Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF4171

Datum uitspraak2008-09-09
Datum gepubliceerd2008-10-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK08/0145
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv De beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering vereist onder meer dat er sprake is van een strafbaar feit dat niet (verder) vervolgd wordt. Ten aanzien van beklaagde heeft evenwel vervolging plaatsgevonden, al heeft deze vervolging niet geleid tot de door klager gewenste veroordeling wegens mishandeling van klager. Het hof neemt daarbij in overweging dat, gelet op het bepaalde in de artikelen 12 en volgende van het Wetboek van Strafvordering, het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om gevallen waarbij de vervolging wel heeft plaatsgevonden, maar niet is gevolgd door het instellen van hoger beroep, onder de werkingssfeer van genoemde artikelen te brengen. In die mogelijkheid is immers in de genoemde wetsartikelen niet voorzien. Bovendien vertoont de onderhavige situatie gelijkenis met het bepaalde in artikel 12l van het Wetboek van Strafvordering, waarin bepaald is dat beklag niet toegestaan is wanneer de verdachte buiten vervolging is gesteld.


Uitspraak

K08/0145 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 9 september 2008 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: [klager], wonende te Roosendaal, hierna te noemen: klager, te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. R.A.A. Maat, advocaat te Middelburg (Zl), over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van: [beklaagde], wonende te Oud Gastel, hierna te noemen: beklaagde, wegens mishandeling. De feitelijke gang van zaken. Op 10 december 2007 heeft klager aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde. Op 13 maart 2008 is beklaagde reeds voor de politierechter in Breda verschenen en heeft vervolging derhalve plaatsgevonden, waarbij beklaagde voor het onderhavige feit is vrijgesproken. Hierop heeft klager bij schrijven van 4 april 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 7 april 2008, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 10 juni 2008 het hof geraden het beklag kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. De beoordeling. Naar aanleiding van de aangifte van klager van 10 december 2007 is beklaagde vervolgd wegens mishandeling. Deze vervolging heeft geresulteerd in een vonnis van de politierechter van 13 maart 2008, op welke datum beklaagde – ten aanzien van deze mishandeling – door de politierechter is vrijgesproken. Tegen dit vonnis is door het openbaar ministerie geen hoger beroep ingesteld. Zoals het hof het klaagschrift van klager begrijpt, ziet dit op de beslissing van de officier van justitie om tegen de vrijspraak door de politierechter geen hoger beroep in te stellen. Doel van het klaagschrift is kennelijk om via de procedure van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering voortzetting van de vervolging door het openbaar ministerie te laten bevelen. De beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering vereist onder meer dat er sprake is van een strafbaar feit dat niet (verder) vervolgd wordt. Ten aanzien van beklaagde heeft evenwel vervolging plaatsgevonden, al heeft deze vervolging niet geleid tot de door klager gewenste veroordeling wegens mishandeling van klager. Het hof neemt daarbij in overweging dat, gelet op het bepaalde in de artikelen 12 en volgende van het Wetboek van Strafvordering, het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om gevallen waarbij de vervolging wel heeft plaatsgevonden, maar niet is gevolgd door het instellen van hoger beroep, onder de werkingssfeer van genoemde artikelen te brengen. In die mogelijkheid is immers in de genoemde wetsartikelen niet voorzien. Bovendien vertoont de onderhavige situatie gelijkenis met het bepaalde in artikel 12l van het Wetboek van Strafvordering, waarin bepaald is dat beklag niet toegestaan is wanneer de verdachte buiten vervolging is gesteld. Naar het oordeel van het hof is dan ook geen sprake van een situatie van niet (verdere) vervolging in de zin van artikel 12 Wetboek van Strafvordering, zodat klager niet in zijn beklag kan worden ontvangen. Het beklag zal dan ook worden afgewezen. Gelet op het vorenstaande kan overeenkomstig het bepaalde bij artikel 12c van het Wetboek van Strafvordering worden afgezien van het horen van klager in raadkamer. De beslissing. Het hof verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn beklag en wijst op die grond het beklag af. Aldus gegeven door mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter, mr. G.A.M. Stevens en mr. C. de Bruijne, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. K.J.J. Jochems, als griffier. op 9 september 2008. Mr. C. de Bruijne is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.