zich met de diagnostische conclusies verenigen en neemt deze over. Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte oordeelt de rechtbank dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank overweegt daarbij dat zij niet uitgaat van een absolute aanname van culpa in causa doch de conclusie van de psycholoog onderschrijft dat het tenlastegelegde ook had kunnen gebeuren wanneer verdachte niet of minder zou hebben gedronken. Zij betrekt in deze overweging uitdrukkelijk de ter terechtzitting door de getuige-deskundige Takkenkamp gemaakte nuancering met betrekking tot de oorzakelijkheid van het alcoholgebruik: ook zonder of met minder alcoholgebruik zou het tenlastegelegde hebben kunnen gebeuren, doch minder snel (alcohol "zette de turbo erop"). De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, proeftijd 3 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, alsmede dat verdachte zich gedurende minimaal 6 maanden klinisch zal laten behandelen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek. Standpunt van de verdediging Door de raadsman is primair aangevoerd dat verdachte niet voor het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde kan worden veroordeeld, doch slechts voor het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde (eenvoudige mishandeling). Op grond hiervan heeft de raadsman gepleit voor een lagere straf. Oordeel van de rechtbank Verdachte heeft een ernstig feit begaan. Hij heeft zich op 29 mei 2008 in een uitgaansgelegenheid zodanig gewelddadig gedragen dat een ander daardoor gewond is geraakt. Verdachte heeft met een glas in de hand het slachtoffer geslagen in de hals/nek en derhalve op een zodanig kwetsbare plaats dat gemakkelijk verwondingen met ernstige gevolgen, tot aan de dood toe, hadden kunnen ontstaan. Het is een kwestie van geluk geweest dat verdachte's gedrag bij het slachtoffer niet tot ernstiger gevolgen heeft geleid. De rechtbank neemt in aanmerking dat op grond van vorenvermelde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages, ter terechtzitting nader uiteengezet door de getuige-deskundige Takkenkamp, is geconcludeerd dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. De rechtbank houdt bij de bestraffing rekening met verdachte's documentatie op het gebied van geweldsdelicten. Hij is in 2006 veroordeeld tot gevangenisstraf opgelegd ter zake van poging tot doodslag en in 2004 wegens mishandeling. De rechtbank constateert dat er sprake is van een patroon waarbij verdachte in door hem als dreigend ervaren situaties (zeer) gewelddadig reageert. De deskundigen hebben aangegeven dat er een verband bestaat tussen de persoonlijkheidsstoornis van verdachte en het bewezenverklaarde strafbare feit. Verdachte zal, ter verkleining van de kans op herhaling, een behandeling kunnen en moeten ondergaan. Verwacht mag worden dat een klinische behandeling een verandering ten goede teweeg kan brengen. De deskundigen schatten in dat een ambulante behandeling geen kans van slagen heeft nu verdachte zich in het verleden herhaaldelijk niet heeft gehouden aan afspraken met de Ambulante Forensische Psychiatrie. Ter terechtzitting heeft de deskundige Takkenkamp verklaard dat bij verdachte sprake is van complexe problematiek en dat alleen een langdurige klinische behandeling daarin verbetering kan brengen. De vereiste behandeling zal naar mening van deze deskundige zodanig langdurig zijn dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden -gelet op de maximale duur daarvan- mogelijk niet lang genoeg zou duren. De rechtbank, die deze conclusies heeft overgenomen, komt mede op basis daarvan tot het oordeel dat naast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet worden opgelegd. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het onder 1 primair bewezenverklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Het door hem begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts vereist de veiligheid van anderen het opleggen van die maatregel, zodat aan de wettelijke voorwaarden tot oplegging van deze maatregel voldaan is. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar. - verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. - verklaart het onder 1 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot: een gevangenisstraf voor de duur van ACHTTIEN MAANDEN. Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht. Gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, H.J. Bastin en G. Laman, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2008.