Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF4083

Datum uitspraak2007-10-19
Datum gepubliceerd2008-10-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers212 HLAR 40/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Heffing deviezenprovisie.
1) Dat gronden niet in bezwaar zijn aangevoerd, betekent niet dat zij in beroep buiten beschouwing dienen te blijven. 2) In de memorie van toelichting bij de Landsverordening van 19 mei 2003 houdende wijziging van de Lar (AB 1993, no. 45) (invoering hoger beroep, AB 2003, no. 32), is op p. 2 vermeld dat toetsing van rechterlijke beslissingen door een andere rechterlijke instantie moet worden beschouwd als een onmisbare basis om tot verantwoorde en afgewogen oordelen te komen. Aldus heeft de verordeninggever kennelijk beoogd dat een inhoudelijke beoordeling van een zaak in beginsel steeds in twee rechterlijke instanties kan plaatsvinden. Nu het Gerecht niet aan een inhoudelijke beoordeling van het beroepschrift is toegekomen, acht het Hof het bepaalde in artikel 53, tweede lid, van de Lar van overeenkomstige toepassing en zal het het beroepschrift daarom naar het Gerecht terugverwijzen, opdat dit de behandeling van de zaak hervat in de stand waarin deze zich bevond. Het dient de zaak te behandelen en te beslissen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. Aangevallen uitspraak vernietigd.


Uitspraak

212 HLAR 40/07 Datum uitspraak: 19 oktober 2007 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op het hoger beroep van: de naamloze vennootschappen "Valero Refining Company-Aruba N.V." en "Valero Marketing & Supply-Aruba N.V.", beide gevestigd in Aruba, appellanten, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 2 juli 2007 in het geding tussen: appellanten en de Centrale Bank van Aruba. 1. Procesverloop Bij onderscheiden beschikkingen van 14 april 2006 heeft de Centrale Bank van Aruba (hierna: de Bank) appellanten deviezenprovisie wegens betalingen aan het buitenland gedurende het vierde kwartaal van 2003 en het jaar 2004 in rekening gebracht. Bij onderscheiden beschikkingen van 7 mei 2006 heeft de Bank appellanten deviezenprovisie wegens betalingen aan het buitenland gedurende 2005 in rekening gebracht. Bij onderscheiden beschikkingen van 12 en 20 februari 2007 heeft de Bank de daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 2 juli 2007, voor zover thans van belang, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij het Hof ingekomen op 13 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 12 september 2007 heeft de Bank van antwoord gediend. Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. H.S. Croes, advocaat, en de Bank, vertegenwoordigd door mr. J.P. Sjiem Fat, advocaat, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Appellanten klagen dat het Gerecht ten onrechte heeft overwogen dat de bij brieven van 26 maart, onderscheidenlijk 3 april 2007, ingebrachte beroepsgronden niet bij de beoordeling van de beschikkingen op bezwaar van 12, onderscheidenlijk 20 februari 2007, betrokken kunnen worden, omdat de desbetreffende gronden in bezwaar niet zijn aangevoerd. 2.1.1. De klacht slaagt. Dat gronden niet in bezwaar zijn aangevoerd, betekent niet dat zij in beroep buiten beschouwing dienen te blijven. Het Gerecht heeft de desbetreffende beroepsgronden ten onrechte niet bij de beoordeling van de bestreden beschikkingen betrokken. 2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. 2.2.1. Ingevolge artikel 53d, eerste lid, van de Lar, voor zover thans van belang, doet het Hof, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak hetgeen het Gerecht had behoren te doen. Ingevolge het tweede lid wordt, indien het Gerecht de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken en het Hof deze uitspraak vernietigt met een ontvankelijkheidsverklaring, het beroepschrift naar het Gerecht terugverwezen om te worden hervat in de stand waarin de behandeling zich bevond. In de memorie van toelichting bij de Landsverordening van 19 mei 2003 houdende wijziging van de Lar (AB 1993 no. 45) (invoering hoger beroep, AB 2003, no. 32), is op p. 2 vermeld dat toetsing van rechterlijke beslissingen door een andere rechterlijke instantie moet worden beschouwd als een onmisbare basis om tot verantwoorde en afgewogen oordelen te komen. Aldus heeft de verordeninggever kennelijk beoogd dat een inhoudelijke beoordeling van een zaak in beginsel steeds in twee rechterlijke instanties kan plaatsvinden. Nu het Gerecht niet aan een inhoudelijke beoordeling van het beroepschrift is toegekomen, acht het Hof voormelde bepaling van overeenkomstige toepassing en zal het het beroepschrift daarom naar het Gerecht terugverwijzen, opdat dit de behandeling van de zaak hervat in de stand waarin deze zich bevond. Het dient de zaak te behandelen en te beslissen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. 2.2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 2 juli 2007 in de zaken no.'s Lar 771 en 852 van 2007; III. wijst de zaak naar het Gerecht terug; IV. gelast dat het land Aruba aan appellanten het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijf en zeventig gulden) teruggeeft. Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier. Voorzitter griffier Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2007 Verzonden: