
Jurisprudentie
BF4227
Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers242963 / HA ZA 08-166
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers242963 / HA ZA 08-166
Statusgepubliceerd
Indicatie
Executoriaal derdenbeslag, verplichting tot doen verklaring door derde inmiddels vervallen door toepassing WSNP op beslagene?
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 242963 / HA ZA 08-166
Vonnis van 1 oktober 2008
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
FCE BANK PLC,
handelend onder de naam VOLVO CAR FINANCE NETHERLANDS,
gevestigd te Beesd,
eiseres,
advocaat mr. J.P.H.C. Swarts,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOKAM B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. E. den Hartog.
Partijen zullen hierna Fce Bank en Hokam genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 maart 2008, waarbij een comparitie van partijen werd gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 20 juni 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Fce Bank en de heer [x], handelend onder de naam De Burght Vastgoed te Boskoop (hierna: [x]) hebben in 2007 een procedure gevoerd voor de kantonrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage, locatie Alphen aan de Rijn, die bekend is onder nummer 673025 CV EXPL 07-1359.
2.2. De kantonrechter voornoemd heeft bij vonnis d.d. 26 juni 2007 onder meer het navolgende beslist:
“1. veroordeelt gedaagde partij (lees: [x]) tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij (lees: Fce Bank) te betalen de som van € 14.350,02, met de contractuele rente over € 11.130,63 vanaf 1 juni 2007 tot de dag der algehele voldoening;
(…)
4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad […]”
2.3. Bij het exploit van 19 juli 2007 heeft Fce Bank uit hoofde van het hiervoor genoemde vonnis executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van [x] onder Hokam, de werkgever van [x]. Hokam is aangezegd om het bijgesloten formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) in te vullen en te retourneren aan Van Vliet & Hardy Gerechtsdeurwaarders te Leiden (hierna: de gerechtsdeurwaarder).
2.4. Door middel van de brief van 26 juli 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder aan Hokam het volgende bericht, voor zover van belang:
“(…)
Wij adviseren u het aan het derdenbeslag gehechte formulier (de zgn. verklaring) uiterlijk 17 augustus 2007 ingevuld aan ons kantoor te retourneren.
Hiertoe bent u wettelijk gehouden krachtens art. 476a Rv. […]”
2.5. Per brief van 24 september 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder aan Hokam het volgende meegedeeld, voor zover van belang:
“(…)
Tot op heden hebben wij de verklaring derdenbeslag nog niet ingevuld van u retour ontvangen, zulks ondanks ons schriftelijk verzoek van 26 juni 2007.
Wij verzoeken u de verklaring (zijnde het formulier als bedoeld in art.476a Rv) uiterlijk 27 september 2007 ingevuld aan ons toe te sturen onder vermelding van bovengenoemd referentienummer. […]”
2.6. Op 3 oktober 2007 is op [x] de schuldsaneringsregeling van de WSNP van toepassing verklaard.
2.7. Bij brief van 10 oktober 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder aan Hokam het volgende meegedeeld, voor zover van belang:
“(…)
Ten laste van [x], [adres] hebben wij op 19 juli 2007 onder u executoriaal beslag gelegd.
Tot op heden hebben wij de verklaring derdenbeslag nog niet ingevuld van u retour ontvangen, zulks ondanks onze schriftelijke verzoeken van 26 juli 2007 en 24 september 2007.
Thans sommeren wij u de verklaring (zijnde het formulier als bedoeld in art. 476a Rv) uiterlijk 12 oktober 2007 ingevuld aan ons toe te sturen onder vermelding van bovengenoemd referentienummer.
Blijft het vorenstaande uit, dan zijn wij genoodzaakt u te dagvaarden tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd. […]”
3. Het geschil
3.1. Fce Bank vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Hokam te veroordelen:
1. aan Fce Bank te betalen een bedrag van EUR 16.141,00, zijnde het bedrag waarvoor beslag is gelegd, als ware Hokam daarvan zelf schuldenaar;
2. aan Fce Bank rente te betalen, zijnde de wettelijke rente over EUR 16.141,00 vanaf de datum van beslaglegging, te weten 19 juli 2007, subsidiair vanaf een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen, meer subsidiair vanaf de dag der dagvaarding, zulks tot aan de dag der algehele afwikkeling;
3. in de kosten van het geding;
4. aan Fce Bank de wettelijke rente te betalen over de geliquideerde gedingkosten indien en voor zover deze niet binnen 14 dagen na vonniswijzing zijn betaald, tot aan de dag van de uiteindelijke voldoening.
3.2. Hokam voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de termijn die Fce Bank aan Hokam heeft gesteld tot het doen van de verklaring in de zin van artikel 476a Rv, eindigde op 12 oktober 2007.
4.2. De kern van het geschil betreft de vraag of door het feit dat op [x] per 3 oktober 2007 de schuldsaneringsregeling van de WSNP van toepassing is verklaard, de verplichting van Hokam tot het afleggen van de verklaring derdenbeslag als bedoeld in artikel 476a Rv, is komen te vervallen. In dat geval is Fce Bank immers niet in verzuim met het afleggen van een verklaring en dus ook niet uit hoofde van artikel 477a Rv aansprakelijk voor het bedrag waarvoor beslag is gelegd.
4.3. Vaststaat dat op 3 oktober 2007 de schuldsaneringsregeling van de WSNP van toepassing is verklaard op [x] en dat daardoor op dat moment het executoriaal derdenbeslag dat door Fce Bank onder Hokam was gelegd, is komen te vervallen (artikel 301 lid 3 Faillissementswet Oud). Hiermee is vanaf dat moment eveneens de verplichting tot het doen van de verklaring door Hokam komen te vervallen, nog voordat Hokam in verzuim is geraakt.
4.4. Dat betekent dat de bedragen die Hokam in verband met het door Fce Bank gelegde derdenbeslag had moeten afdragen aan Fce Bank, sinds 3 oktober 2007 moeten worden afgedragen aan de bewindvoerder en Fce Bank zich tot de bewindvoerder zal moeten wenden teneinde betaling te verkrijgen.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat Hokam niet gehouden is tot betaling aan Fce Bank en dat de vorderingen aldus zullen worden afgewezen.
4.6. Fce Bank zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Hokam worden begroot op:
- vast recht 365,00
- salaris procureur 904,00 (2 punten × tarief EUR 452,00) EUR
Totaal EUR 1.269,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt Fce Bank in de proceskosten, aan de zijde van Hokam tot op heden begroot op EUR 1.269,00;
5.3. verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2008.