Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3994

Datum uitspraak2008-09-25
Datum gepubliceerd2008-10-02
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1840 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering kosten van Glucadol te vergoeden, aangezien dit niet als geneesmiddel is genoemd in Regeling farmaceutische hulp. Hardheidsclausule. Zelfzorgmiddel.


Uitspraak

07/1840 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 februari 2007, 06/2152 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het dagelijks bestuur van het Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland (hierna: dagelijks bestuur) Datum uitspraak: 25 september 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 14 augustus 2008. Partijen zijn niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende. 1.1. Bij besluit van 4 december 2005, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 10 april 2006, heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan appellant de kosten voor het gebruik van het middel Glucadol - een als medicijn geregistreerd middel tegen artrose van de knie - te vergoeden, omdat dit middel niet als geneesmiddel is genoemd in bijlage 1, onderdeel a en b, van de Regeling farmaceutische hulp 1996 (hierna: bijlage), en evenmin als dieetpreparaat of als homeopathisch middel valt onder Rubriek J van de bijlage behorend bij artikel 2 van de Verordening IZA/IZR 2000. Voorts heeft het dagelijks bestuur geen aanleiding gezien om het middel met toepassing van de zogenoemde hardheidsclausule voor vergoeding in aanmerking te brengen. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het standpunt van het dagelijks bestuur onderschreven dat appellant geen reglementaire aanspraak heeft op vergoeding van het middel. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het dagelijks bestuur in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie waarmee bij het vaststellen van de bijlage geen rekening is gehouden, zodat er terecht geen aanleiding is gezien om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. De rechtbank wijst er op dat het gaat om een zogeheten zelfzorg-middel dat zonder recept te verkrijgen is. Dat het middel volgens appellant leidt tot kostenbesparing acht de rechtbank onvoldoende voor het aannemen van een uitzonder-lijke situatie. Daarbij heeft de rechtbank mede van belang geacht dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die maandelijks de Regeling farmaceutische hulp kan aanpassen, geen aanleiding heeft gezien het middel in de bijlage op te nemen. 3. De Raad overweegt het volgende. 3.1. De Raad kan zich geheel verenigen met de aangevallen uitspraak en met de gronden waarop de rechtbank tot haar oordeel is gekomen. Dat het gebruik van het middel geschiedt op advies van de orthopedisch chirurg van appellant, dat het leidt tot verbetering van zijn gezondheidstoestand en daarmee tot besparing van kosten doordat hij minder vaak de orthopedisch chirurg hoeft te bezoeken, betreft stellingen die algemeen van aard zijn. Overwegingen van deze aard hebben de minister blijkbaar geen aanleiding gegeven het middel op te nemen in de bijlage. Ook de Raad is van oordeel dat die stellingen het dagelijks bestuur evenmin aanleiding hebben hoeven geven met toepassing van de hardheidsclausule tot vergoeding over te gaan. 4. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en H.G. Rottier en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 september 2008. (get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers. (get.) K. Moaddine. HD